Maatstaf. Jaargang 40(1992)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Renè Boekhorst Gedichten Eva's A'dam De grachtengordel roost zich doornenkronend om mijn borst. Alles keert zich eeuwig aan zijn in ons om, omdat het noodlot twee toldoôn schijnt te reïncarneren - jou en mij; wij, wonend in onszelf. Dit kanaal met in mij stromend bloed ij't krijtend - een witte streep appelazijn - rond mijn baringsgleuf, die een langgestaafd ei uit mijn lichaamsstadsplattegrond ziet komen. Ik, man, nam een damemade lief uit mijn lijf; haar, witgekleed merg. Rib en r.i.p. botten leven (een gespiegelde waas) tot wat almaar blijft: dood - een retrograde tijd die van het even eeuwen weet. Transponerend schep ik en verschuif mijn kind gelijkgeleeftijd tot vrouw, mijn Eva. [pagina 63] [p. 63] Gesprekssex Weet ik mezelf te vermannen wanneer mij, Faunus, door mijn Flora, tienjarige elf - haar jaarlijks sprook voor één realiteit uitschuivend -, fluks het tiengebodenmozaïek rond bloem en bij wordt gevraagd? In bed liggend, besef ik wat zij van onze kruisbestuiving vindt, die nauwelijks of geen ethische onjuistheid heeft, als drugs plantaardig gezond. (De werkbij, frank en vrij, verkracht een bloem.) - Ons fantastisch ware, waar de maatschappij het recht niet van onderkent, kan, zich in mijn geest afspelend, amper strafbaar zijn. Naar haar starend, zie ik: zacht streelt zij dier haar, haar dier, dier driehoek, smekend om een bekende staart, die ik, stier, in mijn dier plant. Wij dichten elkaar. Vorige Volgende