twee equivalenten. De indios ‘verdienden het christendom’, aldus Las Casas.
Dat Las Casas het optreden van de Spaanse soldaten hartgrondig aan de kaak heeft gesteld, is bekend. Dat hij het uitsterven van de indios in het Caraïbisch gebied aan zijn landgenoten heeft geweten, is bekend. Dat de Spanjaarden de indios slavenarbeid lieten verrichten en dat daaraan velen bezweken, is een treurig chapiter. Dat men de indios door negers uit Afrika verving, waardoor de treurnis alleen maar van kleur veranderde, is een historische ironie. Maar wie zijn wij, twintigste-eeuwers? Wordt niet altijd weer een andere groep het slachtoffer van uitbuiting? Niet dat daarmee de uitbuiting is goedgepraat - verre van dat! -, maar we mogen niet de illusie hebben dat wij als groep, als collectiviteit, ook maar een haar beter zijn. Dat Europa nu zo rijk is, komt voor een groot deel door de armoe van Afrika en Azië. Laten we onszelf daaromtrent niets wijsmaken.
Las Casas heeft, al zijn goede bedoelingen ten spijt, op een aantal punten schromelijk overdreven. Van de Mexicaanse ontwikkelingen, bijvoorbeeld, had hij niets uit de eerste hand. Zo verweet hij Cortés bijvoorbeeld de slachting van duizenden indios te Cholula, vlak vóór de inname van Mexico-Tenochtitlan. Las Casas vermeldt echter niet de toedracht, en dat is hem door tijdgenoten terecht kwalijk genomen. Cortés was in de val gelokt door Moctezuma, en zou ongetwijfeld met zijn 450 man volledig in de pan zijn gehakt door een enorme overmacht. Hij was onder valse voorwendselen naar Cholula ontboden, maar ontdekte door een tolk wat hem daar te wachten stond. Het was gewoon buigen of barsten. Als hij niet had toegeslagen, hadden zij toegeslagen, en om zo'n situatie te beoordelen moet men zich gewoon voorstellen wat het betekent om met een handjevol te midden van miljoenen potentiële vijanden in een onbekend gebied te zijn. Las Casas had zich, niet alleen op dit punt maar ook op andere punten, vergist. Zijn weerleggers - onder wie niemand minder dan Motolinia - worden zelden in de populaire geschiedschrijving aangehaald. Men versimpelt de situatie tot de oppositie ‘Spanjaarden-Indianen’, maar in werkelijkheid waren er niet alleen onder de Spanjaarden, maar ook onder de Indianen grote verschillen. La Española, bijvoorbeeld, het tegenwoordige Haïti-Dominicaanse Republiek, bestond ten tijde van de Spaanse verovering uit elkaar bestrijdende rijkjes, die zeer verschillend op de Spanjaarden reageerden, mede onder invloed van hun onderlinge geschillen. Hetzelfde geldt voor Mexico, Guatemala, Peru. Daarmee zij niet gezegd dat de Spanjaarden geen wandaden begingen. Daarmee zij alleen gezegd dat er ook onder de Indianen waren die wandaden begingen.
Wat 1992 ten aanzien van 1492 laat zien is een volstrekt ongenuanceerd beeld dat past in het gevoel van onbehagen, defaitisme en cynisme dat Europa anno 1992 kenmerkt. Er wordt graag geschermd met ‘cijfers’ en ‘statistieken’, alsof getallen iets bewezen. Dat geloof in ‘kwantiteiten’ is een modern verschijnsel. Getallen tonen niets aan. Om iets aan te tonen zouden we ‘alle getallen’ van alle vergelijkbare situaties moeten kennen, en dan nog is het een hopeloze taak om daaruit conclusies te trekken die iets zouden zeggen over de ‘graad van slechtheid’ van de ene situatie ten opzichte van de andere. Getallen zijn abstracties, onvoorstelbare manipulaties. Als men sterftecijfers van gebied A in tijd B zou willen gebruiken voor een ‘beoordeling’, dan zou men ook de cijfers van de rest van het alfabet met betrekking tot andere plaatsen en tijden moeten kennen, en niemand beschikt over dat geheel. Schermen met cijfers is derhalve tamelijk zinloos. Het geeft een schijn van wetenschappelijkheid, maar in wezen zoekt men wapens ter veroordeling. Er is geen wezenlijk verschil tussen de moord op Abel en de bom op Hirosjima. Lijden is niet meetbaar. Lijden is een universeel menselijk verschijnsel. Lijden is van alle tijden en van alle plaatsen en van alle individuen.