‘Ik zal jou onderzoeken. Kom bij me, dan zal ik je keuren op al je vermogens.’
Plato gaf haar een por in de zij, waardoor ze van de stoel moest springen. Ze schoot de slaapkamer in en Plato ging haar na. De wilde kreten bleven even doorgaan, maar het begon opeens te stortregenen en het geraas van de grote druppels op het dak overstemde de kreten in het krotje, zodat je niet eens kon merken dat Gladys slecht tegen kietelen kon.
Op het einde van de grote natte tijd kan een mens soms zo mistroostig worden. Alsmaar dat druilerige weer en steeds van die stortbuien ertussendoor. Vorig jaar was het zo en dit jaar is het al weer net zo erg. Het zal wel door die milieubaronnen komen, die de wereld kapotmaken. Ze verpesten je humeur ook nog. 't Is niks dan ellende. Sommige mensen zijn er extra gevoelig voor. Neem nou Gladys, ik heb nooit van haar verteld, omdat je het niet over alles en iedereen kunt hebben en er waren mensen genoeg waar ik wat over te zeggen had, maar soms komen opeens bepaalde figuren naar voren. Zij spelen een hoofdrol en ze zakken weer weg. Het is met het leven als met de politiek. Iedereen kijkt naar je en je hebt weer afgedaan. En intussen heb je te zorgen dat je banksaldo gestegen is. Ha, vertel mij wat. Maar ik had het over Gladys. Ze woonde daar alleen op het erf van de Wilsons. Er kwam wel eens een vent, maar meestal zat ze daar alleen. De laatste jaren veegde ze de straat schoon voor Milieubeheer. Daar kon ze net van leven. Maar leven en leven is twee, of wist u dat niet? Van tijd tot tijd moet een mens eens iets. Verdomme, u weet wel. En dan die ellendige natte tijd.
De mensen kenden Gladys. Ze woonde daar al jaren. Ze hoorde erbij. Maar toch bemoeiden de mensen zich niet veel met haar ‘Gladys is een beetje gek,’ zeiden de mensen soms, maar dat viel best mee. Maar toch, een beetje zonderling was ze wel. De mannen lieten haar meestal links liggen. Op het einde van de grote natte tijd ging ze zo wild uit de ogen zien, u weet wel, je hebt van die mensen. Dan zei opeens iemand: ‘Het gaat niet goed met Gladys.’
‘Er is wat met Gladys,’ zei een ander.
De dagen gingen voorbij. Het bleef maar koud en nat. Gladys zat in haar huisje, want met dit weer viel er ook niet te werken. Dan liep ze op straat. En geleidelijk naderde het moment dat... Als het moment dat... gekomen was, zei opeens iemand: ‘Jongens, het is tijd, Gladys moet geneukt worden. Wie is er aan de beurt?’
‘Maria is aan de beurt.’
‘Nee, nietwaar, ik ben twee jaar geleden geweest, nu moet maar eens iemand anders.’
Dit jaar dan was Plato aan de beurt. ‘Een mens is een sociaal wezen en hij heeft zijn burendiensten te doen,’ zei Plato. En na afloop kon Gladys er weer tegen. Al duurde een jaar wel lang. Van tijd tot tijd heeft een mens een opkikkertje nodig.
‘Kom, Gladys, ik stap maar weer eens op. Je ziet eruit of je met de minister-president naar bed bent geweest.’
‘Ach wat, die kerels van tegenwoordig kunnen er niets van. Kom je nog eens terug?’
‘We zullen zien. We zullen zien.’
Gladys trok haar mooiste jurk aan en ging de straat op. Het was eindelijk droog en de zon kwam erdoor. God ziet op ons neer, dacht Gladys, uiteindelijk weet Hij het te regelen. Ze straalde. Ze was een ander mens. Ze kon er weer tegen.
‘Dag Gladys,’ zeiden de mensen. ‘Je ziet er goed uit.’
‘Ja,’ zei Gladys. ‘Ik ben bij de dokter geweest en ik heb mijn medicijn geslikt.’
‘Nou, nou, jij moet nog een ouderwetse dokter hebben.’
‘Ik heb er een die in je ziel kijkt. Daar word je een ander mens van.’
‘Ja, ja,’ zeiden de mensen en ze knipoogden. Die Gladys was toch niet gek. Laat haar maar schuiven. Van tijd tot tijd moet ze een opkikkertje hebben. Maar moet niet iedereen dat?
Het is zaliger te geven dan te ontvangen. Plato liep met een verzaligd gezicht over de Zwartenhovenbrugstraat. Hij zag eruit of hij de minister-president was, die juist zijn