Jan de Rooy
Portfolio/Oskar Lens
Zondag, 1 september 1991. Vroeg in de middag fiets ik door het Haagse Bos naar landgoed Clingendael. Het is de warmste dag van het jaar, er zijn veel mensen op de been. In de schaduw van de hoge bomen langs de oprijlaan naar Huize Clingendael wandelen deftige Hagenaars met strak aangelijnde teckels en Deense doggen, op de gazons en tussen de bloemperken rennen vrolijke kinderen.
Bij het koetshuis met de hoge groene deuren stap ik van mijn fiets; grind kraakt onder mijn voeten. Voor een der deuren staat een lange man met wit haar. Een aristocraat die sprekend op Stefan George lijkt. Het is de schilder Oskar Lens.
Achter de hoge deuren, waar eens rijtuigen en paarden stonden, bevinden zich enkele ateliers. Wij betreden het atelier van Oskar; een prachtige koningsvlinder fladdert met ons mee naar binnen. Oskar zwaait met zijn armen om de vlinder naar buiten te loodsen, maar het insekt strijkt neer op het schilderij dat op de ezel staat.
Er heerst een voorname rust in het atelier, de stemmen van de spelende kinderen in het park zijn nauwelijks te horen. Het licht valt binnen door een groot raam aan de tuinzijde. De muren zijn kaal, slechts hier en daar hangt of staat een schilderij. Heel bescheiden heeft Oskar de meeste van zijn doeken in een stellage opgeborgen. Na enig aandringen haalt hij het een en ander uit die stellage te voorschijn. Meestal portretten van vrouwen, expressief, vol kleur en beweging.
‘Werk je met modellen?’
‘Nee. Zodra ik wat kleuren op het doek heb aangebracht ontstaan de figuren uit zichzelf.’
‘Je gaat niet uit van een vooropgesteld idee?’
‘Een vaag idee heb ik meestal wel, maar ik werk erg intuïtief, ik volg als het ware mijn handen. Het is iedere keer weer een ontdekkingsreis. Al schilderend wordt het me duidelijk hoe het ongeveer moet worden, maar het resultaat is ook voor mezelf steeds een verrassing.’
‘Ik zie dat je hier een grote platencollectie hebt, pianosonates van Beethoven, Franse chansons... Luister je naar muziek terwijl je werkt?’
‘Altijd. Dat doen trouwens de meeste schilders. Het ontspant enigszins. Je moet weten dat het zeer enerverend werk is, na een paar uur schilderen ben ik doodop.’
‘Ben je beïnvloed door anderen?’
‘Ik heb grote bewondering voor Kees van Dongen, Matisse, Beckmann, maar beïnvloed..., nee... En als ik beïnvloed ben dan is het door Kees van Bohemen die lange tijd zijn atelier hiernaast heeft gehad. Ik heb veel geleerd van de gesprekken die we hebben gevoerd, hij heeft me vaak gestimuleerd, over een dood punt heen geholpen. Dikwijls denk ik nog: “Wat zou Kees hiervan hebben gezegd?”’
‘Waarom schilder je zo vaak drie figuren op een doek?’
‘Om de spanning, de dialoog. De figuren kunnen elkaar aantrekken of afweren, maar er gebeurt iets. De een ontleent zijn kracht aan de ander.’