Maatstaf. Jaargang 40
(1992)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
C.A. Tamse
| |
Karakter en ambtWilhelmina trad doorgaans op als gezagsdrager en manifesteerde zich als een dominante persoonlijkheid die het gelijk steeds aan haar kant wist. Zij was fier en zelfbewust, gaf de indruk weloverwogen en zonder wankelen door het leven te gaan als een felle voorvechtster en pleitbezorgster van het ‘vaderland’, groot in eenzijdigheid en stugheid. Een authentieke vrouw; geen aardige, lieve mevrouw. Haar moeder Emma had Wilhelmina in haar jeugd erop laten trainen de hoogheid van haar ambt te doen eerbiedigen in de formele standaard-situaties waarin zij anderen doorgaans ontmoette. De bezorgdheid van regentes Emma (1890-1898) voor de fragiliteit van het toenmalige koningschap inet zijn onvermijdelijk vrouwelijke accenten,Ga naar eind3 drukte zodoende haar stempel op een vijftigjarige regeringsperiode waarin het staatshoofd optrad als spelverdeler die zichzelf steeds in de sterkste positie plaatste. Of Wilhelmina's onzekerheid en verlegenheid in onvoorziene situaties mede de oorsprong van deze benadering vormden of dat de gewoonte te domineren haar tot een tweede natuur was geworden, doet hier niet ter zake; een en ander hing in ieder geval samen met haar taakopvatting. Zodoende communiceerde zij volgens de door haar gestelde regels. De koningin nam daarbij het initiatief; zij stelde de vragen, luisterde, gaf haar mening en trok haar conclusies. Discussie was er vaak niet bij, want de constitutionele regel ‘The King can do no | |
[pagina 10]
| |
wrong’ interpreteerde zij doorgaans als: de Koning heeft gelijk. Als er in deze rolverdeling iets mis ging was Wilhelmina evenals haar vader in sommige gevallen bereid mensen op hun nummer te zetten en te bruskeren. Het kon haar niet schelen wie het betrof: de befaamde dirigent Mengelberg, de Amsterdamse patriciër en oud-gouverneur-generaal De Graeff of de haar toegewijde adjudant de Jonge van Ellemeet: ‘Ik ben net als mijn vader soms wat ruw in de mond.’Ga naar eind4 Wilhelmina had ook haar vaders humeurigheid en opvliegend karakter geërfd, maar daarmee hield de vergelijking op. Want Wilhelmina's ministers spraken over haar altijd met groot respect; zij beschouwden het als een grote eer om juist van een zo veeleisend staatshoofd bijval voor hun beleid te mogen verwerven. In haar jeugd werd haar kortstondige scholing eenzijdig toegespitst op onderwerpen als politieke geschiedenis, het Nederlands en de vreemde talen. Haar begrip en inzicht werden toen niet volledig ontwikkeld en zij nam later niet de tijd zich verder intellectueel te ontplooien. Bovendien vond zij terecht ‘dat kennis belangrijk is, maar karakter nog belangrijker’.Ga naar eind5 Zodoende waren haar uitgesproken opvattingen meer op gezond verstand en overtuiging dan op intellectueel inzicht gebaseerd. Van dat alles merkte men weinig, omdat zij tijdens haar vijftigjarige regeringsperiode dagelijks met voorbeeldige ijver de feiten uit de staatsstukken in zich opnam. Haar toewijding was reeds voor de Tweede Wereldoorlog zo kenmerkend voor haar taakvervulling, dat ook tegenstanders van de monarchie haar erom respecteerden. Wilhelmina beschikte bovendien over een helder politiek inzicht; zij zag een aantal zaken heel scherp. Aan de juistheid van haar inzicht twijfelde zij meestal niet, wat men daar ook tegenin bracht. Dat was ook een kwestie van koninklijk eergevoel. Soms zag zij een bepaalde waarheid niet, al stond die recht voor haar. Dat bijvoorbeeld ruim een derde van haar volk rooms-katholiek was, heeft zij pas in de Tweede Wereldoorlog erkend.Ga naar eind6 Dat de band met Nederlands-Indië versterkt kon worden als haar dochter het rijksdeel tijdig met een bezoek vereerde heeft zij evenmin tijdig willen inzien.Ga naar eind7 De vorstin had geen aanleg voor theoretische bespiegeling of analytische reflectie. Toen zij haar verlangen naar bestrijding van de werkloosheid of naar geestelijke en morele herbewapening in het Interbellum en naar politieke vernieuwing na de bevrijding moest concretiseren, liet zij het bij geïnspireerde, maar losse suggesties, die even weinig werden nagevolgd als de oproepen tot oecumenische en missionaire actie op het eind van het leven. Zij was geen systeembouwster; uit de handen van een koningin komen bovendien geen uitgewerkte programma's voor een politiek platform.Ga naar eind8 Van het bovenstaande een nadere uitwerking. De vernieuwing van de Nederlandse politieke en sociale verhoudingen werd voor de Londense Wilhelmina een ideaal waaraan zij een tijd lang mensen en situaties toetste en waaraan zij na haar terugkeer trachtte vast te houden. Zij hoopte, dat uit de door strijd gelouterde, eendrachtige bevolking een initiatief zou voortkomen tot een grondwetswijziging waardoor zij persoonlijk de wederopbouw kon leiden met een koninklijk kabinet. Zij had zich, vanuit londen redenerend, vergist in de Nederlandse verhoudingen. De massale vernieuwing en de doorbraak gingen niet door. Eerlijkheidshalve moet hierbij worden aangetekend, dat ook andere Nederlanders ervan uitgingen, dat in het herboren Nederland de vooroorlogse politieke verdeeldheid plaats zou maken voor eenheidsdrang.Ga naar eind9 De vertrouwde staatkundige verhoudingen kwamen echter terug. Zij had zich trouwens ook vergist in de aard van de monarchie. Het koningschap heeft zich in de afgelopen eeuw tot taak gesteld regelend, stabiliserend en verzoenend op te treden in plaats van zelf de politieke lijnen uit te stippelen. Als bovenpartijdige ambtsdrager beschikte Wilhelmina bovendien niet over de noodzakelijke politie- | |
[pagina 11]
| |
ke organisatie om haar ideeën door te zetten.Ga naar eind10 Afgezien daarvan was het weinig reëel om in enkele jaren van bovenaf te willen veranderen wat in de loop van een eeuw gegroeid was. | |
Staatshoofd en ministersMet haar ministers had de vorstin een paradoxale relatie. Enerzijds waren zij haar raadslieden anderzijds wenste zij aan hen leiding te geven. Enerzijds mochten zij van haar bemoediging en steun verwachten, anderzijds beschouwde zij hen soms als rivalen met wie zij zich moest meten. Toen zij tijdens de korte periode-De Geer in Londen persoonlijk het roer van staat in handen had genomen, werd haar ballingschap ook daarom een hoogtepunt. Gerbrandy wist de positie van het kabinet op den duur weer te versterken, maar het nam niet weg, dat hij zich tegenover haar niet op de Kamers kon beroepen, zodat zij grote politieke manoeuvreerruimte hield.Ga naar eind11 Wilhelmina was te strijdlustig om harmonische gesprekken met haar ministers te voeren, om echt van gedachten te wisselen. Zij wenste háár denkbeelden te ontvouwen; werken ging haar daarom beter af dan samenwerken. Dat merkte minister van Binnenlandse Zaken Witteman (1947-48) toen de vorstin een verzetsman die niet op zijn voordracht stond wilde benoemen tot Commissaris van de Koningin. Briesend verliet Witteman de kamer waar het onderhoud plaats had. ‘Gaat dat hier zo!’ beet hij een toevallig aanwezige dignitaris toe. Ja, dat ging zo. Gelukkig hoefde zij het bij de vervulling van haar ambt niet te hebben van werkelijk contact in diepgaande gesprekken. Het ging meestal om op zichzelf staande conversaties - zoals tijdens kabinetsformaties. Uit Puchingers monumentale studie van de kabinetsformaties in de jaren 1918-1929 blijkt hoe vasthoudend en vindingrijk Wilhelmina binnen de grondwettelijke regels optrad als spelverdeler tijdens de talrijke crises.Ga naar eind12 De formaties leidden tot uitzonderlijk intensieve contacten waarbij zij ministers en andere adviseurs zorgvuldig raadpleegde en graag naar goede raad luisterde. Toch bleven het voor haar onaangenaam onoverzichtelijke situaties waarbij zij zich voelde ‘als een sik aan het touw’, zoals zij zich eens uitdrukte. Aan het eind van de jaren '30 had een weinig gunstige opinie over het politiek bedrijf bij haar postgevat. In mei 1940 liet zij zich daarom niet veel aan haar ministers gelegen liggen; zij was trouwens al eerder van De Geer vervreemd. In Londen stond zij zeer kritisch tegenover het kabinet; ook na reconstructies was het niet de ploeg waarmee zij wenste terug te keren. Op hun beurt namen de ministers afstand van Wilhelmina door geen notulen van hun vergaderingen beschikbaar te stellen.Ga naar eind13 Hoewel zij steeds pogingen heeft gedaan om in haar relaties met ministers menselijk te zijn, heeft zij velen gekwetst. Staatslieden als Kuyper, Colijn en Gerbrandy - om slechts deze anti-revolutionaire premiers te noemen - heeft zij ondanks intensieve samenwerking grote teleurstellingen bereid.Ga naar eind14 Zachtmoedigheid behoorde niet tot haar opvallendste eigenschappen, al meende zij het veel beter dan zij het soms zei. Hoewel zij haar voormalige premier Gerbrandy nooit meer heeft willen ontmoeten, wijdde zij aan hem in haar memoires woorden van dank die zij na zijn overlijden herhaalde.Ga naar eind15 Overigens konden de formele ambtelijke contacten stormachtig zijn. Van de irritatie die gesprekken met het staatshoofd teweegbrachten citeer ik het commentaar van minister van Buitenlandse Zaken (1933-1937) De Graeff: ‘De stemming onder mijn ambtgenooten ten opzichte van zulke conferenties is nu al van dien aard, dat een ieder zich van te voren voorbereidt op uitvallen van kwaad humeur.’ De Graeff had vooral bezwaar tegen ‘de toon die Hare Majesteit ook bij deze gelegenheid tegen mij aansloeg. Ik krijg daarvan werkelijk genoeg.’ Haar gesprekken met Gerbrandy produceerden soms zoveel geluid, dat een marechaussee ervoor moest zorgen dat buitenstaanders geen kennis konden nemen van het besprokene.Ga naar eind16 Bij een vergelijkbare | |
[pagina 12]
| |
uitbarsting van temperament uit haar latere leven luidde Wilhelmina's typerende commentaar: ‘Het was weer niet de Bergrede, helaas.’Ga naar eind17 Intussen stond Wilhelmina's humeurbarometer niet voortdurend op stormachtig. Uit allerlei getuigenissen blijkt, dat de vorstin soms ook hoogst innemend en voorkomend kon zijn. Zij kon strálen.Ga naar eind18 Geen gastvrouw was voorkomender dan zij. Met fijne distinctie presideerde zij maaltijden, tactvol stelde zij haar gasten op hun gemak. In iedere denkbare wens van een gast was voorzien plus de extra attentie die zij had bedacht. Het constitutionele koningschap staat en valt met de wederkerige loyaliteit van staatshoofd en ministers. Van haar ministers verlangde Wilhelmina volkomen loyaliteit; zij gaven haar die. Zij achtte het vanzelfsprekend dat ministers zich zo goed mogelijk kweten van hun taken. Verder meende zij dat de eerbied en de trouw die zij genoot in feite het vaderland golden; dat was een reden om niet persoonlijk dankbaar te hoeven zijn, al gaf zij De Savornin Lohman, Idenburg, Colijn en Van Starkenborch blijken van grote waardering. Bij afscheidsaudiënties toonde zij ook andere ministers erkentelijkheid. Toch was zij niet iemand voor complimenten.Ga naar eind19 Wel van het tegendeel. Over de houding van haar ministers in de grote economische crisis van het Interbellum deed zij in haar memoires deze vernietigende zin opnemen: ‘Het ontbrak hen, die tot snelle, zakelijke oplossingen moesten geraken, aan imaginatie en durf, aan doortastendheid en voortvarendheid en aan de werkelijke wil om een oplossing te vinden.’Ga naar eind20 Zo distantieerde zij zich van een beleid waarvoor zij geen alternatief had kunnen formuleren en dat ook in haar naam was gevoerd. Het was een hard oordeel dat ministers die haar loyaal hadden gediend collectief trof. Ministers waren er volgens Wilhelmina om haar te dienen en om volgens haar inzichten het land te regeren. Wat het dienen betreft heeft L.J. Rogier opgemerkt dat zij de laatste monarch was die niet twijfelde aan haar goddelijk recht om gediend te worden.Ga naar eind21 Haar politieke leiderschap moest echter een onvervulde wens blijven, omdat de vorstin inhoudelijk eenvoudig geen leiding kon geven aan de zich snel uitbreidende gebieden van bestuur waarover haar opleiding haar geen bijzondere kennis had verschaft: financiën, economische en sociale zaken en onderwijs. Belangrijke ontwikkelingen binnen staat en samenleving kon zij onderkennen en aan de hand van de stukken volgen, maar niet leiden. Afgezien daarvan werd het departementale beleid zo specialistisch dat ook een minister het alleen met behulp van zijn staf kon uitstippelen - al betekende dit nog niet dat hij de leiding uitoefende. Overeenkomstig de Europese vorstentraditie beschikte Wilhelmina over vakkennis van en belangstelling voor de buitenlandse politiek en de landsverdediging.Ga naar eind22 Dat waren op zichzelf belangrijke, maar toch beperkte terreinen van kennis. Tijdens de vele kabinetscrises en kabinetsformaties van haar vijftigjarige regering bleek echter haar waarde als generalist. Zij toonde dan vaak helder politiek inzicht en een bijzondere vindingrijkheid voor het overwinnen van impasses. Puchinger heeft haar daarom vergeleken met een ouderwetse directrice van een ziekenhuis. De ministers waren de specialisten die op hun gebied grote deskundigheid en ervaring bezaten waarmee de koningin zich niet kon meten. Maar toch wist zij, evenals zo'n ouderwetse directrice, zich uitstekend te handhaven, want ook zij had haar ervaring en deskundigheid. En bovendien verdeelde de directrice de bedden, zoals Wilhelmina tijdens kabinetsformaties haar woord meesprak bij de toewijzing van de portefeuilles.Ga naar eind23 Heeft de koninklijke directrice in Londen gepoogd haar zeggenschap drastisch uit te breiden? Volgens De Jong werd alleen dank zij Gerbrandy voorkomen, dat er daar een koninklijk kabinet ontstond. In ieder geval is duidelijk, dat Wilhelmina's streven naar vernieuwing hand in hand ging met haar wens | |
[pagina 13]
| |
te komen tot een door grondwetsherziening gesanctioneerde versterking van haar politieke positie. Toen zij merkte dat haar ideaal niet verwerkelijkt kon worden, berustte zij in de oude constitutie;Ga naar eind24 evenals na de Eerste Wereldoorlog trok zij zich ook na de Tweede weer terug uit haar vooruitgeschoven oorlogspositie op strikt constitutioneel standpunt. Zoals gezegd was de uitbreiding van de koninklijke macht in vredestijd een onpraktische wens vanwege de gecompliceerdheid van de verzorgingsstaat. Ook op dit punt heeft Wilhelmina zich vergist. Zodoende heeft zij het tegendeel van een politiek versterkt koningschap nagelaten. Wat zij in 1948 overdroeg aan haar dochter was de koninklijke waardigheid, zoals zij reeds sinds honderd jaar beperkt werd door de ministeriële verantwoordelijkheid en door een steeds groeiend aantal ongeschreven regels en gebruiken. | |
Gevreesd maar vereerdWilhelmina voelde zich eenzaam, maar voelde zich niet geïsoleerd als zij dagenlang geen ander menselijk contact had dan de communicatie met haar hofpersoneel. Emma had haar dochter ingeprent dat een koningin slechts enkele mensen geheel kon vertrouwen. Het kwam erop neer, dat zij in haar leven alleen met haar moeder, dochter, echtgenoot en tante (Sophie van Saksen-Weimar) op vertrouwelijke voet stond. Maar ook voor hen was zij geen vrouw van confidenties - laat staan voor mensen buiten die zeer kleine kring. Confidenties of ontvangen hulpbetoon zouden haar kwetsbaar kunnen maken en haar positie ondergraven. De waardigheid van haar ambt vereiste isolement en distantie ook jegens vertrouwde relaties, of sympathieën, meende zij. Zij bleef op een afstand; zelfs haar hofdames werden nooit haar vriendinnen.Ga naar eind25 De mens Wilhelmina gaf de kroondraagster Wilhelmina in eenzelvigheid weinig toe. Nog afgezien daarvan was de omgang met haar nooit eenvoudig. Zij leed aan stemmingen, kon in een uitstekend, maar ook in een afschuwelijk humeur zijn. Van dat laatste werd zij snel verlost als iemand op haar golflengte zat en een ontwapenende opmerking produceerde. Soms kwam haar ontstemming voort uit teleurstelling over het falen van haar aanvankelijke sympathieën. Veel van haar kritiek trof overigens haar (hardnekkig gecultiveerde) antipathieën.Ga naar eind26 Omdat zij zelden tegenspraak hoorde gedroeg zij zich alr. een misantroop die bij ieder ander naar tekortkomingen, slapheid en halfheid mocht speuren. Het werd haar tot een tweede natuur mensen op de proef te stellen om hun ‘ware aard’ te leren kennen. ‘Iedereen was de eerste malen wel op examen bij haar,’ - aldus Booy. De beperktheden van degenen die haar omringden of bezochten vielen haar meteen op. Geen detail in hun dienstbetoon, optreden ten paleize, kleding, of sieraden, ja geen ongelukje ontging haar.Ga naar eind27 Als regentes had Emma haar dochter ingeprent steeds ervoor te waken dat ministers noch hofhouding haar ooit de loef af konden steken of haar als te verwaarlozen grootheid konden behandelen. Daarbij verwees Emma naar de problemen die zij als regentes het hoofd had moeten bieden. Het waren levenslessen met belangrijke gevolgen. Want Emma wekte zo systematische argwaan op bij haar dochter. Haar hele leven vreesde Wilhelmina door haar ministers en hofhouding onvolledig geïnformeerd of zelfs misleid te worden. Scherp luisterde en ondervroeg zij haar gesprekspartners. Werd haar iets verzwegen? Onthield men haar geen belangrijke brieven? Werd haar de zaak niet te mooi voorgesteld? Met haar neiging tot zwart-wit denken dikte zij ongunstige informatie nog eens extra aan. Deze argwaan ontwikkelde haar kritische zin, maar beroofde tegelijkertijd haar relaties met anderen van menselijke warmte.Ga naar eind28 Wilhelmina was zozeer op haar hoede, dat zij vrijwel iedere aantekening die zij een minister ter beschikking stelde zo snel mogelijk terug wenste te ontvangen. Brieven van andere staatshoofden en van familieleden liet zij vaak vernietigen. Evenals Victoria van Engeland en Leopold ii van België liet ook zij | |
[pagina 14]
| |
regelmatig brieven en aantekeningen van haarzelf verbranden. Deze averechts werkende vorm van discretie zal historici nog grote problemen opleveren als er bij de reconstructie van haar leven meer moet worden verteld dan wat iedereen al lang weet.Ga naar eind29 Mede daarom ontbreekt een betrouwbare, professionele biografie gebaseerd op het noodzakelijke bronnenonderzoek. Op het eerste gezicht is dat paradoxaal, want voor Wilhelmina vormde het verleden van haar Huis en volk een actualiteit waar zij inspirerende voorbeelden van geestesgrootheid vond. Het is bekend, dat Wilhelmina besefte geschiedenis te maken en tot de geschiedenis te zullen horen.Ga naar eind30 Met historisch-wetenschappelijke belangstelling voor haar regering zou zij evenwel niet ingenomen zijn geweest. Haar pragmatisch maar levensecht gebruik van het verleden als inspiratiebron was heel iets anders dan de gedistantieerde analyse van de vakgeleerde. Ook moet zij begrepen hebben, dat de magie die de kroon op sommigen uitoefende en de mythische glans van de Oranjenaam zich slecht verdroegen met wetenschap.Ga naar eind31 Daarom dienden historische studies niet te dicht bij haar eigen tijd te komen. Afgezien van haar contacten met De JongGa naar eind32 heeft zij professionele geschiedschrijving over haar Huis eerder ontmoedigd voor zover het de periode na koning Willem ii betrof. Het was voldoende als historici de stadhouders en koning Willem i prezen en politici hun erkentelijkheid jegens Wilhelmina deden blijken. De vorstin die zo uitdrukkelijk het centrum van de staatkunde vormde, leeft mede daarom niet voort in een betrouwbare, wetenschappelijk verantwoorde biografie. Ook jegens haar hofhouding en huispersoneel huldigde Wilhelmina de stelling, dat zij streng moest zijn, om te vermijden dat er een loopje met haar werd genomen. Daarom waren niet alleen haar dagen, maar ook die van haar hofpersoneel onderworpen aan een militaire stiptheid. Zij wenste gediend te worden door trouwe, punctuele, zwijgzame mensen die wisten van gehoorzamen. Tegenspraak van dienaren uit deze kring was in haar ogen doorgaans wangedrag; verzwijging van de waarheid stond gelijk aan doodzonde en was even onvergeeflijk als wanneer een minister zijn beleid jegens de Kamers verhult. Op het einde van haar leven klaagde Wilhelmina over de kooi van de hofhouding die haar tot 1940 geïsoleerd had van haar volk. Het probleem was evenwel, dat deze mensen haar gediend hadden volgens haar wensen, steeds in afwachting van haar ‘bevelen’. Juist voor deze categorie dienaren kon zij naderhand merkwaardigerwijze weinig waardering opbrengen. Dat was geen pure ondankbaarheid. Want zij kwam tijdens de Tweede Wereldoorlog tot het besef, dat een koningin speciaal op de belangen van de ‘eenvoudige mensen’ moest letten. Leidende kringen verweet zij hun sociale isolement; deskundigen nam zij het gebruik van hun onbegrijpelijke jargon kwalijk.Ga naar eind33 Over haar huispersoneel had de vorstin weinig illusies. Om er zeker van te zijn dat er volgens haar wensen werd gewerkt hield zij af en toe onverwachts inspectie. Toen op Het Loo dingen spoorloos waren verdwenen voegde zij de conciërge toe: ‘Weet je wat jij doet als er weer iets weg is? Je vertelt mij eenvoudig dat de moffen het gestolen hebben.’Ga naar eind34 Van een kamerdienaar merkte zij op: ‘Hij luistert aan mijn deur, hij leest mijn brieven, maar hij vertelt nooit iets verder.’ Op vertrouwen en zwijgzaamheid kwam het aan. De Oranjes werden in hun paleizen gediend door generaties aristocratische hovelingen en huispersoneel van eenvoudiger afkomst. Voor de symboolfunctie van de kroon was hun discretie een wezenlijke voorwaarde. Mede dank zij hen was het mogelijk de koninklijke familie te stileren tot een voorbeeld voor de natie. Zo is het Wilhelmina-imago dat ons bereikt niet alleen het resultaat van haar karaktervorming onder invloed van Emma's levenslessen en van de eisen van haar ambt, maar ook van de stilering die de ministers door het geheim van het Noordeinde en de hofhouding en het huispersoneel met hun discretie in stand hielden. | |
[pagina 15]
| |
Loyaal en royaalHet viel Wilhelmina gemakkelijker zorgzaam en erkentelijk te zijn voor haar huispersoneel en pachters dan voor sommige leden van de koninklijke hofhouding. Voor een kamerdienaar, een chauffeur, een voormalige min of een bejaarde tuinman kon zij hoogst attent, royaal, behulpzaam en zelfs gemoedelijk zijn - als een adellijke dame met hart voor de mensen op haar landgoederen. Jegens haar vaste huispersoneel was zij royaal; met hen voelde zij zich zeer verbonden - te meer omdat zij haar te vaak in négligé hadden gezien om nog ontslagen te kunnen worden. Maar ook de nabestaanden van marechaussees die in Londen waren omgekomen vergat zij niet.Ga naar eind35 In enkele Wilhelmina-monumenten wordt gepoogd de onverzettelijkheid van de oorlogsvorstin in forse proporties gestalte te geven. Hoewel haar gelaat daarbij niet tot zijn recht komt wordt zo in ieder geval haar soberheid in beeld gebracht. Wilhelmina was evenals De Gaulle vrij van persoonlijke ijdelheid die zich manifesteert in uiterlijk vertoon. De Gaulle hulde zich in het vrijwel onversierde uniform van tweesterren-generaal; hij woonde in een oubollig landhuis en bepaalde dat op zijn begrafenis geen staatshoofden aanwezig mochten zijn. Wilhelmina maakte bij gelegenheid weliswaar gebruik van de bij haar ambt passende ornamentiek; zij diende af en toe ‘luister’ tentoon te spreiden. Maar de paleizen Noordeinde, Huis ten Bosch en Het Loo waren bescheiden gebouwen wier zeventiende-eeuwse karakter schuilging achter negentiende-eeuwse ‘verfraaiingen’. Haar begrafenis was in feite een evangelische privégetuigenis. Hoewel zij haar volk steeds een kaarsrecht postuur toonde en gracieus groette, sprak reeds in de jaren dertig uit haar kleding en levensstijl een zekere minachting voor modieus vertoon. Zij was vaak opvallend underdressed. Dat was geen keus tussen zuinigheid en royaliteit; zij peinsde er eenvoudig niet over met kostbare glamour populariteit te zoeken. Grote royaliteit bracht Wilhelmina echter op voor de repatrianten uit Nederlands-Indië die vijf jaar op Het Loo mochten wonen. In 1956 bood zij gevluchte Hongaren in Apeldoorn onderdak aan. Zij wist wat ballingschap betekende. Ook slachtoffers van de watersnood van 1953 waren op Het Loo welkom. In een woning naast haar huis aan het Lange Voorhout woonden op haar kosten bejaarde Russische vluchtelingen. Gasten werden royaal onthaald; ‘bleekneusjes’ kregen op last van de vorstin dubbele biefstukken geserveerd. Kinderen bij haar te gast ontvingen natuurlijk fraai speelgoed. Repatrianten wilde zij per bus de bekende plekken laten bezoeken die iedere Nederlander moet kennen. En dan spreken wij nog niet over de vele giften die zij deed toekomen aan bejaardenoorden, kerkelijke gemeenten, universiteiten en opvangcentra. Wilhelmina leefde sober, maar was niet krenterig.Ga naar eind36 | |
Successen en vergissingenDe recensent van Lacoutures biografie van Charles de Gaulle poneert dat diens sterke kanten en successen diens vergissingen en mislukkingen verre overtroffen; dat De Gaulles voortreffelijke eigenschappen ruimschoots opwogen tegen zijn tekortkomingen. In 1962 poneerde Rogier hetzelfde inzake Wilhelmina.Ga naar eind37 Wat haar betreft kan zo'n afweging van plus- en minpunten op dit ogenblik echter nog niet volledig gefundeerd worden. In het voorgaande werd reeds duidelijk, dat bepaalde eigenschappen die haar als persoon minder aantrekkelijk en bij sommigen zelfs onmogelijk maakten, nuttig of in ieder geval verklaarbaar waren voor de draagster van de kroon. Van de manier waarop doordachte en minder gelukkige uitgangspunten bij de vorstin met elkaar verweven waren volgen nu enkele voorbeelden. Het stond voor Wilhelmina vast, dat het Nederlandse volk een lieveling van God was en unieke eigenschappen bezat. Aan de grootheid van Nederland viel niet te twijfelen: | |
[pagina 16]
| |
‘Ik heb altijd groot van Nederland gedacht en dat zal zo blijven. Ik denk niet aan oppervlakte en bevolkingsgetal als ik aan een volk denk, maar aan zijn roeping en zijn kunnen.’Ga naar eind38 In 1944 idealiseerde zij de bevolking van haar bezette land als ‘een heldenvolk’.Ga naar eind39 Op haar in de eerste plaats rustte de taak om dat eendrachtige, edelmoedige volk te beschermen tegen buitenlands gevaar. Het was alsof God en de geschiedenis op haar schouders de taak hadden gelegd om 's lands onafhankelijkheid tijdens twee wereldoorlogen te bewaren en te herstellen. Vandaar dat het minister Burger opviel hoe zij ‘zich op een onwaarschijnlijk intensieve wijze verantwoordelijk voelde’ en ‘zich met grenzeloze toewijding voor de belangen van haar land heeft ingezet’. Dat in Londen speciaal Wilhelmina's activisme en initiatieven de staat der Nederlanden deden voortbestaan acht ook Donner van groter belang dan de vraag of het daarbij geheel constitutioneel toeging.Ga naar eind40 Wat zou er gebeurd zijn als zij zich in Londen passief had opgesteld en De Geer alle gelegenheid geboden had om het land te compromitteren? Over welke goodwill bij de geallieerden had Nederland beschikt als zij zich niet had verzet tegen de verplaatsing van de regeringszetel van Londen naar Batavia? Haar onbegrensde inzet had ook zijn schaduwzijden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog meende zij dat de rechten van het neutrale Nederland op onaanvaardbare wijze werden aangetast, terwijl het kabinet het ene compromis na het andere met de oorlogvoerenden sloot. In 1918 had zij de geallieerden een ultimatum willen stellen toen dezen de Nederlandse handelsvloot in beslag namen. Ook had zij het Engelse ‘recht’ op visitatie in volle zee willen laten betwisten door een Nederlands marinekonvooi. Maar onbuigzaamheid in deze kwesties zou de Nederlandse positie verder hebben verslechterd. Pas toen de oorlog geëindigd was hielp zij haar nieuwe kabinet de goede betrekkingen met Engeland en de vs te herstellen.Ga naar eind41 Haar strakke standpunt zal mede ingegeven zijn door het patriottisme waarvan zij later getuigde: ‘Mijn liefde voor het vaderland was als een verterend vuur.’ Ook andere passages in haar memoires tonen, dat zij deel had aan het militante Nederlandse nationalisme van omstreeks 1900. Na de Eerste Wereldoorlog kwam het nationaal gevoel van de meeste Nederlanders in rustiger vaarwater.Ga naar eind42 Het lijkt mij echter niet vergezocht te veronderstellen, dat Wilhelmina's uitgangspunten en felle betrokkenheid bij de Tweede Wereldoorlog nog spraken van het weerbare nationalisme van een halve eeuw geleden - naast haar ideologische afkeer van Hitler waarvan zij in haar Londense radioredes nu ook openlijk kon getuigen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog beschouwde de koningin haar land in ieder geval als een middelgrote mogendheid met aanzienlijke overzeese bezittingen. Het was veel belangrijker dan Zwitserland of Noorwegen. Dat liet zij Van Kleffens weten toen hij volgens haar blijk gaf van de ‘geest v. een kleine mogendheid... Foei!’ Onafhankelijk van haar koesterden trouwens ook verschillende Nederlandse politici de idee dat hun land een middelgrote mogendheid was gezien zijn koloniale imperium.Ga naar eind43 Hoe dit zij, Wilhelmina's befaamde rede over de toekomstige relatie tussen moederland en kolonie vertoonde juist op haar verlangen terughoudendheid ten aanzien van dekolonisatie.Ga naar eind44 Ook hier had zij realiteit noch toekomst goed gepeild; ondanks haar doorgaans scherpe blik op de internationale politiek bevestigde zij hier de traditionele gedachten over Nederlands kwetsbaarheid die neerkwamen op ‘Indië verloren, rampspoed geboren’. | |
Als ziende de onzienlijkeWilhelmina's opvattingen over haar unieke taak en verantwoordelijkheden kwamen in het voorgaande reeds enkele malen ter sprake. Was het Nederlandse volk Gods oogappel, de koning was de gezalfde des Heren; zijn troon verwees naar koning Davids troon. De meeste van haar kerkgenoten dachten trou- | |
[pagina 17]
| |
wens zo. Men kan zich dan ook niet beperken tot de constatering, dat de vorstin dank zij haar politieke inzicht en karaktersterkte steeds een vast middelpunt van staatkundig beraad vormde. Natuurlijk was zij een centrum van vertrouwelijk overleg, waar weliswaar niet altijd de beslissingen vielen, maar waar wel decisies werden getoetst en nieuwe beslissingen konden worden gestimuleerd. Want zij was bovendien een gepassioneerde vrouw met enkele eenvoudige waarheden als drijfveer. Strak hield zij vast aan die standpunten. De schaduwkanten van haar karakter werden hierboven reeds aangeduid; zij bleken in hun voordeel om te slaan toen haar Tienjarige Oorlog uitbrak. Vanaf 1935 was het voor haar namelijk al oorlog. Oorlog tegen Hitler die zij (evenals Gerbrandy) beschouwde als het gepersonifieerde kwaad. Vol overtuiging hield zij vast aan dit eschatologische beeld. Geprikkeld merkte zij op, dat regering en parlement haars inziens te weinig fondsen beschikbaar stelden voor de landsverdediging. Zij werd er moedeloos van en speelde met de gedachte van abdicatie. Maar haar religieuze wereldbeeld, haar patriottisme en haar geloof in de toekomst van haar Huis hielden haar op de been en maakten haar tot een bezielende figuur toen ook Nederland in oorlog raakte. Haar grote kracht lag in de eenvoudige antwoorden die zij gaf op ingewikkelde kwesties. Het stond voor Wilhelmina vast dat God zijn lievelingsvolk nooit uit haar hand zou laten vallen. Dat geloof inspireerde haar - al het andere deed er niet toe. Zo gaf het staatshoofd van een klein Europees land op het juiste ogenblik blijken van karaktergrootheid en helder politiek inzicht die niet onopgemerkt bleven. Het leverde Nederland veel goodwill op bij de geallieerden. Tegelijkertijd veranderde haar eigen historische statuur en schoot het koningschap van de Oranjes dieper wortel dan ooit tevoren. Anders dan bij De Gaulle straalde haar prestige ook af op haar ambt en familie. Na 1945 waren de Oranjes van links tot rechts aanvaard als het symbool van nationale identiteit. Om het met een broodnuchtere socialistische minister te zeggen: ‘Er wordt nu nog wel getheoretiseerd over het koningschap, maar de politieke gemoederen brengt het niet meer in beweging.’Ga naar eind45 Toen Wilhelmina's bewind bijna ten einde was vond het een onverwacht hoogtepunt; tegelijkertijd bracht die laatste fase haar persoonlijk ook de bittere ontgoocheling van de mislukte doorbraak. Wilhelmina's blik op heden en toekomst ging verder dan de strijd tegen de vijand. Zij was tot het inzicht gekomen dat er op beslissende ogenblikken in de geschiedenis figuren opstaan die met hun verlossende woorden en daden ‘het lot der volken in nieuwe banen sturen’. Zo'n baanbreker was Willem van Oranje geweest.Ga naar eind46 Kennelijk meende Wilhelmina op haar beurt voorbestemd te zijn haar volk uit het diensthuis van de Duitse tirannie in het beloofde land van vrijheid en vernieuwing te leiden. Zij meende immers ook te weten hoe de naaste toekomst eruit moest zien. Toen haar visioen van een geheel vernieuwd Nederland onder haar leiding niet in vervulling ging was dat een deceptie. Zij mocht geen figuur als Willem de Zwijger zijn. Dat zal een nog hardere slag zijn geweest dan het verlies van Nederlands-Indië of de uitgebleven versterking van de kroon. | |
Mythe werd werkelijkheidWilhelmina bouwde in haar vijftigjarige regeringsperiode een immense staatkundige ervaring op, verschafte zichzelf in Londen veel politieke manoeuvreerruimte en vormde inderdaad het scharnier waarop de constitutionele monarchie draaide. Maar als persoonzat zij gevangen in een ‘kooi’ van veronderstellingen en hebbelijkheden waar het nog moeilijker was uit los te komen dan uit de kooi waarmee de hofhouding haar afschermde en waarover zij op het eind van haar leven zich zo beklaagde. Niettemin vormde juist de kooi waaruit zij nooit zou weten te ontsnappen haar vertrekpunt voor historische grootheid. Juist haar godsdienstige en dynastieke voorstellingswereld | |
[pagina 18]
| |
en haar onwrikbare standpunten stelden haar in staat om adequaat te reageren op de uitdaging van het nazisme. Colijn en De Geer reageerden genuanceerder - tot nadeel van hun historische reputatie. Wilhelmina wist de ramp van 1940 in haar tegendeel te laten omslaan. Zo werd de oorlog een hoogtepunt waarop zij haar gehele leven gewacht scheen te hebben. Najaren van generale repetitie brak het heldendrama aan. Daar verscheen Willem van Oranje in de gedaante van Wilhelmina op het toneel van de vaderlandse geschiedenis. Uit angst om kou te vatten en haar werk niet te kunnen verrichten had zij zich gehuld in een zware bontmantel. Zij had net een twistgesprek met Gerbrandy achter de rug; zij was humeurig, eigengereid, overschatte haar eigen betekenis en legde de grondwet volgens betrokkenen veel te ruim uit. Maar toen land en volk in hun bestaan werden bedreigd, toen het erop aankwam, toonde zij karakter en gaf de moed nooit op. Vanuit Londen voorspelde zij met diepe overtuiging de overwinning van haar heldenvolk. Het maakte zo'n indruk, dat de Oranjemythe in die zware jaren een levende werkelijkheid werd. Zo ging zij zelf behoren tot die historische bron van haar inspiratie, het pantheon van grote Oranjevorsten zonder wie wij nu een andere natie zouden zijn. Elk toekomstig oordeel over Wilhelmina zal de erkenning van die grootheid inhouden. |
|