Maatstaf. Jaargang 40(1992)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Hester Knibbe Gedichten Arboretum in oktober Zo ver zijn wij nog niet, wij staan verstrooid in mooi dood blad en kijken naar hun silhouet. Die oude man is hij, zij voert de vogels van het park met korsten van hun dagelijks brood. Als bomen na een zomerbrand, zo overvol van doorzicht, staan ze steeds vaker stil bij bloem, gazon, kort en kortstondig, en bij de boom die toen geplant, die elk jaar breder, hoger. Het wordt al koud, zegt hij, tot hier zijn we dan toch gekomen. Kom zegt zij, even nog, wij werden god zij dank niet in de knop gebroken. [pagina 15] [p. 15] [Hij heeft de code van haar slaap gekraakt] Hij heeft de code van haar slaap gekraakt en komt nu in wanneer en hoe hij wil; hij zwemt al in de grachten rond de nacht. Daar weet hij in een blind geheim de trap die naar haar zolderkamer voert, van daar zwiert hij door haar vertrekken. Haar eet- en speelzaal heeft hij al ontdekt, maar waar ze dagdroomt is hem niet bekend en in haar kelders weet hij heg noch steg. En daar hij altijd eeuwig denkt te blijven, heeft hij geen flauw benul van klok en einde. - Nog twee seconden, en dan moet hij weg. [pagina 16] [p. 16] [Hier ligt hij in een zandwoestijn] Hier ligt hij in een zandwoestijn gebrandmerkt als de vreemdeling waarvan men zegt dat hij mooi zingen kon en verzen vouwde van het niets. Daarginds, gebouwd zo in het zand en zonder leem of steen, zegt men, z'n kathedraal: een huis voor hen die luisteren naar wind en licht. Het orgel klinkklaar als de maan en alle sterren erom heen, hij heeft het toon voor toon gezet uit stilte en een nooit bekoeld vermoeden van een groter ik. Hij schikte al het ongeschikt en schiep wat god heeft nagelaten, of aan hem over had gelaten dat wist hij niet, en in die trant schrijft hij z'n lichaam in het zand. Vorige Volgende