Maatstaf. Jaargang 40
(1992)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |
Erik Slagter
| |
[pagina 28]
| |
Velde als volgt beantwoordde: ‘De schilderkunst is een oog (minutenlang geen enkel woord, dan plotseling:) een verblind oog (weer enkele lange minuten van stilte), dat niet ophoudt te zien (een intense pauze weer), dat ziet wat het verblindt.’ Juliet ontmoette Bram van Velde vanaf 1964 en publiceerde zijn Rencontres vanaf 1973. Een jaar later verscheen een monografie door Jacques Putman en Charles Juliet bij Maeght, nadat in 1958 een door Beckett, Putman en Duthuit samengestelde pocket was uitgekomen. Pierre Alechinsky verzamelde zijn bewonderende ervaringen in Bram van Velde le maître, 1980. Anderen leerden de schilder eerst na zijn zeventigste kennen, toen hij zeer eenzaam was en zat te reflecteren terwijl hij uitkeek over de heuvels vanaf het terras in Grimaud. Ik heb de aantekeningen van Bram van Velde en zijn door Juliet, Alechinsky en Mason genoteerde opmerkingen, aangevuld met uitspraken uit interviews, dan ook niet in de volgorde van publikatie geplaatst, maar geprobeerd ze in vertaling enigszins naar thema te ordenen. Mijn eigen commentaar en verbindende opmerkingen zijn cursief gezet.
In zijn visie toont Bram van Velde zich een volgeling van de kunstopvatting van Baudelaire, die hij ook sterk bewondert: - Baudelaire is enorm belangrijk voor mij geweest. Als ik 't in de oorlog heb kunnen uithouden, dan is het dank zij hem geweest. Een ware geest, loyaal, zonder hypocrisie. De meest universele. De grootste Fransman. De schilders interesseerden mij veel minder. - Baudelaire, hij heeft de mens in zijn naaktheid gevonden. Het is zijn grote verdienste, dat hij heeft beseft niet te verfraaien.
Wat Bram van Velde van Baudelaire leert, is dat de beeldende kunst eigen structurele kenmerken heeft en geen afbeelding is, maar openbaring. - De wereld is een mysterie, het schilderen helpt me erin door te dringen. Wat ik wil zeggen is te vreemd, te hevig om in woorden of gedachten vast te houden; het wil te voorschijn komen.
- Ik beoefen de schilderkunst niet. Ik probeer de verschijnselen van onze tijd zichtbaar te maken: ze zijn talrijk en ik raak niet zelden het spoor bijster.
Bram van Velde put uit zijn ellende en isolatie de moed om het leven zoals het op hem afkomt, hem dreigt te verpletteren, aan te kunnen. - Alleen zieke mensen kunnen kunstenaars zijn. Het is hun leed dat hen stimuleert om dingen te maken die weer een zin aan deze wereld geven. De gevoelige mens of de kunstenaar kan alleen een zieke zijn in onze beschaafde wereld vol leugens.
- De oorlog met al zijn verschrikkingen is er slechts een voorbeeld van dat wij in een vervloekt systeem gevangen zitten zonder enige uitweg. De werkelijke wereld met zijn algemene logica leidt ons naar de ondergang. De kunstenaar probeert zich in zijn werk van deze zware last te bevrijden. Men verandert de kunst in politiek, de liefde in handel, het onderwijs in een verstikkend stelsel, van orde. Dat alleen mijn droom in deze verschrikking kan leven, zal duidelijk zijn. Maar hoe leven de anderen? Het dorp verdedigt zich, maar men begint niets tegen de mens die zich zijn ellende bewust is, zelfs in het onbewuste, omdat het de ellende van ons allen is. Zelfs de dood is niet afdoende. Zie eens wat een prettig verschijnsel.
- Ik ben een dromer, geen dromer die slaapt, maar die werkt.
- 't Is zwaar en vermoeiend om uit het anonieme leven te treden; dat verklaart waarom de massa zich tevreden stelt met een anoniem leven. Zo leef je goed, als toekijker en beschermd door je gelijken. En tegelijk is men niets, wat zalig, wat een vrijheid... ‘Breng de fascistengroet, of je riskeert ernstig gevaar.’ | |
[pagina 29]
| |
Goed, daar hou ik niet zo van, maar ik riskeer niet mijn leven. Zo kan men ook leven. Eigenlijk is dat alles wat ik vraag: kijker te blijven. Wat kan de rest me schelen...!
Bram van Velde gebruikt deze bittere woorden kort na de oorlog. Hij is zich diep bewust van de menselijke tragiek. In zijn kunst zoekt hij de bevrijding in de vrije scheppende lijn en de kleur, waarmee njn betrokkenheid met wat hij ondergaat wordt overgedragen, zoals ook Baudelaire het wezen van de kunst vertaalde. - De kleur, maagdelijke en nieuwe uitdrukking, zonder kooi, zonder routine, zonder grens, een zonnebad van licht. - Soms is het dat idee dat men een lijn nodig heeft om alles aan op te hangen, alsof het een theater is. Ik leef het leven als een theater, niet als werkelijk. Dat komt overeen met onze onwerkelijkheid, die van ons allen. - Het verlangen naar het niet werkelijke, ontsnappen aan het systeem.
Bram van Velde krijgt ook een grote bewondering voor Antonin Artaud, die hij na de oorlog ontmoet op een caféterras: ‘hij nam de klanten op met een blik die men niet meer vergeet, weet u, hij voedde zich met hun gezichten.’ Artaud noemde hij ‘iemand die zonder enige terughouding leefde, die is uitgebroken en van wie men begrijpt dat een mens eruit kan breken. Hij is zo breekbaar.’
Wanneer Bram van Velde in 1958 in Fox in de Haute Provence door het raam naar de bevroren olijfbomen, naar de met klimop begroeide ruïnes en de Alpen kijkt, zegt hij dat dit alles voor hem tot niets dient: ‘mijn oog kent dat allemaal, ik kan er niets mee doen. Schilderen is iets anders, het is een ander beeld, nee, het is een ander beeld maken.’
- De mensen leven in een volledige illusie. Maar o wee wie zich daarvan bewust is. - Ook de schilder is een blinde, maar hij heeft 't zien nodig. - Het schilderij leidt de blinde die ik ben. - Ik moet naar het onlogische gaan. De wereld waarin men leeft, verplettert ons. Ze wordt altijd door dezelfde wetten beheerst. Men moet beelden scheppen die er niet toe behoren, die volkomen verschillend zijn van die de wereld ons oplegt. - Het leven zit niet in het zichtbare. Het schilderij stelt in staat het onzichtbare zichtbaar te maken.
- Ik schilder mijn ellende. - ...'t Is altijd Godot. Een ketting om je nek en achter je gaat de zweep omhoog. - Schilderend zet ik me af tegen de wereld die het leven belemmert en waarin men voortdurend gevaar loopt te worden verpletterd. - Mijn schilderkunst, het is van belang te zien dat ze ten slotte stimuleert. Ze is nergens iets wanhopigs.
- Ik weet niet wat ik doe. Wat ik in een beeld vastleg, is niet het resultaat van een vrij wilsbesluit. Ik weet zelf niet wat het betekent. - Het wonderlijkste is, dat alles buiten de wil om gebeurt. Men kan niets willen. - Men bevindt zich op een terrein waar het weten niet meer bestaat, waar men verder moet zonder iets te weten, zonder zelfs te weten waar men naar toe gaat. - Ik zoek het doorleefde, het oog, het licht, een ervaring. Het is een drama dat het een oppervlak wordt. - Het schilderij is voor altijd de onbekende; ik weet niet wat er zal komen. - Voor mij is een schilderij een geweldig moment in een lang ogenblik waarin er niets geweldigs is. Ik ben niet de man die 't maakt, ik ben het instrument, ik ben die 't moet maken. - Het schilderij moet het mysterie behouden. De schilder is de beheerder van het mysterie.
- Ik denk, dus stort ik in. - Ik ben in duizend stukken. De schilderkunst maakt me één. | |
[pagina 30]
| |
- De angst heeft altijd een grote rol in mijn leven gespeeld; die kan een licht zijn. De angst is verbonden met de schilderkunst, zij komt uit het onzichtbare. - De angst is de motor geweest van alles wat ik heb gemaakt. - De zichtbare wereld beangstigt me. Ik ben altijd op de vlucht. Alleen voor het doek vlucht ik niet. - Het is het gecompliceerde in het leven dat men moet opzij zetten, al die dingen, om ten slotte bij een heel klein iets te komen, dat kleine dat maakt dat men ziet. - Ja, men heeft ongelooflijke dingen doorgemaakt. Maar steeds gesteund door dat kleine fascinerende iets.
- Een schilder is iemand die ziet. Ik schilder het moment waarop men het gaat zien. En voor de beschouwer is het gelijk. Ook hij gaat het doek naderend naar een ontmoeting. De ontmoeting met het zien. - Men heeft geen twee ogen, maar duizend.
- De schilderkunst is geen explosie, maar controle over de levensenergie voor het moment waarop men gaat zien. Bram van Velde gaat zelf naar een van zijn gouaches: ‘'t Is toch een kleine opening. Het is een lange open weg, naar het niets. Ik leg in de schilderkunst iets onbekends. Beckett legt 't in woorden.’
- Wanneer ik niet kan werken, laat 't werk me niet los. Ik bereid me erop voor te ontvangen wat me wacht. - Ik schilder alleen uit noodzaak. Ik heb nooit haast. Men moet de dingen de tijd gunnen naar boven te komen. Als het dan zover is, duik ik in de leegte. - Ik duik. Wat te voorschijn komt is een schilderij en het schilderij is een fantoom, een dubbel. Ik zeg tegen mezelf dat ik 't niet ben. - Men is altijd met z'n tweeën. Eén levend en één dood. En die zijn altijd met elkaar in conflict. - Schilderen is niet de wereld uitdrukken, de schoonheid. 't Is zelfverkenning. De schilderkunst is zich onderdompelen, de duik. Een mens verdrinkt. - Dat is de schoonheid van de kunst: iedereen heeft de kans, mits het maar iets waarachtigs is. - De schilderkunst is een poging om door te dringen in het onzichtbare; het innerlijke leven is dus niet meer verborgen, het is de ademhaling en de bevrijding. Men kan niet leven zonder te zien waar men zichzelf verliest; misschien leidt 't tot de waanzin of de zelfmoord. Ik heb er daarom altijd een gevaarlijke kant aan gevoeld. - Ieder schilderij is een ogenblik van intens leven, waarop het ware naar buiten komt. Het ware is geen idee, 't is een gevecht, zelfs met jezelf. - Hoe dieper men verloren is, hoe meer men naar de wortels wordt gedreven, naar de diepte, de leegte. Daar is mijn terrein, mijn plaats als mens en als kunstenaar. Schilderen is leven, dat wil zeggen zich vernietigen. De schilderkunst is een vernietiging van de persoonlijkheid, geen bevestiging... Er is geen redding mogelijk. Alleen de noodzaak van het beeld. - Ik begin op het doek en naarmate het vordert, is het dat doek dat zijn oplossing opdringt. Maar een oplossing die moeilijk is te vinden. - Ik schilder de onmogelijkheid van het schilderen. - Het schilderij, het is de mens voor zijn nederlaag.
- Voor zo'n schilder is elke dag een oorlog. Voor mij is de handeling van het schilderen alleen een bezigheid om mijn vijanden te verslaan. De kunst is een idee van de onoverwonnene. Dromen dat men onoverwinnelijk is in de immense strijd van het leven. - Veel kunstenaars houden vast aan het gebied waar het spel nog mogelijk is. - Ik kan de schilders niet begrijpen die altijd kunnen werken. Voor mij is het een | |
[pagina 31]
| |
zeldzaam ogenblik. Men kan van de kunstenaar geen machine maken. Het moment waarop men iets kan maken! Nee, ik bedoel: parels zijn zeldzaam. - Wat ik veel schilders verwijt, is dat ze al te goed weten wat ze kunnen maken. Wat men niet kan maken, is veel grootser dan wat men wel kan maken. - Wat heeft het voor belang om iets te maken dat men kan maken? Het gevoel hebben dat het niet-kunnen mogelijk is! - Bij mij is niets gefabriceerd. De dingen komen. - Het is niet te filmen, zoals bij Picasso. Het is... (zijn handen bedekken zijn ogen). De wil moet verdwijnen; anders komt men er niet uit. - Picasso, men moet erkennen dat zijn scheppingskracht en zijn vernieuwingsdrang uitzonderlijk waren. Maar hij kende de twijfel niet, het tasten; was ongevoelig voor het drama. Hij leefde opgejaagd door de noodzaak van altijd meer, meer schilderijen, meer geld en men zou haast kunnen zeggen meer vrouwen. - Picasso, de meester... een meester zijn... ik zoek niet, ik vind... de meester, het meesterschap... Produceren, produceren... Hij kan alleen werken, kan niets anders. De dode zielen! - Het grote gevaar is het fabriceren. Nooit forceren. Men moet slechts wachten. - Het moeilijkste is niets te doen. Bram van Velde maakte in zijn leven minder dan Picasso in één produktief jaar.
- Ik ben nooit iemand als Giacometti geweest, een man die weet wat hij wil. Ik ben een tastende.
- Van Gogh was een man in vuur en vlam; ik ben een en al tastend, maar ik tast goed.
- Mondriaan, de Boeddha van de schilderkunst. Ik heb hem eens gezien. Je vroeg je af hoe een mens zo'n uitstraling kon hebben. Misschien is hij te trouw geweest aan een vinding. En dan, die schilderkunst paste bij die tijd. Maar nu zijn de vrede, de harmonie, niet meer mogelijk. Er is niets dan de angst. Hij heeft in de helderheid gewerkt, ik werk in de duisternis. Ik heb geen heldere geest. Ik tast in het duister. De schilderkunst doet me zien. Ik kan niet praten. Ik kan niet denken. Ik ben visueel. Mijn schilderkunst is het leven. Het leven van een mens van deze tijd. Mondriaan, de constructivisten, die hadden zekerheden, zij wilden zich op stabiele grond bevinden, maar ik ben toch bang dat daarin een grote trots ligt. Er staat niets vast en er zijn geen zekerheden mogelijk.
- Klee en Kandinsky hebben over hun schilderkunst gesproken als geleerden, niet als onwetenden. Ik weet er niets van. Klee was een methodisch schilder, om het onverwachte te bereiken. Ik heb Kandinsky voor de oorlog bij een opening gezien. Ik was nogal uit 't veld geslagen door zijn schilderkunst, maar ik zag een man die vanachter zijn brilleglazen naar zijn schilderij keek: een echte geest, een ware kracht. Maar ik begreep het niet, ik probeerde mezelf weer een beetje terug te vinden. Als ik aan hem denk, zeg ik tegen mezelf dat ik zo zou willen zijn. Je ziet dat hij alles beheerst. 't Is toch een voorrecht om intellectueel te zijn. Mijn werk is het tegenovergestelde van een intellectueel werk. 't Is toch mogelijk om met 't onbekende te leven.
- Ik heb nooit een polemische schilderkunst gemaakt. Mijn werk, een verwijt aan een grote kwaadwilligheid en een groot verraad? Ik weet 't niet. Ik ken maar één reden: iets wil uit mij komen, iets dat er niet niet kan zijn. ...Niets is tevoren gegeven. Een schilderij is een poging naar de bron, een zoeken naar het mysterie van het leven, met je hele wezen. Elk schilderij is een avontuur dat men tot een goed einde moet brengen.
- Mijn levensverhaal is verbonden met de schilderkunst. Maar het schilderij is niet de hoofdzaak. Er is een soort onmogelijkheid om te bestaan. | |
[pagina 32]
| |
- Ik ben er niet op uit een schilderij te maken. Het schilderij is veel minder belangrijk dan wat het me toestaat om te bereiken. Het is de magische kracht van de schilderkunst die me overeind heeft gehouden. - De schilderkunst stelt me in staat het niet-werken te bereiken. Een hogere staat. Wat ik verkies, is niets doen. Zoveel dingen komen over je heen in de stilte. - Schilderen is een levenshandeling in de zin dat het ons toestaat te zien, te zien waarvan men is gemaakt. Ik meen bovendien dat de mens leeft door het oog en zich vergist als hij het tegendeel meent. Daarom is de schilderkunst interessant, ja noodzakelijk voor het menselijk leven. Ik denk niet dat de schilder van vandaag verschilt van de mens die dieren schilderde op de wanden van de grotten. Ik denk dat dat 't zelfde is. Dezelfde behoefte om te zien waarvan hij leeft, waarvan hij is gemaakt. Voor mij is er niets veranderd. De mens is altijd een jager naar beelden... - Ik ben een primitief. - Wat ik schilder staat buiten de schilderkunst. - Het vormt een geheim dat zichtbaar wil worden. Het is daarom dat titels ontbreken. Wat zichtbaar wordt, biedt alleen een suggestie en geen bevestiging of bewijs. - Ik signeer mijn schilderijen niet meer. Men kan geen naam zetten onder dat wat boven het individu uitstijgt. | |
[pagina 33]
| |
Zonder titel, 1946-1948, gouache 116×73 cm.
| |
[pagina 34]
| |
Zonder titel, 1959, gouache 108×123 cm.
| |
[pagina 35]
| |
Zonder titel, 1962, gouache 98×80 cm.
| |
[pagina 36]
| |
Zonder titel, 1962, olieverf op doek 130×195 cm.
| |
[pagina 37]
| |
Zonder titel, 1966, gouache 109×77 cm.
| |
[pagina 38]
| |
Zonder titel, 1965, olieverf op doek 199×250 cm. (MNAM Parijs)
| |
[pagina 39]
| |
Zonder titel, 1966, olieverf op doek 130×195 cm. (MNAM Parijs)
| |
[pagina 40]
| |
Zonder titel, 1973, gewassen gouache 74×87 cm.
|
|