| |
| |
| |
Anton Ent
Gedichten
Situatie
Oogappel is dood. Strelen hielp niet meer.
Ze liet zich tweemaal van de spoorbaan halen
maar nam een koord. Ik heb haar stommelen gehoord.
Onbekend blijft wat haar heeft genekt.
Mijn streelmachine was die avond weer defekt.
Ze schreef: Als zelfs jij er niet meer bent
voor mij. Dus. Hang ik een beetje in die lus.
| |
De garagehouder vertelt
Zij regeerde, godlof, danste bij vorst
nog in haar jumpertje, witte tanden
in de schemering, schelle stem, lachend.
Elke morgen pret. De nevel hing zo
troostend boven de verdronken schapen.
Ze verloor haar tas. Zoeken zonder rapen.
Dit had niet mogen gebeuren, maar je weet
nooit waar het goed voor was.
Dat zij. Dat juist zij te water raakt,
toeval geen schijn van kans meer maakt.
| |
| |
| |
Gedachtenis
Wat doen we vandaag? Componeer ik voor haar
een gedicht over haar Donald Duckgezicht?
Met Als zelfs jij breekt ze ons zwijgen stuk:
op deze feestdag hoor ik je graag beneden.
Onze trap telt dertien treden. Het is mijn plicht
haar deze als verjaarscadeau te geven. Heden
zal ik mij met haar in het paradijs vertreden.
Als jij een kopje zet, zal ik voor Nijhoff spelen.
Ik zet koffie en zij zingt. Ik snijd de taart
en denk: Jacques schreef verzen in zijn hoofd.
Vandaag niet schrijven, ik heb het haar beloofd.
De geur kan ik niet luchten en de taart niet zien.
De vleugel blijft nog hopen op misschien. Zingt
ze werkelijk en krijg ik weer een kans?
Zij zat altijd beneden chocola te vreten
als ik de dans ontsprong naar mijn esteten.
| |
De stille ziekte
Ik houd mijn spreekbeurt over reuma
omdat ik deze ziekte heb. Niet dat ik zielig
ben of aandacht vraag: ik wil dat jullie voelen
waarom ik ben en doe zoals ik doe en ben.
Juveniele arthritis, kijk hier staat het,
betekent jeugdige gewrichtsontsteking.
Met zwart heb ik getekend wat gezond,
met witte stipjes wat ontstoken is.
Mijn vingers trokken krom. Zo. De huisarts
zond mij naar de therapeut: die bond
er warme doekjes om. De kinderdokter
van het ziekenhuis vond dat heel dom.
| |
| |
Alles was gezwollen, ik moest één uur
vroeger opstaan om me los te maken.
Medicijnen hielpen niet, maar na een kuur
met spalkjes kon ik mijn pols aanraken.
Sport kan ik wel vergeten, misschien kan
ik door goudinjekties weer met gym meedoen.
Ik hoop dat jullie nu meer over reuma weten.
Ziekte van Still, zo wordt zij ook genoemd.
| |
Haar lach
Toen iemand lachte, sprong jij jong en zwart
op het scherm, onmiddellijk, met open mond
en scherpe tandjes die mij liefjes beten.
Hoe jij lachte was ik jarenlang vergeten
maar nooit hoe je zwijgend, het onbeschermde
hoofd gebogen, dicht tegen me aan stond.
Vertrokken omdat ik niet beschermen kon?
Omdat ik bang was dat jij niet volgen kon?
of omdat jij steeg en ik niet stijgen kon?
Er was een rivier die wij bevoeren. Ook
toen al zei je: we varen onder de rook
van de stad terwijl in velden en wegen
geen dorp was te zien. De nuchterheid
ontnuchterde: jij had altijd haast
en scheidde ongemaskerd en gemaskerd eten.
Wie liep rood weg van de maaltijd?
Soms lachte jij me uit met een schelle lach,
terwijl je keek alsof ik op mijn knieën lag.
Ik sloeg je eenmaal flink, in het Deelerwoud,
je vroeg: “Weet je dat ik niet van herten houd?”.
| |
| |
| |
Rijm
Wat moet ik met jou in deze supermarkt?
Een kind doet de was en neemt de routine-
weg zonder aandacht voor prijs en kwaliteit.
Onbekend blijft hoe jij mijn driften versterkt
als je rok onder de jas met pellerine
langs je benen schuurt: lieve vergankelijkheid.
Onvoorstelbaar hoe jij je tot in bed opwerkt,
je opricht en als een goddelijke concubine
mij verzoent met de gescheurde eeuwigheid.
Gevangen in verdriet kan ik je zien, beperkt
tot lippen, tanden, kin, krul in een vitrine.
De ogen dood in vreselijke afwezigheid.
| |
Voor de beeldhouwer
Uiteengevallen rozen kennen we nu wel!
Een hek tussen mensen: een cliché voor
hakkers en lassers die zelf gesple-
ten van verbeelding zijn. Hemel. Hel.
Het bestaan krimpt dagelijks. Hoe menselijk
is de angst voor de dood. Terwijl de rest
er vrolijk op los leeft, lig jij vrolijk,
nou ja vrolijk, nou ja jij, nou ja rust.
Pezen met de dood op de hielen. Buiten adem
muren metselen, treiterend rozeblaadjes
verwijderen zodat het gele hart pronkt.
Kom je met strelen verder? Onder je vingers
blijft het donker en achter de woorden leeg.
Je blijft ademen terwijl het hart bonkt, bonkt.
|
|