Maatstaf. Jaargang 40
(1992)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
Ed Schilders
| |
[pagina 74]
| |
Hij wil niet. Ze stelt hem hoog genot en lage zonden voor. Hij denkt aan zijn bruid. Het meisje maakt het nog aantrekkelijker. Nog steeds wil hij niet. Ze wil het zelfs gratis doen, maar het blijft nee. Dan stelt ze hem het allerhoogste voor, haar beroepsgeheim: ‘De diligence naar Lyon.’ Hij weigert en vertrekt naar Parijs. De diligence naar Lyon? Hoe langer hij erover denkt, hoe groter zijn onbehagen wordt. Wat hem ontgaan is, is de paring van twee gedachten: het allerhoogste seksuele genot, en de invulling daarvan, het verschil tussen theorie en praktijk. Hij spoedt zich terug naar de havenstad en probeert het meisje te vinden. Na lang zoeken, komt hij te weten dat ze vertrokken is naar een andere stad, op zoek naar nieuwe klanten en passagiers.
Henry Monnier; zelfportret, 1860.
Nu beginnen de lussen in het verhaal. De verteller kan zijn lezers of toehoorders zo lang in spanning houden als hij goed kan vertellen. Calais, Brugge, Gent, overal is het meisje onlangs vertrokken, overal worden haar voetsporen gevolgd door de geobsedeerde man. Hij moet en zal weten hoe je de diligence naar Lyon doet, hoe je het hoogste seksuele genot bereikt. Uiteindelijk wordt zijn volharding beloond. Hij vindt het meisje terug. Helaas: ze is gekluisterd aan haar ziekbed. Geen wonder dus, dat ze weinig lust gevoelt om hem uit te leggen hoe je de diligence doet. Laat staan een en ander samen te beoefenen. Ten slotte weet hij haar te overreden. Samen zullen ze in het ziekbed de diligence doen. De jongeman bestijgt het bed en het meisje blaast de laatste adem uit, nog voor de diligence ook maar één meter gereden heeft.
Toehoorders of lezers zullen teleurgesteld zijn, zo niet verontwaardigd over deze afloop, maar die teleurstelling wordt ruimschoots gecompenseerd door de discussie die zal volgen. De diligence naar Lyon, hoe doe je die? Nou ja. Hij vertrok in Parijs vanuit het Hôtel de Sens, waar ooit ‘la reine, la folie Margot’ gehuisvest was. In 1814 deed hij er 68 uur over om in Lyon te komen, in 1829 47 uur, in 1840 nog maar 35 uur. Verder reikt de collectie dienstregelingen van het museum in Amboise niet. Als je dat indexeert, zou je kunnen zeggen dat de diligence in de tijd waarin het verhaal voor het eerst verteld werd 24 uur duurde. Was dat het? Een rit van 24 uur in het bed van een onverwoestbare dame? De prostitutionele folklore kent wel ernstiger overdrijvingen. Maar geloofwaardig is het niet. Is het niet eerder de techniek? Een ongedachte buiging der ledematen; een wonderlijke beweeglijkheid der erogene zones; een ritueel?
‘Shaggy-dog stories’ noemen folkloristen zulke verhalen. Een man schakelt een detective in die tegen een hoge beloning een weg- | |
[pagina 75]
| |
gelopen hond moet opsporen. De eigenaar geeft een nauwkeurig signalement. De detective zoekt, speurt, en snuffelt. Van de ene stad reist hij naar de andere. Uiteindelijk - opnieuw is het aan de verteller hoe lang hij zijn publiek in spanning kan houden - vindt hij de hond. Hij reist terug naar de eigenaar. Als die de deur opent en de detective ziet met de hond aan de lijn, zegt hij: ‘Dat is mijn hond niet.’ En gooit de deur dicht.
De diligence naar Lyon is ook een Nederlands probleem geworden dank zij Ethel Portnoy. Zij nam het verhaal op in Broodje Aap onder de titel ‘De manchetstand’. De zoekende man is in die versie een Amerikaan in Parijs. Voor het overige zijn de elementen hetzelfde. Waarschijnlijk is hij dezelfde Amerikaan die in een andere shaggy-dog story de hoofdrol speelt (ook opgenomen in Broodje Aap). In Parijs ontmoet hij een hoer die hem een briefje geeft dat hij niet kan lezen. Iedereen aan wie hij vraagt de tekst te vertalen, wil niets meer met hem te maken hebben. Uiteindelijk vindt hij aan boord van het schip dat hem weer naar Amerika brengt, een man die bereid is de tekst te vertalen. Juist als hij met de vertaling wil beginnen, steekt de wind op en wordt het briefje overboord geblazen. Je zou kunnen zeggen, dat op dat briefje geschreven stond hoe je de diligence doet.
We zijn nu in Brussel. Daar wordt een curieus tijdschriftje geveild: Le Fantaisiste, uitgegeven door erotica-drukker Jules Gay vanuit San Remo, waar hij aangeland was toen hij voor de Franse zedenpolitie uit Parijs moest vluchten. Le Fantaisiste is uiterst zeldzaam. Voor het piepkleine maar fraai gebonden tijdschriftje zal ik driehonderd gulden moeten betalen om me de eigenaar te mogen noemen. Maar: je wilt iets weten of niet. In Le Fantaisiste van 1 augustus 1873 staat de oervorm, dat wil zeggen de eerste schriftelijk vastgelegde versie van de diligence naar Lyon.Ga naar eind1 De pasgetrouwde jongeman en zijn bruid komen in deze versie uit Parijs, en Rouen is de havenstad waar hij, op zakenreis, het eerste contact met de hoer heeft. Ze heet Cornélie. Ik geef slechts de details van haar poging tot verleiding. - Ik zal heel aardig zijn, ik kleed me helemaal bloot uit, zegt ze arglistig. - Ga heen, antwoordt de trouwe echtgenoot, die bij deze beelden onmiddellijk aan de charmes van zijn eigen wederhelft denkt. - Dan doen we ‘het Groot Spel’! - Dank je. - ‘Het Rozeblad’ dan! - Ook niet. - ‘De Amerikaanse Kurketrekker’? - Flauwekul... weet je niets beters? - Nou goed dan, vooruit, ik mag je wel, kom mee. Je hoeft niks te betalen en dan doen we de diligence naar Lyon.
Henry Monnier als Joseph Prudhomme; naar een foto.
| |
[pagina 76]
| |
Merken we nu vast het repertoire op: groot spel, rozeblad, en Amerikaanse kurketrekker. Het stelt niets voor: de diligence is het toppunt. Sindsdien zijn er oplossingen bedacht.
De tekst uit Le Fantaisiste is in feite een ingezonden brief. De correspondent herhaalt het verhaal zoals hij het heeft horen vertellen door de auteur wiens naam onveranderlijk verbonden is met de oorsprong van de diligence: Henry Monnier.Ga naar eind2 Monnier is uniek. Hij was, in de tweede helft van de vorige eeuw, de auteur van een oeuvre dat tweeledig is. Zijn schetsen uit het leven van de Fransman, en de Parijzenaar in het bijzonder, hebben de kwaliteit van de zeer precies geobserveerde kleinheid, niet ongelijk aan wat Carmiggelt honderd jaar later zou doen voor Amsterdam. Monnier was daarnaast ook een groot voorstander van de pikanterie. De eerstgenoemde kwaliteit mondde uit in wat de Fransen samenvatten als ‘de wederwaardigheden van monsieur Joseph Prudhomme’: de kleine burgerman met zijn Parijse confectiepakkie an, en in de binnenzakken een arsenaal aan vooroordelen, klein-
Een Franse diligence uit de tijd van Monnier; schaalmodel uit het Postmuseum van Amboise.
geestigheden, en burgermansidealen. In zijn tweede kwaliteit leverde Monnier een unieke bijdrage aan de Franse traditie van de erotische literatuur, vooral in de vorm van dialogen die ook als theaterstukken werden uitgevoerd in het marionettentheater van de rue de la Santé. Als ‘practical joker’ is Monnier onovertroffen en kreeg hij een groot lemma in de Dictionnaire des farces, attrapes et mystifications.Ga naar eind3 Daarnaast is hij behalve schrijver ook een begenadigd tekenaar geweest die zijn anekdotes, dialogen en verhalen zelf illustreerde. Hij heeft ooit een diligence getekend.
De eerste bijzondere wending die het verhaal over de diligence neemt, is het gegeven dat de hoer afstand doet van een beloning voor haar diensten. Prostitutie wordt traditioneel vereenzelvigd met het kopen en betalen van een lichaam en de bijbehorende functies, al dan niet gesimuleerd; zonder die transactie is in feite geen sprake van prostitutie in de moderne (niet-godsdienstige en niet-rituele) betekenis. In de folklore van moppen en anekdotes vinden we weinig hoeren die niet aan dit typische beroepsprofiel beantwoorden, al zijn er hoeren waarvan we op gezag van de verteller moeten aannemen dat de betaling ondergeschikt is aan de lust. Het verband tussen geld en lust is zeer streng: als een niet-hoer geld vraagt voor haar gunsten wordt zij onmiddellijk als hoer beschouwd. Het omgekeerde is echter niet waar. ‘Nou gord dan, vooruit, ik mag je wel, kom mee. Je hoeft niks te betalen en dan doen we de diligence naar Lyon.’ Zodra Monnier Cornélie afstand laat doen van haar geldelijke beloning, moeten we zijn verhaal in leite even streng duiden. Zouden we Cornélie zo bezien, dan verandert zij in feite van hoer in ‘gewone’ vrouw. Die gedachtensprong maakt de luisteraar/lezer niet, en hij zal daarvoor gestraft worden: nooit zal hij weten wat de diligence naar Lyon is. | |
[pagina 77]
| |
In de folklore hebben hoeren vaak een specialiteit. Bijzondere lichamelijke prestaties zijn in de pornografische literatuur (oraal of geschreven) de moeite van het verzamelen meer dan waard: de hoer is dan een seksuele wondervrouw. Stond Miss Pris in de achttiende eeuw al op haar hoofd en met de benen gespreid om de muntstukken te ontvangen, mocht Nellie al niet morsen toen ze met een vulva vol geld door de kamer waggelde in Walters My Secret Life, veel bijzonders is dit nog niet. Wat volgt is misschien een wonderbaarlijk repertoire van vleselijke werken, maar de lezer vergete daarbij niet dat hierbij uiteindelijk slechts sprake is van dat ene, kleine facet dat het enige bestaansrecht vormt van het hoerenlopen: het verlangen naar bevrediging. Wat volgt, is, ondanks de verbluffende staaltjes, slechts in het klein, wat de oprechte hoerganger in het groot voelt. Louis Paul Boon noemt in Eens, op een mooie avond, de erectie een ‘zuil uit de kathedraal van Reims’; in Irene van Aragon luidt het, wellicht enigszins pessimistisch maar daarom niet minder duidelijk: ‘Een kathedraal van Chartres bouwen.’ En de lezer vergete evenmin, dat onze diligence naar Lyon van dat alles het toppunt moet zijn.
Wat kan de optimale hoer? Laten we Monniers anekdote als beginpunt nemen. ‘Dan doen we het Groot Spel!’ Time management is uitgevonden door hoeren. Groot Spel betekende vanaf 1850 niets anders dan een klant wat meer tijd gunnen om het gerief te vinden. Bijvoorbeeld:
A qui dans mon bas, glisse une thune entière
C'est déjà l'grand jeu, je complique mes ébats;
J'laisse un peu plus d'temps pour se satisfaire
A qui glisse une thune entière dans mon bas.Ga naar eind5
‘Het Rozeblad dan!’ In hetzelfde lied kost het rozeblad ‘un Louis entier’; veel duurder dus. De uitleg luidt:
Je sucerai un homme de la tête au pied
Et je lui ferai dix fois feuille de rose,
Si rare est la chose, pour un Louis entier.
‘Van top tot teen’; Pierre Louÿs legt dezelfde volgorde aan in Trois filles de leur mère: ‘...elle va vous lécher le ventre, vous sucer les couilles, vous faire feuille de rose...’Ga naar eind6 Conclusie: het met de tong beroeren van de anus sphincter. ‘De Amerikaanse Kurketrekker?’ Waarschijnlijk is Monnier ook de uitvinder van deze benaming geweest. Oudere instanties heb ik niet gevonden. Alfred Delvau legt de handeling echter wel uit in zijn dictionaire als specialiteit van de ‘grisettes’: ‘Ze laten de man plaats nemen op een stoel, en zetten zijn kurk op. Vervolgens gaan ze er schrijlings op zitten terwijl ze zich aan de rugleuning van de stoel vasthouden en de genoemde kurk zo ver mogelijk laten intreden en vervolgens omhoogtrekken...’Ga naar eind7 Tot zover Monniers Cornélie. Al speurend naar de oplossing van ‘De diligence naar Lyon’ ben ik, noodgedwongen, lange tijd te werk gegaan volgens het principe
‘Nous aperçûmes, étendus sans connaissance...’ Uit: La diligence de Lyon, door Victor Lesclide. De slachtoffers van de diligence.
| |
[pagina 78]
| |
van de negatieve selectie. De diligence behelst bijvoorbeeld niet, om maar eens iets te noemen wat je eigen vrouw nooit zal toestaan, dat je je hoofd in de vagina duwt. Het voorbeeld lijkt wat extreem en verre van voor de hand liggend, maar ik mag eraan toevoegen dat het motief in de tweede helft van de negentiende eeuw enige faam genoot in de erotische folklore, dat Freud er een verklaring voor had (althans voor het verlangen ernaar), en dat het nog in een verhaal van Moravia een rol speelt. De diligence is ook niet: het slangemeisje dat haar hoofd tussen haar dijen doorsteekt om een heer te felleren, een stand die bedacht werd door Pierre Louÿs. Ook is het niet de buikspreekster die op verzoek van de man tijdens de daad zowel het stemgeluid van haar ware echtgenoot nabootst als het gebons op de deur: ‘Doe open, slet!’ roept de buik, en de man geniet; beschreven door Huysmans, nadat hij het verhaal gehoord had bij de gebroeders de Goncourt. Evenmin is de diligence de variant waarbij de vrouw zowel de nog niet geërigeerde penis als het scrotum in de mond neemt, want dat heette ‘faire boule de gomme’, kauwgomballen. ‘Noten kraken’ (faire casse-noisettes) valt af: het vermogen om de vaginale spier samen te trekken, een idee dat in de Victoriaanse pornografie populair werd onder invloed van de vertalingen van Oosterse handboeken. Het is duidelijk dat prostituées in de negentiende eeuw geacht werden alles te kunnen, en bovendien zeer goed. Met mijn negatieve selectie schoot ik natuurlijk niet veel op, maar ik las veel, en ik leerde nog meer.
Zo nu en dan dook de diligence echt op, als een spookkoets op de donkere routes van de zedengeschiedenis en de folklore. Voor we die verschijningen bespreken, moeten we vaststellen dat de techniek waarvan Monnier zich bediend heeft, minder zeldzaam is dan we zouden verwachten, ook als we de zogenaamde ‘shaggy-dog stories’ uitsluiten. Wat staat er, met bloed nog wel, geschreven op het stenen tablet in The Ring van Thomas Moore? Een naam die de duivel angst inboezemt, een woord dat de jonggehuwde Rupert zal bevrijden van de spookverschijning die hem iedere nacht komt opeisen als haar bruidegom. Maar welke naam of welk woord? Longfellow bediende zich van dezelfde techniek in Torquemada. Wat precies de misdaad is die de twee zusjes bedrijven, zal altijd een raadsel blijven. Iets heel ergs, natuurlijk, anders levert een vader zijn dochters niet uit aan de inquisitie. Iets ketters, dat is duidelijk, maar ook ketterij moest, met name voor de rechtbank van de inquisiteur, tot in de details gedefinieerd worden. Is ons in zulke gevallen slechts het vermoeden gegund van iets ongehoords? Ook, maar de techniek is verfijnder van aard: het ongrijpbare, het onzegbare wordt door deze techniek vertelbaar. Ik wil daar genoegen mee nemen bij Moore en Longfellow: misdaad en horror lenen zich heel aardig voor zulke technieken. Seks niet.
‘Fergie en Andrew na zes jaar uit elkaar,’ zegt een recente krantekop. Na een verslag van de echtscheidingsperikelen waardoor het Britse koningshuis getroffen wordt, eindigt het dagbladartikel met een diligence-variant: ‘De hertogin verdween uit het societyleven sinds de onthulling van deze (buitenechtelijke) vriendschap. Intieme foto's waren vergeten op hun ontmoetingsadres.’ Het is een tergende slotzin. Wat kon je dan op die foto's zien? De diligence naar Lyon? De opmerkingen zijn des te venijniger omdat nooit iemand die foto's gezien heeft; aristo-folklore wordt hier verheven tot erotosuggestie. Van die suggestie vond ik, meestal bij toeval, veel voorbeelden, echter alle te dateren na de diligence van Monnier. Hoe werkt de vrijgezellenmachine van Marcel Duchamp? Wat zit er in het doosje van de Aziaat in Bunuels Belle de jour? | |
[pagina 79]
| |
Geeft de beeldende kunst of de film nog aanleiding tot een glimlach (althans bij mij), de literatuur zaait niets dan twijfel, honger naar verklaringen. Nobelprijswinnaar Patrick White treitert ons met zijn heldin Hero, een Griekse die enige tijd een relatie heeft met de hoofdpersoon, Hurtle. De indruk van een ongebreidelde perversiteit wordt als volgt gewekt: ‘Toen ze hem eens een bezoek bracht, toonde ze hem snijwondjes in de palmen van haar handen en een diepere wond in een knie. Terwijl ze haar mond in de meest lelijke grimas trok en haar kin duidelijk verachting uitdrukte, beschreef ze met zulk een anatomisch detail en met zulk een vulgaire welbespraaktheid een bepaalde seksuele handeling, dat hij wel moest vragen: “Maar waar heb je zulke dingen geleerd?”’ In Mantissa van John Fowles komt de heer Green bij bewustzijn in een ziekenhuis. Hij weet niet waarom hij daar ligt en wie hij is. De mooie dr. Delfie behandelt hem door middel van een therapie die gebruik maakt van het gegeven dat de herinnering in de hersenkwab in zeer nauwe relatie staat met het centrum voor erotische prikkels. Ze doet met haar patiënt ‘De draak op Sint Joris’ - zoiets als de Amerikaanse Kurketrekker maar dan op een bed - en zegt over zichzelf en haar assistentes: ‘De enige functie die wij hebben is dat wij u van erotische opwinding moeten voorzien. Op dat gebied, de coïtale techniek, hoeft u - natuurlijk binnen de grenzen van het redelijke en afhankelijk van de mate waarin stafpersoneel beschikbaar is - slechts te vragen, en wij zullen ons best doen. Als u enige andere stand wenst, dan kunnen wij u voorzien van het meeste in de Kama Sutra, Aretino, de Hokuwata Monosaki, Kinsey, Sjöström - uitgezonderd de Braziliaanse vork.’ De Braziliaanse vork? In William Attwoods When the red lights went out in Paris heet het ‘faire Bamako’. In Maledicta 8 vragen we ons af hoe je ‘chinese telephone calls’ moet maken. In de Amerikaanse misdaadserie rond het echtpaar Hart zien we niet wat de duizend-en-tweede nacht inhoudt. Nog één literair voorbeeld; de roman Dog Soldiers van Robert Stone. Hoofdpersoon Converse vertelt dat hij een tijd lang zijn brood verdiend heeft met verhalen schrijven voor de schandaalpers. Eén van zijn artikelen gaf hij de kop ‘Wedding night trick breaks bride's back’. Uiteraard geen woord over de toedracht.
Ondertussen leest u in grote vreze voort. U vreest dat dit een shaggy-dog story is; dat ik u zal teleurstellen; dat ik een misselijke poging doe om mijn bewering waar te maken dat de lussen in een verhaal zo lang zijn als de schrijver kan boeien. Vreest niet: we komen er wel. Doen we nu een aantal oplossingen verschijnen, want, dat viel te verwachten, ik ben niet de eerste die zijn zinnen op de diligence gezet heeft. De eerste die een antwoord formuleerde was Alfred Delvau in zijn Dictionnaire érotique. Hij schrijft (lemma diligence): ‘Dit is een van de vreemdste en de zeldzaamste standen. Horden volgelingen van Venus zijn gestorven zonder hem te kennen. De vrouw legt de spiernaakt uitgeklede man op een bed...’ Volgt een beschrijving die erop neerkomt dat de vrouw schrijlings over de man gaat zitten (net als dr. Delfie). Dan komt de verklaring: ‘Zij handelt nu als de postiljon op een van de paarden van de voormalige diligence naar Lyon.’ Op en neer, op en neer. ‘Steeds harder, alsof de diligence over een hobbelige weg rijdt. (...) Ze komt keer op keer klaar, maar blijft rijden (...) net zo lang tot zij de spermatische ontlasting gevoelt.’ Onzin dus. Hooguit ga je nu met andere oren luisteren naar de Selvera's die ‘heel veel jaren geleden’ een ‘ferme postiljon’ op de diligence lieten rijden. De oplossing is wel zeer alledaags, ook in vergelijking met Delvaux' inleiding, en het is vreemd dat Alphonse Gallais deze oeroude bewegingen vrijwel letterlijk van Delvaux overschreef in zijn curieuze | |
[pagina 80]
| |
voorlichtingsboekje Les Paradis Charnels, dat anderszins toch heel originele varianten kent.Ga naar eind8 De diligence hield de lezers bezig. In 1911 stelde een abonnee van het erudietentijdschrift L'Intermédiaire des chercheurs, vergelijkbaar met onze Navorscher, de vraag of iemand van zijn medelezers wist wat de diligence was. Er kwamen heel wat antwoorden bij de redactie binnen, maar deze meldde in een kort bericht dat ze allemaal ‘onmogelijk te publiceren’ waren en regelrecht doorgestuurd waren naar de vraagsteller.Ga naar eind9 In 1897 speelde Charles Virmaître met het gegeven in Paris-Impur.Ga naar eind10 ‘De diligence,’ schrijft hij, ‘is een populaire legende in de wereld van de filles, net als die van Laramée in het leger (celle de Laramée dans l'armée).’ En hij geeft een aanzet tot een oplossing als hij Monniers anekdote herhaalt in aangepaste vorm. Het meisje heet nu Rosalie, en ze werkt in Lyon. Na lang zoeken vindt de jongeman haar inderdaad. Om de diligence naar Lyon
Cartoon van Rodriguez; uit Penthouse.
te kunnen uitvoeren moet hij het volgende aanschaffen: '50 meter kabel, een stalen anker, vijf kilo kaarsen, een ton suikerstroop, een kilo rozenolie, dertig sponzen, het vet van een geguillotineerde, een dijbeen van een maagd...’ Hier stokt de stem van Rosalie. ‘En...?’ vraagt de jongeman hoopvol. Maar Rosalie valt dood ter aarde. Een exuberante oplossing werd ook in 1890 gesuggereerd door Richard Lesclide in - het kan niet duidelijker bewezen worden dat de diligence een heet hangijzer was in die tijd dan door zijn titelkeuze - La Diligence de Lyon.Ga naar eind11 Lesclide was secretaris van Victor Hugo geweest en zijn boekje werd gedrukt op gekleurd papier. Tweehonderd pagina's duurt de vertelling en op pagina 195 is het dan eindelijk zover: ‘Een hevige donderslag weerklonk in het huis, waarvan enige ramen werden opengesmeten door de luchtdruk. Lichtflitsen overstroomden de straat...’ De diligence heeft zojuist zijn eindpunt bereikt. De twee geliefden worden dood aangetroffen in ‘een gecapitonneerde kamer, ingericht als een theater of als het kabinet van een chemicus, met vreemde meubels en voorwerpen. Op wanordelijk verspreide kussens zagen we hen liggen: bleek, onbeweeglijk, als getroffen door de bliksem: lord Algerton en hertogin Sylvie...’
Virmaîtres receptuur, die doet denken aan de middeleeuwse formules voor het winnen van de eeuwige liefde, en Lesclides vreselijke fusie tussen alchemie en fin de siècle high tech, het zijn oplossingen van schrijvers, suggesties die het allemaal alleen maar erger maken: de twijfel en de hoop, de behoefte en de faalangst. Voor nauwkeurigere benaderingen moeten we bij essayisten zijn, en het moet gezegd worden dat Ethel Portnoy met haar duiding in Broodje Aap als geen ander in de buurt kwam van de oplossing. ‘De manchetstand’ noemt Portnoy de variant, en dat is de aanduiding waaronder de diligence ook bekend stond bij Gershon | |
[pagina 81]
| |
Legman in Rationale of the Dirty Joke: ‘the sleeve job’.Ga naar eind12 Legman meent echter dat de echte manchetstand in een heel andere context dan die van Monniers vertelling thuishoort. Een man treedt in het huwelijk met een prostituée en om hun huwelijk waardig te vieren, zal zij hem die nacht inwijden in wat zij de manchetstand noemt, het toppunt van genot. Als het uur van de inwijding nadert, stuurt zij hem naar de badkamer, en draagt hem op zich helemaal met zeep in te smeren opdat hij zeer glad worde. De nieuwsgierige man gehoorzaamt, maar als hij de badkamer verlaat, glijdt hij uit over de zeep en verongelukt dodelijk. ‘And never finds out what a sleeve job is.’ En wij ook niet. Volgens Legman zouden zulke verhalen te maken hebben met het afwijzen van een legitieme bruid, ten gunste van een prostituée, en daardoor ook met de afwijzing van de ‘normale’ seksualiteit ten gunste van het mannelijk ‘ideaalbeeld’ van seksualiteit. Ethel Portnoy twijfelde aan deze ‘vernuftige Freudiaanse verklaring’. De duiding die zij ervoor in de plaats geeft is alleszins beter. ‘Het geheim in al deze verhalen,’ schreef Portnoy, ‘is de seksualiteit zelf; de hoofdpersoon is het symbool van de oningewijde, degene die niet weet wat seks is en die het geheim probeert te ontdekken.’
Legmans oplossing is niet alleen te Freudiaans, maar ook ingegeven door het enige moment in het verhaal van de diligence dat aansluit bij een grotere groep folkloristische verhalen: dat van de dood door seks. En dus schreef Legman later ook (in No Laughing MatterGa naar eind13) dat de diligence naar het toppunt van seksueel genot reed, en dat dit toppunt het eindpunt is: ‘It is death.’ Daar had Legman natuurlijk zijn bewijsmateriaal voor. Het motief van de dood als opperste genotservaring (ook wel de ‘mort douce’ genoemd), zou volgens hem terug te voeren zijn op een Oostindische legende onder de titel ‘The Tunic of Nessus’. Daarin geeft een meisje toe aan haar verleider, op voorwaarde dat hij zich eerst baadt. Ze prepareert het bad zelf, en voegt ongebluste kalk aan het water toe. ‘It is death.’ We merken op, dat dit baden in ongebluste kalk, omgerekend in de tijd en aangepast aan de cultuurkloof, hetzelfde mag zijn als het zich inzepen met zeep of suikerstroop, en vervolgens uitglijden over de zeep. Legman geeft ons hiermee minstens een heel mooie traditie in het vertellen van verschrikkelijke verhalen, met als toegift dat deze variant ook bekend staat als ‘Het toppunt van purperen passie’ (The Height of purple passion). Laten we hier tenminste ook vaststellen dat de Oostindische vertelling evenzeer verwant is aan een traditie van verraad en verleiding die minder hoge eisen stelt dan het toppunt van bevrediging of seksualiteit: de dood namelijk van koning Minos in het bad van zijn gastheer en diens dochters.
Wat heeft de oplossing van de diligence al die tijd in de weg gestaan? ‘It is sex.’
‘If I didn't love you, would I be doing this ? Uit: Over Sexteen; New York, 1951.
| |
[pagina 82]
| |
In Rationale of the Dirty Joke noteert Legman dat veel oplossingen niet geldig zijn omdat ze in essentie ‘niet over seks’ gaan, maar eerder over, zou ik zeggen, knutselen en meccanodozen. ‘Het geheim,’ schreef Portnoy, ‘is de seksualiteit zelf...’ En misschien zouden we dat zo moeten laten. Misschien is Monniers Diligence precies wat Coleridge bedoelde toen hij in deel één van Christabel schreef over ‘A sight to dream of, not to tell’. Zulke dingen moeten er immers zijn.
Seks als droom. Seks als dwang. Het is, dat zal nu duidelijk zijn, een dwaallicht. En meer dan dat: het is een lezersprobleem, in oorsprong een luisteraarsprobleem, uitgebuit door de gewiekste verteller, die één zekerheid heeft: seks, seks, seks. Dat is, ik zei het al, de straf voor de lezer die enige fouten maakt. Fouten die ik zelf node toegeef, want, eerlijk is eerlijk, ook ik heb lang gehoopt ergens in de erogene zones van man en vrouw, ergens in de huidplooien van de geslachtsdelen, ergens in de technische handleidingen, ergens in de uithoeken van de verbeelding, een daad, een woord, een gebaar te vinden, of desnoods een ton met suikerstroop, groter dan mijn erectie, dieper dan haar diepte. De ongebluste kalk van de zaadlozing, de lingerie van Nessus' tunica, de breedte- en lengtegraad van Bamako, een tafel gedekt met Braziliaanse vorken. Monniers vertelling krijgt pas zin als de luisteraar of de lezer niet meer aan seks denkt. Onopvallend plaatst Monnier vraagtekens bij onze vooroordelen. Cornélie is geen hoer: ze doet het gratis. En we moeten nog een conclusie trekken: als ze het gratis doet, kan daar maar één reden voor zijn: ze is verliefd. Inderdaad, het begint nu wel erg burgerlijk te worden. Ik denk, dat dat precies is wat Monnier beoogde. Aan de oppervlakte vertelde hij een pikant verhaal in de traditie van zijn erotische dialogen. Daaronder schuilt echter de ware betekenis, en die sluit perfect aan bij zijn burgerlijke Joseph Prudhomme-verhalen. Meer dan Cornélie is de jongeman daarvan het slachtoffer. Terecht, want hij vertegenwoordigt de lezer. Hij schijnt bezeten te zijn van het toppunt van wellust. In feite heeft hij een ouder probleem: hij is niet in staat tot ware liefde. Hij is gelukkig gehuwd maar bezwijkt bij het allereerste vermoeden van hoger genot dan hij thuis kan vinden. Voor straf zal hij dolen van stad naar stad. Hij is een vulgaire ridder, op zoek naar een vulgaire graal. De diligence naar Lyon gaat niet over seks, noch over dood. De diligence gaat over liefde.Ga naar eind4 | |
[pagina 83]
| |
|