Maatstaf. Jaargang 39(1991)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende J. Eijkelboom Gedichten Wel zeldener Overal dezelfde bonbons... Paul van Ostaijen 1 Dit najaar dragen de meisjes hun handen in de mouwen van hun altijd eendere jacks. Af en toe komt er een hand uit met een appel, goed voor de tanden en je wordt er niet dik van. Overal dezelfde bonbons droef in glazen parelt drank er is geen dorst, denkt sikkeneurig de dichter. [pagina 147] [p. 147] 2 Zag ik dat vroeger niet anders, denkt hij vervolgens, had ik dan niet gepopeld tot zo'n hand, zo'n soepele pols zich weer eens voordeed aan mijn eeuwig begerig oog? Eén oogopslag, een haperende wimper, een volmaakt ronde knie, een haast doorzichtig klein oor - het was genoeg om het bloed op te jagen, de pas te vertragen. 3 Ik moet het eerst aanraken nu. Geen nood, want als dat gebeurt gebeurt er meer dan toen. Wel zeldener, maar ongekwelder en met een vrouw die haar gedurfde handen niet opsluit in haar wapperende mantel. [pagina 148] [p. 148] Soms Soms, als het licht op ongewone wijze van buiten komt en om de meubels hangt in een nieuw huis op oude grond dat wij te nauwer nood betrokken, trekt uit het fundament een sterk verleden op dat weer bewijst: er gaat in eeuwigheid geen steen verloren. Op straat zet het zich voort. Van tjalken tussen nieuwe jachten komt oude geur van houtgestookte kachels over de kade naar ons toe. Dan klinken uit een tintelmond de ijle kreten van voorheen. Want sneeuw is altijd weer van vroeger en ligt er altijd voor het eerst. [pagina 149] [p. 149] Takin' that ride to nowhere Voorbij de wentelende bol die duizend zilverlingen door de gewijde ruimte slingert en boven het corintisch kapiteel schemert het hoog gewelf onaangetast. De preekstoel, eigentijds verbouwd tot een raket, herbergt de razende deejay die net zo min de lucht ingaat als eens de kapelaan, die zich tot nul had aangepast. De drummer boy komt op de plek van 't altaar met cymbaal en rinkelbom het heilig vuur ontsteken. De zanger schudt en stampt en zet zich aan zijn standaard vast. Een mondharmonica scheurt dan door aller ziel, maakt van de band een denderende trein, kordaat op weg naar niets en door de droevigste extase aangevuurd: o jammer jammer jammerlijk o jammer jammer jammerlijk dat het maar kort zo duurt. (voor Kors) Vorige Volgende