| |
Carlos Drummond de Andrade
Erotische gedichten
Lieflijke mond die dwaalt
Lieflijke mond die dwaalt
over het oppervlak tot waar de punt gevonden wordt
waarop het je behaagt de vrucht in vlam te plukken
die niet wordt gegeten maar genoten
tot zijn warme sap zal zijn geronnen
en tot hij je loslaat, of jij hem, nu krachteloos,
maar druipend van het slijm van zaligheid
dat vrucht en mond, als gift, elkander gunnen.
| |
| |
Lieflijke mond, alwetend,
hongerend de stijve steel te zuigen
en diep in je te omsluiten,
die doortrokken van genot zich voegt
in de geringe ruimte die je biedt
aan zijn hartstochtelijke gulheid en zijn gulpen -
ronde, eindeloze hemel zijn en graf?
die langzaam het schuim van genot
in spraakloos ritueel ontbladert,
likkend, slikkend, liefdevol
gesloten rond de rechte vorm als was
de mond de vrucht, de vrucht de mond,
o hou nu op, hou op mij in te drinken,
mij te doden en in deze dood mij te bezielen.
Nu ken ik de eeuwigheid: louter orgasme.
| |
De vloer is bed
De vloer is bed wanneer de liefde overmant.
Op hoogpolig tapijt of op het hardst parket,
als liefde om naar bed te gaan niet wachten kan,
vormen wij lijf aan lijf het vochtige ballet.
En om uit te rusten van de liefde gaan we naar bed.
| |
| |
| |
Onder de douche beminnen
Onder de douche beminnen, zeep en kussen,
of in bad, beiden gekleed in water,
glibberende liefde, glippend, grijpend,
wijkend, water in de ogen, monden,
dansen, varen, duiken, regenen,
dat schuim op onze buiken, en de driehoek
van het schaamhaar wit - van water, sperma,
liefdes loop, of zijn wij bron geworden?
| |
O jij, verheven hoer met witte haren
O jij, verheven hoer met witte haren,
die mij gunsten weigert, ooit gegeven
toen wij, in die donkerrode jaren,
fallus en vagina hadden verweven,
nu dat je vele zonden staan geschreven
op je oud gezicht en je bezwaren,
heb je je met deugdzaamheid omgeven,
alsof de wormen je straks zullen sparen.
Terwijl ik weinig van die borsten wil,
die heupen en die billen, blank als room,
die zacht lijken te lachen in het duister...
Ik wil nog eens, gehoorzaam aan een gril
van de meest reine geilheid, vlugge droom,
verloren gaan in je vergane luister.
| |
| |
| |
Ik wil je niet als allerlaatste neuken
Ik wil je niet als allerlaatste neuken.
Vroeger geen lef, en nu is het te laat.
De oude vlam laait niet, je openbeuken
zou gerief zijn dat mij niet meer baat
nu dat mijn mond verdroogd is van het jeuken
van verlangen dat zich niet ontlaadt,
en ik, dorstend en hongerend, de kreuken
tel van anderen op je gelaat.
Ik wilde dat je al die oude glorie
wilde wassen van je ziel, van elke porie,
en zou komen, ongerept, tot een ontwaken
en tot mij, van aangezicht tot aangezicht,
om dan ons leven, in ultiem gevecht, te maken
tot een vlammend en universeel gedicht.
| |
| |
| |
O mevrouw o mevrouw
O mevrouw o mevrouw o doet u geen moeite mevrouw doet
u dat niet dat vraag ik u dat smeek ik u bij God onze Verlosser
mevrouw schenkt u geen aandacht aan een eenvoudige ster-
veling een zwerver als ik die niet de glorie verdient van laat
staan van... nee nee nee mevrouw knoopt u nu niet mijn gulp
los en u hoeft zich ook niet uit te kleden wat is dat nou dit is
werkelijk buiten proportie ik ben absoluut niet voorbereid op
een dergelijke emotie of commotie weet ik veel mevrouw ik
weet al niet meer wat ik zeggen moet zei ik wat? woorden
schieten te kort de adem het speeksel schiet te kort om mijn
tong te bevochtigen en een samenhangend betoog te houden
in de lijn van mijn verlangens ik voel me verlaten door de
Heilige Geest Gods mevrouw ik ik ik o mevr... zijn dit uw
borsten of is het een verschijning en die haartjes en die bil...
in zo veel naaktheid verdrink ik zo veel naakt doodt mij ver-
plettert mij geloofd en geprezen zij God dit is het einde van
de wereld over mijn einde ik ik...
| |
| |
| |
Van een morsig motel op de damasten sprei
Van een morsig hotel op de damasten sprei
zag je in mij je dode vader, incestueuze vrijerij.
We gingen met elkaar naar bed, de dood erbij.
Half walging half genot, een wrede Spielerei,
en nooit meer zagen wij elkander, ik en jij.
| |
Ik moet denken aan een slet
Ik moet denken aan een slet
die geen gelijke had in bed.
Zo teder, en niet eens uitdagend.
Maar als ze uitgedaagd werd: vrágend!
Iemand die geen midden houdt
tussen twee woorden: warm en koud.
In bad beklommen we elkaar.
Er brandde in de zwarte raat
een kreet, een dood die leven laat.
Een vloek, een zucht, iemand komt klaar.
Ja, ik moet denken aan een slet,
voor lijf en leden een gevaar
én voor de poten van het bed.
| |
| |
| |
De kuisheid waarmee zij de dijen spreidde
De kuisheid waarmee zij de dijen spreidde
en mij op haar wilde flora zicht bood.
En hoe, mak als de schapen in de weide,
zij, nauw als ze was, zich opensloot.
O neuken, neuken, dood van zo veel leven!
Graf in het groene gras, dood onvolprezen.
In mijn vochtig, vlammend, vluchtig beven
was ik niemand, was ik duizend wezens
in mijzelf herrezen. Ik was Adam,
naakt, toen van een vrouw de duisterheid
hem in de aanvang onder ogen kwam.
Over de grond de kleren en de tijd.
Niets restte van de wereld, aan de rand
van dit bedauwd struweel, noch van de eeuwigheid.
| |
| |
| |
Tot uitdovende seks
Tot uitdovende seks wend ik mij, uitgedoofd.
O wortel van mijn leven, houvast mijner jaren,
liefde, liefde, liefde - vuurgloed die belooft
in het orgasme mij de wereld te verklaren.
Onbevredigd, heeft het vlees reeds afgedaan,
maar het verzet zich in het aanschijn van de dood.
Ik wil die nauwe gang nog altijd binnengaan
waar de geliefde mij het grootst genot steeds bood.
Morgen, nooit meer. Of misschien al vandaag, wie weet?
schrompelt de zenuw en vervluchtigt het genot
eer de doorvorsing is voltooid van lief en leed.
Laat de ejaculatie dus mijn eind bekronen
en moge ik dan gaan, in vrede met mijn lot,
mijn sperma sprenkelend daar waar de doden wonen.
|
|