Maatstaf. Jaargang 39
(1991)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermdHarry G.M. Prick
| |
[pagina 8]
| |
wellicht werd de slotregel van ‘Parsifal’, de titel van het door Verlaine bijgedragen sonnet, welke slotregel door T.S. Eliot zou worden geïntegreerd in ‘The Fire Sermon’, de derde afdeling van The Waste Land (1922), waarvan versregel 202 immers luidt, zij 't met liefst vier afwijkingenGa naar eind5 van de door Verlaine aangehouden interpunctie: Et O ces voix d'enfants, chantant dans la coupole! In oktober 1889 zou Frans Erens, samen met zijn reisgenoot en boezemvriend de schilder Isaäc Israels (1865-1934), door Mallarmé worden meegevoerd naar Berthe Morisot. Erens en Israels, die toen logeerden in Hôtel Soufflot, rue Toullier 9, bezochten tijdens dit verblijf in Parijs ook Mallarmé zelf, in diens woning aan de rue de Rome 89. Eerst in augustus 1923 legde Erens zijn herinneringen vast aan het bezoek door hem en Israels gebracht aan mevrouw Morisot in haar woning aan de rue Villejust 40, - sedert 1945 rue Paul Valéry 40 - alsook aan de gesprekken die hij en zijn reisgenoot met Mallarmé mochten voeren in het appartement aan de rue de Rome.Ga naar eind6 De memoires van Erens zijn echter niet snel na elkaar op papier gebracht. In werkelijkheid betrof het een reeks feuilletons tussen 1924 en 1938 openbaar gemaakt in diverse tijdschriften, weekbladen en kranten en eerst in 1938 door zijn weduwe, Sophie Erens-Bouvy (1877-1958) uitgegeven onder de titel Vervlogen Jaren. De bladzijden over het bezoek aan Mallarmé zagen toen voor de eerste maal het licht. Zij zouden voor de doorsnee Fransman een gesloten boek zijn gebleven wanneer niet in het voorjaar van 1960 te Parijs, bij Michel J. Minard, verschenen was: Un Hollandais au Chat Noir/Souvenirs du Paris littéraire 1880-1883. Textes de Frans Erens. Die teksten werden gekozen en vertaald door Pierre Brachin, met medewerking van P.-G. Castex voor wat betreft de toelichtende aantekeningen.Ga naar eind7 Op p. 92-94 bevat deze uitgave, in de vorm van een bijlage, ‘Une visite chez Mallarmé’, vertaald door Pierre Brachin.Ga naar eind8 Hier volgt dan het begin van Erens' desbetreffende herinneringen: ‘Isaäc en ik spraken af nu ook Mallarmé te gaan bezoeken. Hij zou hem een briefje schrijven en daarin zeggen, dat hij met zijn vriend Erens gaarne kennis met hem zou komen maken. Onmiddellijk antwoordde Mallarmé: “Ik wacht u beiden (dien of dien dag op dat of dat uur) onder den Arc de Triomphe, lieu digne de vous”. Wij kwamen daar stipt op tijd en gingen met beslistheid op hem af, daar wij hem van zijn portretten kenden. Hij stelde ons voor met hem mee te gaan naar Madame Berthe Morisot, de schoonzuster van Manet; zij bezat in haar woning nog veel werken van dien schilder. Wij kwamen daar en Mallarmé stelde ons voor. Zij bezat niet alleen prachtige schilderijen, maar was zelf een groote artieste. Zij was een elegante verschijning, niet meer jong. Haar haren waren reeds grijsGa naar eind9 en haar gezicht was scherp en mager. Haar conversatie was ernstig. Zij dankte Mallarmé voor de toezending van een zijner gedichten,Ga naar eind10 maar zeide daarbij vlakweg, dat zij er niets van had begrepen: “Je n'y ai rien compris”. Fier antwoordde de dichter, zijn hoofd naar achter werpende: “C'est votre droit”. Na deze visite bij Berthe Morisot in haar luxueuze en schitterende woning, die toch met groote soberheid was gemeubileerd, verzocht Mallarmé ons een avond bij hem te komen. Wij gingen op den bepaalden tijd naar hem toe. Hij woonde in de rue de Rome, op een derde étage, naar ik meen. Hij ontving ons zeer hartelijk en stelde ons aan zijn vrouw en dochterGa naar eind11 voor. Ook was er nog een Engelschman op bezoek, een lange man met bruine bakkebaarden. Zijn naam ben ik vergeten. Ik geloof niet, dat hij een artiest was.’ In 1979 was de mei/juni-aflevering van de zevenentwintigste jaargang van Maatstaf voor het grootste gedeelte gewijd aan een aantal thema's uit de Franse literatuur. Zelf droeg ik toen een artikel bij over ‘Stéphane Mallarmé en Tachtig’,Ga naar eind12 waarin ik zo gelukkig was niet minder dan zes brieven openbaar te kunnen maken, door Mallarmé in 1896 aan Nederlandse correspondenten gericht, waar- | |
[pagina 9]
| |
onder twee brieven aan de classicus en dichter Hein J. Boeken (1861-1933).Ga naar eind13 Bij die gelegenheid kon ik bovendien aannemelijk maken dat, zoveel jaar na datum, Erens in het verslag van zijn en Israels' contacten met Mallarmé de chronologie van een en ander niet meer helder voor de geest moet hebben gestaan. In werkelijkheid toch is aan het bezoek bij Berthe Morisot het bezoek aan Mallarmé voorafgegaan. Ik geloof dan ook te hebben kunnen aantonen dat Erens en Israels dinsdagavond 8 oktober 1889 hun opwachting maakten bij Stéphane Mallarmé. Daaruit volgt dat de datum van de eerste, zo dadelijk als nr. 1 te publiceren, brief van Mallarmé geen andere kan zijn dan 8 oktober 1889. De brief van 11 oktober 1889, waarin Mallarmé had geschreven: “Ik wacht u beiden (dien of dien dag op dat en dat uur) onder den Arc de Triomphe, lieu digne de vous”, is niet teruggevonden, maar dat deze brief heeft bestaan werd bevestigd primo door het geheugen van Erens en secundo door het bestaan van een brief, op 12 oktober 1889 door Isaac Israels aan Mallarmé gericht; zie onder ‘Aantekeningen en verwijzingen’, nr. 6. Deze laatste brief voert tevens tot de slotsom dat het bezoek bij Berthe Morisot moet hebben plaatsgevonden op maandag 14 oktober 1889. | |
IGa naar eind14[8 oktober 1889] Mijne heren, Tot vanavond. Ik voel mij vereerd en getroffen door uw voornemen, sluit u dus zonder plichtplegingen aan bij enkele vrienden met wie wij nu en dan op dinsdag samenzijn; u hoort daarbij. Stéphane Mallarmé De heren I. Israels en Frans Erens | |
IIGa naar eind15Parijs 89 rue de Rome Vrijdag 14 december 1889 Hartelijk dank, geachte heer Eyrens,Ga naar eind16 die mij niet vergeten bent. Het plan lezingen in BelgiëGa naar eind17 te geven schijnt geen verder leven beschoren te zijn en het zijn nu juist die lezingen, die mij naar soortgelijke in Nederland zouden hebben gevoerd. Wil er een kans bestaan u weer te zien, dan zal er niets anders opzitten dan dat u terugkomt naar Parijs, waar u elke dinsdagavond welkom bent. Maar omdat u niet verzaakt aan een manier van ontmoeten, anders dan op papier en in de geest, waarbij u dan zo goed wilt zijn te vertalen wat ik u zal voorleggen, zou ik hieraan willen toevoegen dat deze gang van zaken mij, bij nadere overweging, wel kan bekoren. Wilt u daarom zelf mijn woordvoerder zijn bij de heer Van der Goes, Prinsengracht,Ga naar eind18 en hem bij wijze van voorbeeld zeggen dat mij beknopte bijdragen voor de geest staan, in de trant van kanttekeningen binnenkort over de crisis in de hedendaagse poëzie (waarbij men ook aan mij een zekere invloed wil toeschrijven); kortom feitelijke bijzonderheden om aan de hand daarvan, in snelle maar definitieve lijnen licht te werpen op wat uit de verte een warboel zou kunnen lijken en te zelfder tijd de lezer binnen een zeker bestek op de hoogte te houden van de kunst en de leteren hier te lande, zoals die zich regelmatig manifesteren. Dit alles kan dan, na latere besnoeiing en ordening, het boek opleveren dat u en ik als mogelijk resultaat verhopen.. Hier, in Parijs zelf, zou ik daarmee de indruk kunnen wekken mij iets aan te matigen.Ga naar eind19 Over de voorwaarden zult u wel in onderhandeling willen treden met de directie van De Nieuwe Gids: ze zullen, naar verwachting, behoorlijk zijn, en daarmee is de kous af. Met handdruk naast hartelijke groeten aan de heer Israels Stéphane Mallarmé De Heer Frans Eyrens advocaat Schaesberg bij Heerlen Nederlands Limburg | |
IIIGa naar eind20Parijs 25 februari [1890] O, geachte heer Erens, hoe graag zou ik hebben willen doorreizen naar Nederland,Ga naar eind21 zelfs op gevaar af uw vriendelijke uitnodiging - die | |
[pagina 10]
| |
ik bij thuiskomst mocht aantreffen - mis te lopen. De vakantie die ik mij kon toestaan duurde te kort; maar ik zal naar België terugkeren en in die gevallen zal ik daarvan ruimschoots tevoren op de hoogte zijn zodat wij een afspraak kunnen maken. Ik zal ook overmorgen uw afwezigheid betreuren op de donderdagavond, ten huize van mevrouw de weduwe Eugène Manet waar ik, voor een uitgelezen gezelschap Parijzenaars, de lezing herhaal waarmee ik in België enig opzien baardeGa naar eind22 en waarmee ik mij uitingen van hoon naast blijken van sympathie op de hals heb gehaald. Ik zou daar ook graag de heer Israels onder mijn gehoor hebben.Ga naar eind23 U wilt hem wel namens mij groeten. Uw Stéphane Mallarmé De Heer Frans Erens 184 Jan Steenstraat Amsterdam |
|