Maatstaf. Jaargang 40(1992)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Peter Ghyssaert Gedichten Het geparfumeerde salon Ondersteboven hangt de kabeljauw; zijn heimwee naar de zee, de geuren van zijn oude schubben wiegen hoog boven de kachel heen en weer. Ondersteboven hangt de kabeljauw; ondersteboven aan een touw zoekt hij met lauwe ogen naar de zee. Zijn visser heeft hem zout beloofd, zijn koper heeft hem kou beloofd; ondersteboven hangt de kabeljauw, ondersteboven aan een touw. [pagina 28] [p. 28] De koude herberg In de koude herberg staat het stof tot aan de lippen van de dode waard; het vuur dat brandde in de open haard is uitgegaan met een schijnheilig plof- geluid. Wie levend lijkt doet maar alsof maar is de moeite van zijn pose waard; het waaien heeft de hoogste nood verklaard en slaat in pot en pan met fijn en grof. Nog altijd glanst een welkom in de ramen en de luiken maken het geruis van huurlingen die hurken en beramen, schurend met hun wapens rond het huis. De wind roept in een dode mond hun namen; schaduw voegt zich weer bij zijn gespuis. De kristalfabriek Spookachtig blauw kristal werd er gemaakt; het was er altijd warm; er waren kleine, trieste ruiten waar het licht in stond als het imago van een vaas. Er werkten ongezonde mannen: tekenaars van dode bloemen, vissen en poreuze bladeren; de grond werd in een stil, wit vuur omhooggetrokken waar de kristalfabriek stond. Er was een kamer waar mislukte vazen stukgeslagen werden; een geluid als van neerstortend grind waaide uren door nabijgelegen bossen en ging verloren in de koude, troostrijke gewassen. Vorige Volgende