| |
| |
| |
Wim Meulenkamp
Irenopolis, of De laatste dagen der DDR tuinhistorisch verklaard
Vignetten over anarchie en tuinkunst
‘Come, friendly bombs, and fall on Slough
It isn't fit for humans now,
There isn't grass to graze a cow
De reis die ik maakte in de herfst van 1990, een zachte herfst, ein deutscher Herbst, was een reis door een gat in de geschiedenis. Ze voerde langs tuinen, Duitse tuinen, Duitse utopieën. Historische chronologie leek uitgeschakeld, alles was mogelijk.
Precies een jaar na de Wiedervereinigung, in oktober 1991, ben ik teruggegaan naar dat Gartenreich. De keuzen die gemaakt konden worden zijn al weer vergeten. Het is een regelrechte Anschluss geworden, compleet met de nieuwe nazi's die in triomf door de droeve straten van Bitterfeld paraderen, Hoyerswerda, Cottbus, waar Prinz Pückler nog onder zijn waterpiramide rust - in de Stasi-democratie verbrandt men nu buitenlanders en heerst weer de geest van het Heilige Roomse Rijk.
Ik logeerde niet meer op privé-adressen, maar Zum Stein in Wörlitz en in het Jägertor in Potsdam. In het ene hotel druipt de serviliteit van de wanden en in het andere hotel tast je onwillekeurig naar afluisterapparatuur in de schemerlamp. De plastic Robotron-tv staat er nog, ook de Robotron Lausitz radio, en de schoensmeerzakjes zijn hier van de veb Kunstblume Sebnitz, de eiershampoo van de veb dhw Rodleben - Betrieb Herbacin Wutha. Zojuist heeft het nieuws gemeld dat de Robotron-Werke sluiten. Enkele duizenden werkelozen méér kunnen de rijen van de Aldi-consumenten aanvullen. Ook kun je in Potsdam nog altijd dodelijk getroffen worden door neervallend gesteente van de Wilhelminische gebouwen langs de Hegel-Allee. In dit jaar van westerse hoogconjunctuur is er geen steek veranderd, misschien zijn enkel de lichtreclames wat talrijker geworden. Slechts de autowegen worden met voortvarendheid aangepakt, de West-goederen moeten nog sneller het land in gepompt worden. Maar niemand koopt, enkel het hoognodige.
Het park Wörlitz bezwijkt bijna onder de druk van het bezoekersaantal, uit Berlijn, uit Frankrijk, Japan; terwijl deze maand het besluit is gevallen de parken van Machern en het Seifersdorfer Thal niet onder de bescherming te laten vallen van de Staatliche Schlösser und Gärten van Sachsen. De beslissing lag niet bij de Saksische minister van cultuur, maar bij de Finanzminister. Cultuur valt nog steeds onder het beheer van varkens.
Aan de oever van de Neustädter Havelbucht in Potsdam, bij een in kosmonautenstijl gebouwd paviljoen, staat een van die metalen beesten die na inworp van een dubbeltje volautomatisch gaan hobbelen. Deze eend bliept er ook nog een melancholisch Russisch deuntje bij - men heeft vergeten het ding te vervangen. Kinderen zijn er dol op en maken rit na rit op het dier. Bij je bord soljanka en het glas Rex-bier werkt het eeuwige liedje zo hartverscheurend dat je je het liefst in de plomp zou willen verzuipen.
Duitsland in de herfst van 1991.
| |
| |
| |
1 Van Stasi-dictatuur naar Stasi-democratie: 1990
‘Die Beschlüsse des x. Parteitages der Sozialistischen Einheitspartei Deutschlands werden uns weitere Anregungen vermitteln. Wir haben noch manche Aufgabe zu erfüllen, und besonders unser Park sollte recht bald wieder zu einem Kleinod der Natur und Kunst werden.’
Voorwoord bij een tuingids, ddr 1980
Hop, het eerst de grens over in 1990 waren de oplichters, de gauwdieven en het journaille. Ik kwam met de tweede golf, tussen de scouts die voor westerse firma's op zoek waren naar goedkoop onroerend goed en erger; de toupetjes in de warme nazomer schalks op het hoofd, en in foute bmw's, leuterend over slechte accommodatie en bordelenschaarste. Erachter de vrachtwagenkonvooien die een onophoudelijke stroom aan hoog-reliëfvierkleurendruk-verpakte Koreaanse microwaves en skaileren bijbels in het land pompten.
De plundering kon beginnen. De ddr was aangekocht voor een appel en een ei, de koopsom werd gefourneerd door de belastingbetaler, maar de Westduitse bedrijven hadden er in een grandioze coup de foudre zestien miljoen consumenten bij die niets anders wilden, en na enkele weken niets anders konden, dan de produkten kopen die hen werden aangeboden. De rotzooi uit de Konsum maakte plaats voor de rotzooi uit de Aldi. En Otto Normalverbraucher? Die had nu het recht verworven om in Technicolor genaaid te worden in plaats van orwo.
Jarenlang heb ik Wörlitz willen zien, de tuin die het centrum vormde van het Gartenreich Anhalt-Dessau, de spil van een achttiende-eeuws experiment in Utopie. Maar wie wil er nu naar een Arbeiter- und Bauernstaat waar logies een behoorlijk deel van je maandloon kost, waar je je elke ochtend polizeilich moet
Plattegrond van het Gartenreich Anhalt-Dessau
| |
| |
melden, en waar de leden van het Parteipräsidium er stuk voor stuk uitzien als de leden van de afdelingsraad Alblasserwaard van het cda.
En toen bevond de Deutsche Demokratische Republik zich in een vacuüm: de oude machthebbers waren vertrokken, de nieuwe zwijntjes hadden zich nog niet bij de trog vervoegd, al knorden ze er vast lustig op los. De koffers gepakt.
Van 22 september tot 2 oktober 1990 maakte ik mijn studiereis naar Oostduitse landschapstuinen met welluidende, exotische namen: Wörlitz, Machern, Branitz, Muskau, Seifersdorfer Thal, Pillnitz, Luisium, Georgium, Mosigkau, Oranienbaum, aangevuld met Weimar en, in Potsdam, de Neuer Garten en Sanssouci.
Een succes. Het land was in anarchie, functioneerde uiterst plezant zonder staatsapparaat, zonder gezag, partijen, managers en politie. Dat verhoogde de pret. Het zou echter naïef zijn geweest te verwachten dat de vroegere ddr zich kon ontwikkelen tot een vrije samenleving, zonder een nieuwe bezettingsmacht, zonder staat, godsdienst en algemeen pooierdom. De ‘communistische’ staat zou gewoon naadloos overgaan in die andere politieke fictie, de ‘democratische’ staat. Eventjes toch verbleef de bezoeker in een tijdelijk geschoonde omgeving, gedurende enkele weken was een benadering van die ideale toestand, de mens als autonoom denkend en handelend wezen, mogelijk. In die dagen kon je je door de bijna ex-ddr bewegen terwijl de politici, managers en clerus zich nog in de achterkamers schuilhielden en de straat voor het kiezersvee, voor de consument en voor het kanonnenvoer was. Op 3 oktober, de dag van de Wiedervereinigung, was het allemaal weer voorbij. Ik heb er niet op gewacht.
| |
2 Utopie van staatswege: het tuinencomplex van Anhalt-Dessau
‘Ich kenne die Weise, ich kenne den Text,
Ich kenn auch die Herren Verfasser.’
Uit de bezochte tuinen kristalliseerde zich een aantal duidelijke maatschappij-politieke idealen en gegevenheden. Uitzondering vormden Pillnitz bij Dresden en de Pruisische tuinen rond Potsdam: elk een voorbeeld van de gedicteerde tuin, aangelegd op bevel van vorsten die verkeerden in hun natuurlijke staat: totale en boosaardige onbenulligheid, gevoed door een zo mogelijk nog stupider volk. Muskau en Branitz, aan de Poolse grens, daarentegen weerspiegelden de autocratische, verbazend naïeve Prinz Pückler-Muskau, maar stamden al uit een periode waarin de tuinkunst haar charme begint af te leggen, de terugkeer naar de bloemperkjes en de lieflijkheid: damestuinen uit de latere negentiende eeuw.
Weimar behield nog te veel van de onverbeterlijke poseur Goethe, in naam Verlicht en Idealistisch, in werkelijkheid kleinburgerlijk en schraal, of zoals de vrijdenker Friedrich Christian Laukhard het in zijn studentenen soldatenherinneringen, Leben und Schicksale (1792), formuleerde: ‘... noch 1787 [herschte] die dickste Finsternis auf den weimarischen Dörfern! Man sollte gar nicht glauben, dasz dies einem Landersherrn angehörten, dessen Residenzstadt mit den helisten Köpfen Deutschlands geschmückt ist.’
De ware ontdekkingen van mijn Oostduitse reis vormden het tuinencomplex in Anhalt-Dessau (met als middelpunt Wörlitz), het park Machern bij Leipzig, en het Seifersdorfer Thal, in de omgeving van Dresden. Elk landschap hier is zijn eigen utopie, in aanleg en Staffage. Wörlitz belichaamde het tot ondergang gedoemde Verlicht-Romantische staatsideaal; Machern stond voor een uiterst onaangenaam, maar in ieder geval geïnspireerd aristocratisch staatsmodel; en Seifersdorf representeerde met zijn Elysische velden en monumentjes het concept van de Idylle als samenleving.
De Oostduitsers hadden in 1989 de keuze tussen deze modellen, maar ik betwijfel of ze zich daar rekenschap van gaven. Het werd natuurlijk weer de doffe ellende van alledag:
| |
| |
een kerel die in een vijvertje een pak Persil omhooghoudt.
Je kunt er nog komen. De juiste manier om het staatje Anhalt-Dessau binnen te gaan is door bij Coswig, niet ver van Lutherstadt Wittenberg, het veerpont over de Elbe te nemen. De rivier is hier breed, met een karakteristieke Auenlandschaft van weiden en boomgroepen op de slingerende dijken. Het ponttochtje is een kopie van Schinkels Spreeufer bei Stralau, Carus' Kahnfahrt auf der Elbe, Richters Überfahrt am Schreckenstein. Aan de overkant lijkt de route over een oude, bollende klinkerweg, tussen eindeloze rijen bomen in het perspectief van een kijkdoos te voeren. Maar dan wijkt de boomtunnel en is de tweede rij dijken zichtbaar die het grote park van Wörlitz omgeven. Het Elbemonument en een wit Diana-tempeltje steken boven de bomen uit.
Tweehonderd jaar geleden was dit het onafhankelijke rijk van hertog Leopold Friedrich Franz von Anhalt-Dessau (1740-1817): 35 000 inwoners en 700 vierkante kilometer groot. Een derde van de totale landoppervlakte werd in beslag genomen door parken! Tijdgenoten duidden het vorstendom dan ook aan als Das Gartenreich of Der Gartenstaat, en Dessau, de belangrijkste, eigenlijk de enige stad, stond bekend als Irenopolis, Stad der Vrede. Anderen hadden het vanwege de onderwijsexperimenten in Anhalt-Dessau over een ‘pädagogische Kolonie’. Dissidenten uit Pruisisch Berlijn vluchtten, achtervolgd door de geheime politie van Friedrich ii, in eerste instantie naar het Gartenreich. Daar bleven ze meestal een tijdje, aanvaardden een post als professor, redacteur of opvoeder. In Anhalt-Dessau heerste de eeuwige vrede, de ultieme ratio. De schoonheid moe, verveeld door de immer idyllisch poserende groepjes schapen en landmannen, uitgekeken op de redelijkheid van de Utopie, trokken ze dan weer verder - naar Weimar, naar Parijs, andere steden, andere landen, waar salons, vrouwen, drank en roem wachtten.
Wörlitz. Tuinen zijn de laatste toevlucht. Niet zo'n klein rotding, maar een park met valleien, meren, heuvels, rotsen, Italiaanse landwegen, okerkleurige paviljoens, kromme bruggen, een pagode, een Gotisches Haus, Judentempel, kleine voetgangerspontjes en eilanden, riet, velden, zand, en, kom, ook een echte, kleine namaakvulkaan erbij. Al wandelend wordt het eigen territorium. Verwerving door associatie. Die Gedanken sindfrei. Op het gras bij het Gotisches Haus mag, roept de opzichter, unter keine Bedingung gelopen worden. Die Rasen sindfrei.
Hertog Franz kon zijn utopie bouwen op de feodale staat die zijn vader (uitvinder, zo zegt men, van de laadstok voor het musket-geweer en als huurling instigator van een aantal fameuze Pruisische driloefeningen) erop na had gehouden. De nieuwe hertog was echter geen leeghoofd: hij maakte ruzie met zijn machtige buur, Friedrich ii van Pruisen, en vertrok voor een serie reizen naar Italië en naar Engeland (in dat laatste land zou hij in totaal vier jaar verblijven). Zijn reispartner was Wilhelm Freiherr von Eichmansdorf, architect uit vrijetijdsbesteding. Von Eichmansdorf zou niet alleen het Neoclassicisme in Duitsland introduceren, maar ook de Neogothiek.
Terug in Anhalt-Dessau werd telkens een verder deel van de utopie gerealiseerd. Dat het een samenhangend project was, werd pas gaandeweg duidelijk aan opdrachtgever en uitvoerders. Het hele landje moest worden omgetoverd in één groot park. Van oost naar west, zuid naar noord, werd een tuinenweb geweven: Wörlitz, Mosigkau, Kühnau, Georgium, Oranienbaum, Sieglitz, Luisium, exotische paradijzen stuk voor stuk, tuinen van verrukking, verbonden door gescheiden wegen voor koetsen en paden voor wandelaars. Onderweg verrezen herbergen, populieren, gedenkstenen, ornamentele boerderijen, platanen, bruggen. In de verschillende buitenhuizen werden familieleden van de hertog ondergebracht, maar de tuinen waren altijd open, en het kasteel van Franz
| |
| |
zelf was eveneens open voor bezoek. Niet, zoals in Weimar en andere in naam ‘Verlichte’ vorstendommen gewoonte was, slechts voor adellijke of geleerde bezoekers, maar voor pachters, wevers, landarbeiders. De folkloristische volksspelen die vanouds rond de Drehberg plaatsvonden, werden geëleveerd tot heuse Olympische Spelen - ééneneenkwart eeuw voor De Coubertin. En het turnen en andere gymnastische oefeningen werden hier uitgevonden nog voor Turnvater Jahn, en voordat sport paradestuk werd voor nazi's en andere vrije jongens met gouden kettinkjes en voor die droeve trimmers. Basedow, Campe, Neuendorf, de beste pedagogen werden naar Anhalt gehaald voor het Philantropin, een educatief experiment, geen
De Luisenklippe, Wörlitz Foto auteur
overspannen Kees Boeke-school of nuffig Barlaeus, gewoon de dorpsschool van Dessau waar het zoontje van Leopold Friedrich Franz naast de boerenkinderen in de banken zat. In de jaren 1780 konden in Duitsland drieënzestig van dergelijke instituten geteld worden, allen ter navolging van het Dessauer Philantropin.
De door de ddr als proto-revolutionair geannexeerde Georg Forster (‘... [es] hatte sich in ihm bereits eine kritische Haltung gegenüber der absolutistischen Fürstenpolitik ausgeprägt, die ihn später konsequent zu revolutionärer Überzeugung führen sollte’) schreef naar aanleiding van een bezoek in 1799: ‘die Rückreise von Berlin ging über Dessau, wo ich mich Tage bei den Fürsten aufhielt, die Gott sei Dank! Menschen, gute, edle Menschen sind, die selbst vergessen und ihre Gäste vergessen lassen, was Fürst ist, wenigstens im Auge der Welt ist.’ Er waren er meer als hij, enkelen geërgerd door de anticonservatieve inslag van het tuinenprogramma, anderen geïrriteerd door het gebruik van de Neogothiek als bouwstijl, maar de meesten verbaasd en vergenoegd door het alternatief dat hier werd geboden voor het feodalisme van de Duitse staatjes.
Wörlitz zelf werd door reizigers als het Allerheiligste van de tuinstaat gezien, alle wegen leidden ernaar toe. Onderweg, in het Luisium, het Georgium en Oranienbaum, kon men alvast enkele monumenten zien die reprodukties waren van Europese voorbeelden. Maar in Wörlitz verdikte het programma zich, als een staat in de staat. Het was, en is, een ‘Weltgarten’, een tuin die als waarlijke microkosmos fungeert. De bruggen in de tuin vormden een programma op zich: een groot aantal verschillende types verbond de oevers van meren en spande zich over stroompjes. Een eenvoudige boomstam werd een brug uit meerdere stukken hout, werd een veerpontje, een hangbrug, een krommende Chinese brug, en culmineerde in een exacte, maar verkleinde kopie van de eerste ijzeren brug ter wereld, de Iron Bridge, die in 1779 was
| |
| |
gelegd over de Severn in Engeland. Het park functioneerde ook als modelboerderij: zo was naast de ornamenteel-gothische stallen, in een drukbezocht deel van de tuin, een klaverveld aangelegd om de boeren uit de omgeving tot het gebruik van beter veevoer te brengen.
De gebouwen in en om Wörlitz refereerden deels aan de traditionele baksteengothiek van de streek, en staken als nationale bouwstijl af tegen de reprodukties van befaamde Italiaanse monumenten. Het stelde de bevolking, die niet als de heersende klasse in staat was een Grand Tour te houden, in gelegenheid de voortbrengselen der beschaving te bezichtigen. Dat dit merendeels in kopie moest gebeuren bleek helemaal niet zo erg: een groot aantal van deze nabouwsels ligt beter gesitueerd dan hun originelen. Als exempel van tolerantie en gedachtenvrijheid werd de Judentempel ingericht, een klassieke tempel die door de Anhalter joden als synagoge werd benut.
Het park is in de loop van tientallen jaren aangelegd en weerspiegelt de veranderende opvattingen en inzichten van de vorst en zijn entourage. Het westdeel is nog te veel een opeenstapeling van effecten en surprise-architectuur. Een labyrint met de bustes van Gellert en Lavater draagt een te opzichtig programma, terwijl de narrigheden van het grotwerk en de wiebelbrug over de Luisenklippe een tendens naar aristocratische flauwigheid verraden (bruggen in landschapstuinen zijn sowieso m'n forte niet: in Schwetzingen maakte ik ooit bij hevige vorst een doodsmak op de Chinesische Brücke, en van de Wörlitzer wiebelbrug ben ik op een haar na naar beneden gelazerd). Naar het oosten toe wordt het park uitgestrekter en ademen de verschillende elementen makkelijker. Klassieke Elbelandschaft wordt gemengd met Italianeske populierenlanen.
Om acht uur is het aardedonker in Wörlitz. Op het kerkplein staat een lantaren, de rest van het dorp verkeert in negentiende-eeuwse duisternis. De Wirtschaften in privé-handen gaan 't liefst al om vijf of zes uur dicht, zeven uur is de limiet. De Staats Konsumgenossenschaft-Gaststätte Goldene Weintraube (‘mit Eisdiele’!) blijft tot achten open, maar ook dan, na een flirt met Ute, de roodharige serveerster (die begon toen ik haar wees op een optelfout in haar nadeel van tien echte, vette Westmark) gaat hier de deur onherroepelijk op slot. Aangeschoten door de rode Saksische wijn en treurig door een dieet van ingemaakte Rotkohl, loop ik richting Hotel Zum Eichenkranz aan de poorten van het park, waar Tieck en Forster en Heine verbleven, en waar met een historische onafwendbaarheid ook ik zou hebben gelogeerd, ware het niet dat Eichenkranz al lang gesloten is wegens voorgenomen restauratie. Na eerst met bruut geweld in het halfduister gefaald te hebben de toegang tot het park te forceren, loop ik tot voorbij het slot en de kerk en neem, hop, een laag muurtje. Een tweede poging, en ik beland zwaarlijvig achter de Judentempel. In het Oostduitse gras, naast mijn hoofd, ploft bijna meteen een fles zoete, stroperige ddr-wodka - Ute is uit de Goldene Weintraube gevolgd en heeft besloten me door nachtelijk Wörlitz te gidsen, achter de Judentempel, langs de langgerekte Wörlitzer See, de Stein met de Villa Hamilton en de Vesuvius, en verder langs de Egeria-grot tot bij de lange populierenlaan met het Italiänisches Bauernhaus. We ontschroeven de fles en slokken om en om de lome Schnaps. ‘Scheisse,’ zegt Ute, en haalt een rood stukje grint uit haar zwartlinnen schoen. ‘Scheiss Wiedervereinigung,’ zeg ik, en ‘scheiss Arbeiter-und Bauernstaat.’ Tot aan de Neuen Anlagen, naar het Rotes Wachhaus, voorbij de Insel der Totenerinnerung gaan we; Ute met de
schoenen in haar handen, ik met een stuk in mijn hakken.
's Ochtends worden we door een parkwacht buiten de tuin gezet.
En hertog Franz bleef alleen achter met zijn Philanthropin, zijn Chalcographische Gesellschaft, Buchhandlung der Gelehrten, Olympische Spelen. De Schwung was uit het
| |
| |
experiment geraakt. Tegen het eind van zijn leven werd de vorst weer autocratischer. En waarschijnlijk was de bevolking ook het paradijs beu geworden, men had weer behoefte gekastijd te worden, geflest en belazerd. De tuinen waren van utopie wandelplek geworden.
Later komt uit het station van Dessau een groepje jonge mannen en vrouwen marcheren, bordes op, trappen af, naar het voorplein, staat stil en heft de rechterhanden schuin omhoog, sieg heil, sieg heil, sieg heil. Bereitschaftspolizei staat met de armen over elkaar toe te kijken. De Neo's marcheren door naar een Imbiss. De nieuwe machthebbers zijn gearriveerd, ik moet me haasten.
| |
3 Autocratisch-conservatieve Utopie: Machern
‘Das erste Geschaft des Gartenkünstlers muss also seyn, die Beschaffenheit der Gegend zu Rathe zu ziehn, um den Charakter zu bestimmen, den er seinem Garten geben kann, damit er nicht Gefahr läuft durch den Contrast zwischen seinem Bestreben und den Eindruck welchen er hervor bringt, lächerlich zu werden.’
Glasewald, Beschriebung des Gartens zu Machern, 1799.
In Berlijn-West vormde de British Serviceman's Club in Spandau (vraag niet hoe ik er terecht ben gekomen) mijn voorlopige verblijf. Dat betekende, volgens de veiligheidsvoorschriften, elke ochtend vroeg met apparaten aan een stok onder de auto duiken om ira-bommen op te sporen. Maar de voorgeschreven apparatuur ontbrak, dus iedere morgen de autogordels af laten en het portier open houden, zodat wanneer bij het omdraaien van het contactsleuteltje die grote klap kwam, je brandend en wel uit de auto kon duiken. Het heeft niet mogen zijn.
In Oost-Berlijn staan kolonnes obscene Mercedessen en bmw's geparkeerd voor het Charlottenburger Rathaus, een Teutoonse droom uit baksteen en terracotta. Geüniformeerde chauffeurs tikken aan hun pet wanneer de spd-bonzen hun wagens verlaten voor een congres - gewichtige kleinburgers die nog aarzelen tussen een bestaan als ambtenaar op omkoopbasis of een heldhaftige gooi naar de naakte macht. Binnen, in de hoge gestucte zalen is het gebouleer met projectontwikkelaars en banken al begonnen. Dichter bij de oude Muur staan de absolute top wagens, met Oost en West cd-kentekens, de Vier Machten zijn aan een volgend stadium gekomen van het geïmproviseerde landjepik. Oostberlijners schuifelen schichtig langs hun nieuwe bezetters.
In Potsdam, waar de villa's met een marktwaarde van twee tot drie miljoen nu voor enkele tienduizenden guldens zijn op te pikken, staan voor de poorten van Sanssouci een half dozijn mobiele snackbars opgesteld. Degene die nog weigert Pepsi en Bluna te verkopen verdient mijn klandizie. Een vlugschrift wordt in mijn handen gestopt. Geen mars naar het stadhuis, vendelzwaaien of andere Agit-Prop, maar een uitnodiging voor de Thomas Müntzer Gaststätte in Golm, een naburig dorp: ‘Sonnabend ii bis? Mit Discoveranstaltung!’ belooft het stenciltje.
In de berm van de bemodderde weg naar Schwerin, al heel degelijk in Oost-Duitsland, staat niet ver van het Gut Lutzow, een van die echte Pruisische Junker-bezittingen, een obelisk met het opschrift:
hoch dem
lieben deutschen
vaterland
Karl Grieffenhagen
1882
In mijn wellingtons glibber ik naar de obelisk toe, neem een foto en spuug vervolgens op de tekst. Gott strafe Deutschland! Per ingeleverde Arbeiter- und Bauernstaat heeft men recht op een real existierendes Dixielandor- | |
| |
kester in het paradijs van Kohl en Bolkestein.
Ik ben begonnen ddr-memento's op te kopen. In een gehucht aan de Poolse grens wordt de ex-Konsum winkel een uur na sluitingstijd geopend wanneer ik een souvenirdoosje lucifers wil kopen. De ruimte staat vol met West-trash. Na duidelijk te hebben gemaakt dat ik enkel Volkseigene Ware wil kopen, komen de bestofte dozen te voorschijn. Een Alladinsgrot opent zich: Karo-sigaretten van het veb Kombinat Tabak Dresden in prachtige yuppendesigndoosjes; pakjes tomatensoep voor 10 Pfennig vervaardigd door de veb Nahrungsmittelwerke Suppina; Swirtigal-Zigarren van de veb Zigarrenfabrik Dingelstadt (Betrieb der ausgezeichneten Qualitätsarbeit!); Rotplombe Mehrfruchtsuppenpulver van de Konsum-Nahrmittelwerke Erfurt; lucifers van de veb Zündwarenwerke Riesa; Russische levensmiddelen in verpakkingen met enkel cyrillische teksten; Poolse lucifers met Franse opschriften; zoetige Schnaps; heel vieze worsten; crisisdruk briefkaarten; notitieblocs voor 6 Pfennig. Het geheel verpakt in prachtige zakjes met het opschrift ‘Freude am Einkauf’ tussen iele aardappelstempeldruk van bloemetjes en grasjes.
In de Konsum in Machern, naast het Lenin-Kombinat, graai ik in containers met vele honderden onduidelijke, aantrekkelijke kartonnen doosjes. Wanneer ik de verschillende verpakkingen naar kleur probeer te sorteren, komen winkelende vrouwen naderbij. Pas als de cirkel van belangstellenden om de containers zich bijna dreigt te sluiten, dringt het eindelijk tot me door dat het hier om condooms gaat. In Nederland wordt de handel voor woekerprijzen verkocht aan publiek dat enkel Ostware wenst.
Aan de ingang van het park van Machern, tegenover het Lenin-Kombinat, weerlicht het en begint de eerste regen. Kort daarop ontlaadt de elektriciteit zich krijsend in de ijzeren stangen rond de kasteeltoren. Ik verschaf me toegang tot een bijna leeg Schloss Machern, op zoek naar Parkdirektor Kathrin Franz wier lof Fama al heeft gestoken. Ze blijkt haar vakantiedagen te hebben opgenomen en is naar Leipzig vertrokken. Ik word ontvangen door een aardige secretaresse die, in Dirndl gestoken, al tijden in de Schwarzwaldklinik moet hebben gefigureerd. Ze reikt zwierig geschenken uit: historische prentbriefkaarten, een plattegrond, een boekje en deelt me een tuinierster toe als gids door het park. Die wacht op me aan de ingang van de tuin, een oudere vrouw in dikke kledinglagen, en de groeven van het buitenleven in het gezicht. In de Hygea Tempel wachten we op een pauze tussen de buien. Gaandeweg, naar de Agnestempel van berkenbast, aan het bijna lege meer waar op dat moment dorpelingen in lieslaarzen de jaarlijkse oogst aan dikke karpers en snoeken binnenhalen (regelrecht uit Fontane), vertelt ze me van oorsprong tuinarchitect te zijn, maar na een psychische instorting in de tuin werk te hebben gevonden. Nee, ze heeft er geen last meer van, zolang ze maar buiten mag zijn. Het lef
De zgn. Ritterburg, Machern Vooroorlogse briefkaart
| |
| |
ontbreekt om naar de toekomst van haar arbeidsplaats te vragen nu de eerste projectontwikkelaars zich al op het kasteel-in-Volks-eigentum hebben gemeld.
Het park wordt/werd prachtig gerestaureerd, op de best mogelijke manier: onmerkbaar. De accidentering wordt weer teruggebracht, een kluit je bomen hersteld, tempeltjes en bijwerk opgemetseld en opnieuw geschilderd. Voor de houtkap is een rotatieschema ingesteld. Elk jaar een nieuw stukje, tot het ensemble er weer bij staat als in 1800, maar met behoud van de patina van twee eeuwen.
Machern is aangelegd door de Vrijmetselaar en Pruisische Oberstallmeister Reichsgraf Karl Heinrich von Lindenau. Vanaf 1782 werd de aanwezige tuin vergroot, en in de jaren 1792 tot 1797 werden de meeste tuinornamenten gebouwd, met de Pyramide en de Ritterburg als hoogtepunten. In 1802 verhuist de Reichsgraf naar Klein-Glienicke bij Potsdam, en verkoopt hij het goed aan de Leipziger koopman Eduard Schnetger. Schnetger klungelt nog wat in het park rond, maar zoals het er nu nog bijligt is het voornamelijk een, door Duitse tuinhistorici zo genoemde ‘Freimaurer-Anlage’; een in Duitsland en Oostenrijk bekend gegeven.
Ik word naar de Pyramide gevoerd: een columbarium met lege urnen, ventilatieschachten onder het altaar en verscholen gangen achter de wanden - een Rozenkruisersinitiatieruimte (wat precies die verbinding Vrijmetselaars-Rozenkruisers voorstelt wordt me ook niet duidelijk), vermomd als tuinornament. Onder het altaar liet men rook opstijgen en vanuit de gangen kon het aspirantlid worden toegesproken als met geestesmond. Het is, zoals gezegd, een niet ongewoon effect in Duitse tuinornamenten: de parken van onder meer Hanau, Sanssouci, de Neuer Garten en Kassei bezaten allemaal dit soort installaties, waarvan een groot aantal zelfs nog min of meer intact is. De Ritterburg in Machern, het volgende gebouw, bleek in restauratie: een gebouwde torenruïne die eveneens voor vrijmetselaarsceremonies werd gebruikt. En hier is de symboliek natuurlijk nog groter. De nog Onverlichte adellijke eigenaar van dit goed zag de Franse Revolutie al tot zijn grenzen oprukken en vervaardigde het oerconservatieve memento aan gelukkiger tijden, toen ridder ridder was, en lijfeigene lijfeigene. Ik krijg de historie in nog niet geheel vervluchtigde ddr-speak uitgelegd, maar heb me al ingelezen. ‘Linker Hand erblickt er eine schwarze Gitterthüre. Sie scheint ihm ein Begräbnisplatz zu verschlieszen: denn nur weniges Licht, wie in den Platzen des langen Schlummers, verdrängt die Dunkelheit in diesem unterirdischen Gang’ (Glasewald 1799). De initiatie vond plaats op Indiana Jones-manier: bij binnenkomst vielen twee ridders (automatons) met getrokken zwaarden over de leerling, iets verder lagen valkuilen onder het pad, en liet een verborgen mechanische veer een traliehek naar beneden vallen. Aan het eind van de lange donkere gang, na nog te zijn weggedoken voor een werpspies, kon de initiant het reliëf van een biddende ridder ontwaren. En daar begon zijn reis naar boven, door vier, vijf verdiepingen, allemaal met een
geschilderd programma. Boven blijkt een restant van een zesde verdieping: in de Tweede Wereldoorlog huisde hier een Flugerkennungsmannschaft. Nu nog kijkt men over mijl na mijl bouwland - öde akkers die in de verte wegvloeien.
Machern is mij te Duits, geen utopie, maar geschiedenis. De ‘Geysterey’ en het obscurantisme hebben hierop hun domper gezet. Geen onschuldige pret om de ongeschoren ornamentele heremiet of de blinde harpist in zijn peperkoekhuisje. Hier is enkel Gewitter- en Donner-und-Blitzen-filosofie aanwezig.
| |
4 Sentimenteel-pittoreske Utopie: het Seifersdorfer Thal
‘Test the West’
Reclamebillboard voor sigarettenmerk (laffe smaak, niet geschikt voor menselijke
| |
| |
consumptie) dat in 1990 bij de ingang van bijna elk Oostduits dorp stond.
De ddr-in-opheffing blijkt een vrouwenstaat. Zelden gedurende mijn verblijf heb ik met een man te maken, het lijkt alsof ze zich, zoals de politieagenten en de militairen, teruggetrokken hebben: pour mieux sauter wellicht, wanneer de ‘democratie’ eenmaal is uitgebroken. In de huisgezinnen waar ik mezelf tijdens de reis inkwartier bestieren vrouwen de zaken, voeren het woord, nemen het initiatief. De Oostduitse man daarentegen verschilt alvast niet veel van zijn Nederlandse tegenvoeter: een zakkewasser wiens idee van het paradijs uit een flesje Stender in een lease-auto bestaat.
Naar de volgende utopie. Het Seifersdorfer Thal, een vanaf 1782 aangelegde pittoreske valleituin, lijkt nagenoeg onvindbaar. Het ligt ten oosten van Dresden verstopt tussen dorpen waarvan de inwoners voorgeven het dal niet te kennen. Ook in Seifersdorf zelf is het vooralsnog onmogelijk het park te vinden. De burgemeester komt eraan te pas en brengt me naar het aan de Bürgemeisterei belendende huis met de oude vruchtbomen. Hier woont de oude weduwe van de dominee, schrijver in de jaren twintig van een standaardwerk over Biedermeier-schilder Ludwig Richter. De Überfahrt am Schreckenstein hangt boven de schoorsteenmantel, in de Dresdener Gemäldegalerie hangt de kopie. De elders onvindbare Becker (Das Seifersdorfer Thal, Leipzig 1792) wordt te voorschijn gehaald, oude foto's en kaarten.
Haar dochter zal me naar het park gidsen. De oude vrouw doet een paar appels uit de tuin in een van die pathetische zakjes met Freude am Einkauf erop.
De landweg voert eerst een stukje over een hoogplateau achter het Schloss, aan het begin (of het eind) van het dorp zelf, vervolgens langs perelaars en akkers, en plots duikt de weg het dal in, slingerend, door een bos. Luttele honderden nieters verder een open plek waar de watermolen staat die doubleert als Schenke. Buiten enkele houten banken en tafels, waaraan een debatterend gezelschap. Een scène uit een van de wat overspannen prenten van een Duitse illustrator met titels als Poeëtengesellschaft bei eine Waldschenke of Rast an die Mühle: eine Idylle. De introducties volgen. Het gezelschap bestaat uit leden van de Seifersdorfer Thal Verein e.V., die zich de afgelopen tien jaar als goede feeën om het herstel van het park en zijn merkwaardige monumenten hebben bekommerd. Giften worden uitgewisseld. De folder van het gezel schap kan enkel met tranen in de ogen worden gelezen: men is de ‘Ideen des Zeitalters der Aufklärung und Empfindsamkeit verbunden..., auch die Befruchtung des geistig-
Het Herder Denkmal, Seifersdorfer Thal Foto auteur
| |
| |
kulturellen Lebens der Gegenwart durch die Rezeption der humanistischen Gedankenwelt um 1800 ist Inhak [unseres] Handelns’.
Gedienstigen, aanvankelijk stug, na introductie arbeideristisch toegenegen, torsen hoge potten koffie. Ik durf niet te vragen om de andere parafernalia van Aufklärung, Biedermeiertum en 1848-revolte: exotische likeuren, meerschuimen pijp, potten bier, Deutsch-Nationale cape en baret, Schnaps. De plaats, de gesprekken, het heeft veel van een kleine vergissing in de tijd. Daarna volgt de rondgang door de mooiste plek op aarde: twee beboste valleien, een riviertje omgeven door middelhoge rotsen, en overal langs de oevers kleine monumentjes - dichtregels op keien geschilderd, schrijvers en poëten
Laura's Denkmal, Seifersdorfer Thal Foto auteur
geëerd met arcadische menhirs, een Freundschaftsaltar, Lorenzo's Grab, de rustieke hut - het bijwerk voor een paradijs. De monumentjes worden in jarenlang vrijwillig geploeter gerestaureerd, woekerende struiken uitgegraven, doorzichten hersteld. Het dorp en park werden niet lang tevoren bezocht door scouts van de Westduitse octopus Quandt, een holding die onder andere bmw bezit. Hun interesse in de locatie zou de zegeningen van de markteconomie brengen: hotels en vakantiehuisjes en zo'n godverdomd tropisch zwemparadijs. De vereniging heeft het verrassend genoeg nog kunnen tegenhouden, maar de worgende verstrengeling van ‘vrij ondernemerschap’ en ‘democratie’ maken natuurlijk nog meer horribels mogelijk.
Ik wil hier voor altijd blijven. Me hullen in Werther-kledij, geel vest, bruine korte jas, blauwe broek en zwarte kaplaarzen, een Brummell-das losjes om de hals geknoopt. Op de Tanzwiese, tussen schapen, nonchalant tegen het Freundschaftsaltar leunend, de nieuwste uitgave van de Dessauer Buchhandlung der Gelehrten dilettantisch uit de brede jaszak loerend. Ik zal kamers nemen in de watermolen, en op niet al te hete en niet al te koude ochtenden om wel acht uur opstaan om mijn lievelingsschaap (of -koe) te melken (of gebeurt zoiets 's avonds?). Hoewel ik eigenlijk natuurlijk op het prachtig gestoffeerde Schinkel-gothische Schloss in het dorp woon, maar ik kan kiezen. En in de andere zak van mijn jas klinkende goudstukken die ik uitdeel aan behoeftigen (ofschoon die er niet zijn in Seifersdorf, maar misschien komen er wel arme schooiers langs, van heel ver, hongerende wevers die helemaal uit Dresden komen lopen omdat ze van het weldadige regime van de landheer hebben gehoord) en van joodse marskramers koop ik dan een koppel gestanst-zilveren schoengespen, en van een tandeloze zigeunerin krijg ik zomaar een bosje hei. En 's avonds zit ik met een schoenlapper (die eigenlijk heel geleerd is)
| |
| |
aan de oever van de Grosse Röder, bij het Herder-Denkmal, en keuvelen we over het moderne landbouwstelsel van Young, de nieuwste toneelwerken van Grabbe, het recente gebruik van gietijzer in de architectuur en de smaaktheorie van Hume. De wijn is Saksisch en rood, eigenlijk zwart. En de volgende ochtend laat ik een spion uit Pruisen, een frauderende vroeg-industrieel en een kinderlokkende predikant, samen met een leeghoofdige politicus aan de schandpaal staan, waar ze met hoogwaardige landbouwprodukten van mijn model-boerderij worden bekogeld door de hoog opgeleide dorpsjeugd en bespot door hupse, ook heel hoog opgeleide, maagden.
De Röder schuimt in het Seifersdorfer Thal. Het is vrijdag, fabrieken lozen hun industriële meerwaarde in het riviertje. Mijn gids bekijkt enkele planten aandachtig, draait blaadjes om, strijkt langs de stengels, op zoek naar mutanten.
| |
Gebruikte literatuur
Het Wörlitz-complex:
|
Reinhard Alex, ‘Das Beispiel Anhalt-Dessau’, in Hans-Joachim Giersberg (red.), Neuer Revolutions-Almanach: Texte zur Kunst um 1789, Potsdam 1989, 49-53. |
Reinhard Alex, Dessau Luisium, Leipzig 1990. |
Reinhard Alex e.a., Friedrich Wilhelm von Erdmannsdorff: zum 250. Geburtstag, Wörlitz 1986. |
Reinhard Alex, Glasgemälde Gotisches Haus Wörlitz, Wörlitz 1983. |
Reinhard Alex, Oranienbaum, Leipzig 1984. |
Reinhard Alex en Peter Kühn, Schlösser und Gärten um Wörlitz, Leipzig 1988. |
Carl August Boettiger, Reise noch Wörlitz 1797, Wörlitz 1988 (zie tevens variant-editie 1976). |
August Fuchs, Dessau, Wörlitz und Oranienbaum, Dessau 1843. |
Harri Günther, ‘Der Park von Oranienbaum’, in Hartmutt Ross (red.), 300 Jahre Oranienbaum: Streifzüge durch Geschichte und Gegenwart der Stadt, Oranienbaum 1973, 23-32. |
Julie Harksen, Die Chalcographische Gesellschaft in Dessau, Dessau s.a. |
Marie-Luise Harksen, Erdmannsdorf und seine Bauten in Wörlitz, Wörlitz 1975. |
Marie-Luise Harksen en Reinhard Alex, Gotisches Haus Wörlitz, Wörlitz 1989. |
Doris Hempel, e.a. (red.), Das Schöne mit dem Nützlichen: die Dessauer Kulturlandschaft, Bemühungen um die Darstellung gartendenkmalpflegerischer Arbeit an Hand historischer Ansichten des 18. und 19. Jahrhunderts sowie Fotografien des gegenwartigen Zustandes, Wörlitz 1989. |
Erhard Hirsch, Der Ursprung der deutschen Neugotik im aufgeklärten Dessau-Wörlitzer Reformwerk (Beiträge zur Stadtgeschichte, nr. 6), Dessau 1987. |
Erhard Hirsch en Thomas Hohle (red.), Dessau-Wörlitz Beiträge 1988, 2 delen, Halle 1989. |
Erhard Hirsch, Dessau-Wörlitz: Zierde und Inbegriff des xviii. Jahrhunderts, Leipzig/München 1988. |
125 Jahre Elbffähre Coswig (Anhalt), s.l. 1989. |
Ingo Pfeifer, Synagoge Wörlitz: Ausstellung zur Toleranzpolitik in Anhalt-Dessau, Wörlitz 1990. |
Uwe Quilitzsch e.a., ‘Belehren und nütúich seyn’: Franz von Anhalt-Dessau, Fürst der Aufklärung 1740-1817, Wörlitz 1990. |
Lutz Reichoff, e.a., Zwischen Wörlitz und Mosigkau: Schriftenreihe der Stadt Dessau und Umgebung, nr. 32; Landschafts-, Garten- und Freiflachengestaltung in Dessau: vom Klassizismus bis zur Gegenwart, Dessau 1990. Friedrich Reil, Leopold Friedrich Franz, Herzog und Fürst von Anhalt-Dessau nach seinem Wirhen und Wesen, Wörlitz 1990 (verkorte heruitgave van de editie Dessau 1845). |
August Rode, Beschreibung des Fürstlichen Anhalt-Dessauischen Landhauses und Englischen Gartens zu Wörlitz, Dessau 1798, in: Der Englische Garten zu Wörlitz, Berlijn (-O) 1987. |
Hartmut Ross, e.a., Friedrich Wilhelm von Erdmannsdorff: Leben - Werk - Wirkung, Wörlitz 1986. |
Peter Ruegg, e.a., Denkmalpflege Kulturbund der ddr, Beiträge zur Gartendenkmalpflege: der frühe Landschaftsgarten, Berlijn (-O) 1986. |
Reinhard Schelenz en Peter Findeisen, Denkmalpflege an Bauten und Garten des Dessau-Wörlitzer Reformwerkes, Halle 1986. |
| |
| |
Ludwig Trauzettel, Wegweiser durch die Wörlitzer Anlagen, Wörlitz 1988. |
Clemens Alexander Wimmer, ‘Georg Steiner (1774-1834): Wörlitz und Umgebung mit den Augen eines Gärtners (1812)’, Mitteilungen der Pückler Gesellschaft, nr. 6 (n.F.), 1989, 117-125. |
Machern/Seifersdorfer Thal:
|
Christoph Bormann en Kathrin Franz, ‘Der Macherner Garten und das Seifersdorfer Tal: zwei frühe sächsische Anlagen im landschaftlichen Stil’, Mitteilungen der Pückler Geselbchaft, nr. 6 (n.F.), 1989, 24-40. |
Kathrin Franz, ‘Aus der Arbeit der Interessengemeinschaft “Seifersdorfer Tal”: erste Schritte zur Restaurierung’, Denkmalpflege Kulturbund der ddr, Beiträge zur Gartendenkmalpflege, Berlijn (-O) 1985, 82-84. |
Kathrin Franz, Denkmal + Landschaft: Seifersdorfer Thal, s.l. s.a. |
Kathrin Franz, ‘Einige Untersuchungen zur Bepflanzung des frühen Landschaftsgartens im Hinblick auf die Restaurierung des Macherner Gartens’, Die Gartenkunst, 1, nr. 2, 1989, 247-265. |
Kathrin Franz, Christoph Bormann e.a., Schlosz und Landschaftsgarten zu Machem: ein kleiner Führer durch 975 Jahre Macherner Geschichte, Machern [1991]. |
Helmut Gelbrich, e.a., Exkursionsführer ‘Historische Parkanlagen in der Muldenaue des Kreizes Würzen’, s.l. s.a. (deelwerk). |
E.W. Glasewald, Beschreibung des Garten zu Machern mit besonderer Rücksicht auf die in demselben befindlichen Holzarten, Berlijn 1799 (facsimile Machern 1975). |
Hugo Koch, ‘Das Seifersdorfer Tal und der Garten zu Machern: zwei Beispiele aus Sachsens Gartengeschichte zur Zeit der Sentimentalität und Romantik’, Landesverein Sächsischer Heimatschutz Dresden: Mitteilungen, xiii, nr. 1/2, 1924, 4-24. |
Kulturbund der ddr Gesellschaft für Natur und Unvwelt Bezirksvorstand Leipzig: Arbeitsheft nr. 4, Leipzig 1987. |
Manfred Müller (red.), Machem und der Park zu Machern, Machern 1980. |
Tuinen in de ex-DDR algemeen:
|
Ekhart Berckenhagen, Deutsche Gärten vor 1800, Sarstedt 1962. |
Adrian von Buttlar, Der Landschaftsgarten: Gartenkunst des Klassizismus und der Romantik, Keulen 1989. |
Gert Grönig en Joachim Wolschke-Bulmahn, dggl Deutsche Gesellschaft für Gartenkunst und Landschaftspflege e.v. 1887-1987: ein Rückblick auf 100 Jahre dggl, Berlijn 1987. |
Günther Hartmann, Die Ruine im Landschaftsgarten: ihre Bedeutung für den frühen Historismus und die Landschaftsmalerei der Romantik, Worms 1981. |
Alfred Hoffmann, Der Landschaftsgarten, deel 3 van Dieter Hennebo en Alfred Hoffmann, Geschichte der Deutschen Gartenkunst, Hamburg 1963. |
Peter Kluska, ‘Historische Gärten in der ddr: Erlebnisse und Begegnungen’, Süddeutsche Zeitung, 20/21 juni 1981, 81. |
Hans Krumbholz, Burgen, Schlösser und Gärten, Berlijn (-O) 1987. |
Wim Meulenkamp, ‘“Das Gartenreich”: historische tuinen en tuingebouwen in de voormalige ddr’, Groen, xlvii, nr. 1, 1991, 30-33. |
Paul Ortwin Rave, Gärten der Goethezeit: vom Leben in Kunst und Natur, Leipzig 1941 |
Helmut Scharf, Die schönsten Gärten und Parks in Deutschland und Österreich, Düsseldorf 1985. |
|
|