| |
| |
| |
Els Broeksma-van Capelle
De biografie van een kameleon. Gesprek met Jan Fontijn
Frederik van Eeden (1860-1932) was literator, criticus, arts, een van de eerste psychiaters van Nederland, spiritist, filosoof, mysticus en sociaal hervormer. Van Eeden heeft altijd de gemoederen beroerd. Hij werd in één adem een Christus en een Satan genoemd, een genie en een bedrieger, hij werd bejubeld en verguisd. Al tijdens zijn studie Nederlands raakte Jan Fontijn gefascineerd door de complexe en controversiële persoonlijkheid van Van Eeden. In juni promoveerde Jan Fontijn cum laude bij de Nijmeegse hoogleraar Kees Fens op het eerste deel van een schitterende biografie over Van Eeden: Tweespalt, Het leven van Frederik van Eeden tot 1901 (Querido, 598 pagina's, f 65,-). Hieronder een vraaggesprek met Jan Fontijn door Els Broeksma over het schrijven van biografieën en over Frederik van Eeden.
Waarom koos je voor een biografie, toen je besloot te promoveren en waarom over Van Eeden?
Toen ik studeerde, moesten we een lijst van secundaire werken lezen. Stuiveling, die zelf onder meer een biografie over Jacques Perk had geschreven, stimuleerde het lezen van biografieën. Ik was meteen zeer geïnteresseerd in het genre, want als zo'n biografie goed gelukt was, dan kreeg je op schitterende wijze niet alleen toegang tot de persoonlijkheid van de beschreven auteur, maar ook tot zijn literaire oeuvre. En bovendien geeft een goede biografie ook een cultuur-historisch tijdsbeeld. Dus, toen er sprake was van een dissertatie, ging mijn voorkeur meteen uit naar de biografie. Die voorkeur is ook nog door iets anders versterkt. Toen ik in '63 afstudeerde, was het tijdschrift Merlijn nog niet zo lang geleden opgericht. Het vertegenwoordigde een stroming in de literatuur, waarin men zich bij bestudering van literatuur uitsluitend op de tekst concentreerde. Biografische gegevens waren niet interessant. Ik heb me altijd een beetje geërgerd aan die richting, omdat ik hem te dogmatisch vond, te beperkt. Toen al nam ik me voor ooit een biografie te schrijven. Een goede biografie geeft nu eenmaal niet alleen de feiten uit het leven, maar verkondigt ook opvattingen over hoe de wereld eruit ziet en hoe literatuur zou moeten zijn. Vooral in Engeland kan je daar prachtige voorbeelden van vinden.
De reden waarom ik Van Eeden koos? Tijdens mijn studie werd mij door mevrouw Cram-Magré, de biograaf van J.A. Dèr Mouw, eens gevraagd wie van de Tachtigers mij het meest interesseerde. En dat was Frederik van Eeden, en wel omdat ik dat zo'n curieuze man vond. Ik begreep hem niet en zijn tijdgenoten begrepen hem ook niet. Hij was intrigerend en controversieel. Niemand kreeg vat op hem. En die situatie is eigenlijk niet veranderd. Ook nu nog vindt de een hem interessant en vinden anderen hem een vervelende draaikont. Bovendien, wat me ook aantrok, dat was zijn veelzijdigheid. In allerlei opzichten was het een begaafd iemand; hij had een brede interesse. Er was dus veel te onderzoeken en in die zin verschafte hij mij ook toegang tot die buitengewoon boeiende tijd rond de eeuwwisseling. Dat ‘breukvlak van twee eeuwen’ heeft altijd mijn belangstelling gehad.
| |
| |
Ik schreef essays over Couperus, Frans Coenen en Wagner. Van Eeden gaf mij dus de mogelijkheid om, met hem als object van onderzoek, die periode grondig te bestuderen. Ik ben namelijk niet alleen neerlandicus, maar ook historicus. En dat heeft nu eenmaal gevolgen voor de benadering van literatuur. Literatuur hoef je niet alleen te lezen uit artistieke en esthetische overwegingen, je kunt het ook lezen als historisch object. Je kunt informatie krijgen over een tijd en een persoon door middel van de literatuur. De artistieke en esthetische kant worden dan secundair. Voor die informatie kan je zelfs triviaal-literatuur gebruiken. Ik moet bekennen, dat ik slechts een beperkt deel van Van Eedens literaire oeuvre artistiek de moeite waard vind.
Om een periode in het verleden te begrijpen, is het nodig dat je de ‘taal’ uit die tijd beheerst. Nu is 100 jaar terug nog niet zo lang geleden, maar ben je wel eens gestuit op andere betekenissen van woorden? Met andere woorden heeft de taal je wel eens voor problemen gesteld?
Jazeker. Zoiets geldt natuurlijk helemaal voor Middelnederlandse en zeventiende-eeuwse teksten, want daarin is echt sprake van een andere cultuur. Mijn leermeester Hellinga gaf briljante colleges, waarin hij liet zien hoe je via kennis van woorden en teksten entree kon krijgen tot die cultuur. Het geldt ook, maar in mindere mate, voor de literatuur van zo'n honderd jaar geleden. Dikwijls heb je het niet in de gaten, maar er bestaan in elke tijd bepaalde literaire codes, bepaalde formuleringen en artistieke conventies. Daar moet je van op de hoogte zijn. Het woord ‘evolutie’ was bijvoorbeeld een gevleugeld woord ten tijde van het fin de siècle. Van Eeden gebruikte het in zeer verschillende betekenissen. Ten eerste in wetenschappelijke zin, zoals Darwin het gebruikte. Ten tweede in de betekenis van de sterke drang tot veranderen, hetgeen betekende, dat je een progressief iemand was. En ten derde betekende het, dat de mens in staat was om zich te ontwikkelen, om moreel te ‘stijgen’. Dan krijgt het een mystieke connotatie. Zeker bij Van Eeden, die het woord veel in de laatste betekenis gebruikte, moet je op de hoogte zijn van dit soort sleutelwoorden.
Van Eeden heeft een overstelpende hoeveelheid materiaal nagelaten. Zijn literaire werk, 13 000 brieven en vanaf zijn veertiende jaar hield hij een dagboek bij. Tijdens zijn leven schreef hij twee autobiografieën. Maar hoe betrouwbaar is nu al dat materiaal? Het is bijvoorbeeld bekend dat Van Eeden zijn dagboeken liet lezen. Zou hij dan wel de waarheid hebben opgeschreven? En hoe betrouwbaar is de biograaf, die uit al dat materiaal zijn selectie maakt?
Het verzamelen van het materiaal en het vervolgens beoordelen op waarheidswaarde, die twee dingen vormen een groot probleem voor de biograaf. Ja, inderdaad, als je een dagboek schrijft en je laat het lezen of je speelt met de gedachte om het te publiceren, dan kan je vraagtekens zetten bij de waarheidswaarde van zo'n document. Aan de andere kant kun je soms merken, dat Van Eeden, door het te laten lezen, eindelijk dingen durft te zeggen, die hij niet onder vier ogen heeft durven zeggen. Bovendien, ik denk dat elk dagboek een lezer veronderstelt. Ik las laatst een interessante studie van Alain Girard - Le journal intime -, die gaat echt over privé-dagboeken en hij behandelt de grote negentiende-eeuwse dagboekschrijvers zoals Stendhal, Michelet, Amiel. Het blijkt, hoewel die dagboeken nooit tijdens hun leven zijn uitgegeven, dat deze schrijvers altijd aan een potentiële lezer dachten. Ik denk trouwens, dat het laten lezen van je dagboek het waarheidsgehalte van het geschrevene niet zo erg hoeft te beïnvloeden. Ik denk niet dat Van Eeden iets vervormde, omdat zijn moeder of zijn geliefde het dagboek las. Veel interessanter vind ik wat hij weglaat uit zijn dagboek. En dat is de reden, waarom ik druk gebruik heb gemaakt van het literaire oeuvre. Ik heb gemerkt, dat hij bepaalde aspecten, waar hij op een bepaald
| |
| |
moment in zijn jeugd nog niet aan toe was, of die hij nog niet in zijn dagboek durfde te vermelden, dat hij die later in zijn literaire werk heeft verwerkt.
Wat betreft het tweede deel van de vraag, als je als biograaf uit het materiaal gaat selecteren, dan beginnen de componeer-problemen. Dan moet je een kern zoeken, net als bij het schrijven van een roman. Het hoofdthema en de motieven vormen dan de structuur, waarnaar je alles kan voegen. En nu wil ik mezelf helemaal niet vergelijken met een romanschrijver - want bij het beschrijven van een leven kan je niets fantaseren - maar je moet wel op een gegeven moment uit die grote hoeveelheid feiten accenten gaan leggen. Dat vond ik één van de moeilijkste dingen, dat wikken en wegen. Wat moet erin en wat niet.
Wat heb je bijvoorbeeld weggelaten en waarom?
Z'n jeugdbrieven, die hij tijdens zijn vakanties aan zijn ouders schreef. Die waren heel leuk, maar ik vond ze minder interessant dan ander materiaal. En, je bent een boek aan het componeren, dat moet tempo hebben, je moet een ontwikkeling laten zien en als je bij alles halthoudt, dan gaat de lezer knikkebollen, dan ben je hem kwijt.
Je hebt eens in een lezing beweerd, dat de biografie een onbepaald genre is, dat het een mengvorm is van essay en roman en dat de biograaf in literair opzicht veel kan leren van grote realistische schrijvers als Tolstoj, Flaubert. Dus toch romanschrijver?
Ja en nee. Bij die schrijvers, zoals ook bij Zola, Couperus en Emants, kan je inderdaad alles vinden wat je nodig hebt voor het schrijven over een leven. Maar de romanschrijvers konden hun materiaal naar willekeur gebruiken en mengen met hun verbeelding. Een biograaf moet zich houden aan de feiten en bij de rangschikking van die feiten moet hij proberen om verbindingen te maken en daar heeft hij wel degelijk een zekere inventiviteit en verbeelding voor nodig. Af en toe kom je biografen tegen die die kunst fantastisch verstaan. Richard Holmes is zo'n briljante biograaf. En Lytton Strachey, die schrijft heel economisch en bouwt zijn boeken heel zorgvuldig op. Eerst verzwijgt hij een heleboel dingen en dan geeft hij precies de juiste anecdote op het juiste moment. Die boeken zijn schitterend om te lezen. Die auteurs zou ik graag een beetje willen benaderen.
Het volgende geeft aardig weer hoe je als biograaf bepaalde feiten met elkaar verbindt. Van Eeden bevond zich in de herfst van 1885 in Parijs om gegevens over tuberculose voor zijn proefschrift te verzamelen. Je gaat dan na wat dat verblijf in Parijs voor Van Eeden betekend heeft. Zo weet ik, dat hij daar een prostituée ontmoette die verslaafd was aan morfine. Ik kwam dat te weten doordat er vier brieven van die vrouw aan Van Eeden bewaard zijn gebleven. Die moet je dan heel nauwkeurig lezen en dan moet je bepaalde mededelingen met elkaar verbinden. Je probeert na te gaan wat die ontmoeting voor Van Eeden heeft betekend. En dan blijkt, dat die vrouw in haar brieven een aantal aspecten noemde, die Van Eeden graag wilde horen. Hij had geen seksueel contact met haar, maar om haar moreel en financieel te ‘redden’, gaf hij geld. Hij stuurde ook later vanuit Holland nog geld. Dat was voor die vrouw een openbaring en ze vergelijkt hem met een soort Christus. Dat was precies wat hij wilde. Hij had vlak voordat hij naar Parijs ging De kleine Johannes geschreven en aan het eind van dat boek doemt een soort Christusfiguur op, met wie hij zich duidelijk identificeert. Dus de brieven van die prostituée zijn op merkwaardige wijze prachtig verbonden met zijn levenshouding van dat moment. Je moet allerlei feiten bij elkaar brengen en in die zin ben je een beetje een romanschrijver. Maar ik zou nooit een ‘vie romanceé’ kunnen schrijven, dat vind ik een afschuwelijk soort boeken. Dat is niks, 't is geen verbeelding en 't zijn geen feiten.
| |
| |
Kun je nog wat uitgebreider ingaan op het belang van het literaire werk als bron voor het schrijven van een biografie? Met andere woorden, wat heb je van het literaire werk kunnen gebruiken voor het schrijven van je biografie?
Het schrijven van een biografie over een auteur heeft een extra voordeel, omdat je als biograaf naast alle normale bronnen ook de beschikking hebt over het literaire werk. Dat is ongelooflijk uniek materiaal, maar het is ook problematisch. Want een schrijver zet de werkelijkheid naar zijn hand. Hij kan dingen vervormen en hij kan er van alles bij halen, ook zijn fantasie. Dus als historisch document kan je 't niet gebruiken, 't is geen brief of dagboek, maar je moet het beschouwen als een bijzonder soort ego-document. Want een schrijver legt, als het goed is, zijn hart en ziel in zijn literaire werk. Hoe je het ook wendt of keert, je kunt via het literaire werk altijd tot een hypothese over de kernproblematiek van een auteur komen. Zo heeft Van Eeden in bijvoorbeeld Johannes Viator geprobeerd de geschiedenis van zijn eigen erotisch leven te vertellen. Alleen wel in de vorm van literatuur, dus verkapt en vervormd. Je hebt een sleutel nodig om na te gaan, waar die kern van dat erotisch leven van Van Eeden precies ligt. Ik heb dus het hele oeuvre van Van Eeden gelezen (en dat is nogal wat) en toen bleek al gauw, dat Van Eeden bij het schrijven van zijn literaire werk zijn dagboeken raadpleegde en dat hij sterk autobiografisch schreef. Via de dagboeken en vergelijkingen met eerdere versies van De kleine Johannes (de geschiedenis van een klein jongetje, dat zich ontwikkelt en emancipeert) kon ik helemaal nagaan hoe dat boek tot stand was gekomen. In de eerste versie, die na achtentwintig pagina's ophoudt, wordt op orthodoxe negentiende-eeuwse wijze via een auctoriale verteller het leven van een gezin met twee broertjes verteld. Zijn eigen ouderlijke gezin stond model. In de tweede versie wordt het verhaal als sprookje verteld en worden de twee broers samengevoegd in één figuur en is ook de moeder verdwenen. Toen heb ik me afgevraagd wat dat te betekenen had. Mijn hypothese was (ook op grond van andere gegevens),
dat er in het gezin een controverse was en dat hij die broer literair niet meer kon gebruiken. Dan ga je scherper op die broer letten en dan blijkt uit de ego-documenten, dat er grote spanning bestond tussen die twee broers. Van Eedens oudere broer Johan was een jongen, bij wie alles mislukte, zowel op school als in zijn carrière. Hij is uiteindelijk ook uit het gezin verdwenen en naar Indië gegaan. Daartegenover stond Frederik, de bolleboos op school, die ook later tijdens zijn studententijd triomfen vierde in Amsterdam. Hij heeft als geslaagd jongetje in het gezin langzamerhand de plaats en de taken van zijn oudere broer overgenomen. En ik heb het idee, dat hij de teleurstelling van zijn ouders over die oudste zoon probeerde te compenseren. Ik kon dus een paar keer vaststellen, dat hij in zijn boeken informatie verschafte, die niet in zijn dagboeken voorkwam. Toen moest ik dus via andere bronnen nagaan of die informatie ook juist was. En dat lukte, doordat ik via een familielid de beschikking kreeg over brieven van de oudere broer Johan aan zijn broer Frederik. In die brieven werd mijn hypothese bewaarheid.
Hoe belangrijk is voor jou het kennen van een biografie over een auteur voor het lezen en begrijpen van zijn literaire werk?
Zelf kan ik heel goed lezen zonder de biografische gegevens van een auteur te kennen. Soms word ik zelfs gehinderd door zulke gegevens, vooral als ze triviaal zijn. Want dan ga je ze projecteren in zo'n boek en dat kan een verarming van dat boek zijn. Maar er zijn gegevens die een boek kunnen verrijken. Als je bijvoorbeeld probeert niet alleen de kleine schandaaltjes, de kleine privé-aangelegenheden te vermelden, maar ook probeert de wijze van denken, de angsten, de filosofie, de tijdgeest van de auteur naar voren te halen.
| |
| |
De opbouw van de biografie is min of meer chronologisch, maar niet strikt. Kun je vertellen volgens welke methode je hebt gewerkt en waarom?
Je moet als biograaf je gegevens doseren. Ik heb geprobeerd om bepaalde onderwerpen met kleine motieven te laten beginnen, om niet meteen met een synthese te komen, zodat de lezer zelf dingen kan ontdekken. De lezer krijgt dan het gevoel, dat er iets aan de hand is. De meeste biografieën worden chronologisch geschreven, maar dat kan je niet systematisch volhouden. Je zou dan veel te veel verschillende feiten achter elkaar krijgen. Je moet dus clusters gaan maken van de feiten. Als Van Eeden in 1889 verliefd wordt op Betsy van Hoogstraten, dan maak ik daar een apart hoofdstuk van en dan volg ik die liefde een aantal jaren. De lezer leert dan die vrouw kennen en ziet hoe die liefde zich ontwikkelt. Dan breek ik in 1893 weer af en ga terug naar 1889 naar iets anders dat dan heeft plaatsgevonden. Daar heb ik bewust voor gekozen, omdat Van Eeden zo'n rijk leven had. Om alle aspecten aan bod te laten komen, moest ik het wel enigszins op die manier ordenen, anders kwam ik in de problemen. Ik spring ook wel eens even uit de tijd. Je kunt als biograaf nu eenmaal een heel leven overzien. Ik begin bijvoorbeeld de biografie op het moment, dat Van Eeden in 1922 het dagboek van zijn vader op zolder vindt. Hij is dan zelf tweeënzestig jaar en leest met verbijstering over allerlei dingen, waar hij niets van wist. Van Eeden zegt dan, dat hij de relatie tussen zijn ouders nog eens in een roman wil verwerken. Hij komt daar niet meer toe. Ik neem dan even de pen van Van Eeden over en begin het levensverhaal van die ouders te vertellen. Een ander voorbeeld is, dat Van Eeden zich aan het eind van zijn leven met verbazing afvraagt, waarom hij tijdens zijn leven zo veel vijanden had. Dat kon ik prachtig gebruiken toen ik het hoofdstuk over zijn literaire vriendschappen schreef.
Er is me iets opgevallen. Je laat allerhande facetten uit het leven van Van Eeden uitgebreid aan bod komen. Zijn jeugd, zijn school- en studententijd, zijn jeugdliefdes, zijn latere liefdes (onder wie Betsy van Hoogstraten, op wie hij na drie jaar huwelijk verliefd wordt), zijn werk en zijn idealen. Nu is er één facet, dat in mijn ogen wat onderbelicht is. Hij trouwt al jong met Martha van Vloten. Martha en hun onderlinge verhouding krijgen verhoudingsgewijs minder aandacht dan al die andere facetten. Is daar een reden voor?
Ten eerste: zij scheidden in 1907 en ik hoop in het tweede deel een overzicht te geven van wat er nu allemaal aan de hand was. Dan zal ik het biografisch materiaal (want de brieven zijn allemaal bewaard gebleven) uitvoerig gebruiken. Ten tweede heb ik een tijdlang in de veronderstelling geleefd, dat er een boek zou verschijnen over de drie zusjes Van Vloten. En ik vond het fatsoenlijk om nu niet Martha van Vloten uitvoerig te beschrijven. Het leek me namelijk erg leuk, dat er over die drie zusjes (Martha, Betsy en Kitty), die alle drie met een beroemde kunstenaar waren getrouwd (respectievelijk Van Eeden, Willem Witsen en Verwey), een boek zou verschijnen. Dat is de reden waarom ik Martha in het eerste deel wat heb afgedempt. En ten derde: Martha was heel aardig en oorspronkelijk, dat bleek uit alles wat ik over haar onder ogen kreeg, maar hun verhouding was in tegenstelling tot Van Eedens andere liefdes weinig conflictueus. Martha was niet iemand, die gauw ruzie maakte, als Van Eeden weer eens op een ander verliefd werd. En ik geef toe, ze had wel wat meer aan bod kunnen komen, want Martha was wel heel belangrijk voor Van Eeden, maar zijn grootste gevoelens gingen uit naar zijn geliefden.
Wat is het verschil tussen Frederik van Eeden vóór de biografie van Fontijn en nà Fontijn?
Over Van Eeden vóór Fontijn bestonden zeer gemengde meningen. Je had de biografie van Kalff en dat is eigenlijk een grote aanval op de persoon en het werk van Van Eeden. Een navrant boek. Dan was er het werk van Ver- | |
| |
wey. Een keurig boek over Van Eeden. Maar daarin kwam het perspectief van die tijd te weinig aan bod. En ik heb nu geprobeerd om zo veel mogelijk documenten, dus alles wat er later nog is bijgekomen, in mijn boek te verwerken. Daardoor is een nieuwe visie ontstaan. Daarbij heb ik geprobeerd om de persoon en het werk van Van Eeden in de context van de cultuur van Nederland op het eind van de negentiende eeuw te zetten. Dat hebben anderen nauwelijks gedaan. In die zin heb ik een nieuw beeld van hem proberen te creëren.
Je zegt ergens, dat je hebt gewcht naar een kern, die de persoonlijkheid van Van Eeden zou kunnen verklaren. Je bent tot de slotsom gekomen, dat zijn persoonlijkheid gekenmerkt werd door een fundamentele tweespalt. Waarin uitte die dubbelheid van Van Eeden zich?
In bijna alles. In zijn persoonlijk leven, in zijn idealen en in zijn werk. Uit zijn dagboeken bleek bijvoorbeeld, dat hij in het leven een hoge morele norm wilde hanteren. Zo was voor hem de erotiek taboe, die was alleen in het huwelijk geoorloofd, met alle spanningen van dien. Zijn verliefdheden probeerde hij dan ook altijd platonisch te houden. Maar 't grappige is, dat Van Eeden een dromenboek heeft bijgehouden. En tussen het dromenboek en het dagboek bestaan grote discrepanties. In het dagboek is de dag bijvoorbeeld vriendelijk, hij is dan hooggestemd, het lukt hem eventjes een ‘heilige’ te zijn, maar dan barsten 's nachts de erotische, agressieve dromen los. Alle driften, die hij overdag verdringt, komen 's nachts met een gigantische vaart terug. Hij vond dat vreselijk en hij ontwerpt dan een droomtheorie, ‘de-heldere-dromen-theorie’, waarin hij zijn dromen kan sturen en manipuleren. Vooral 's ochtends, vlak voor het wakker worden, is er een vaag bewust stadium, waarin je jezelf opdrachten kan geven als dromer. En als je jezelf nu maar mooie opdrachten gaf, dan kon je al die duivelse en wellustige beelden, al die dingen die je niet oorbaar vond, uitbannen. Dus zelfs 's nachts probeerde hij alles onder controle te houden.
Een ander voorbeeld van dubbelheid in zijn sociaal gedrag is Walden, de socialistische woongemeenschap, die hij in 1898 oprichtte. Ze woonden in hele eenvoudige hutten in het Gooi. Maar tegelijkertijd kon hij zich totaal overgeven aan aristocratisch, esthetisch genot. Dan ging hij een paar weken op het landgoed van de puissant rijke Lady Welby logeren en zat als een dandy in een wit pak aan de high tea in de kasteeltuin, omringd door bedienden en luxe. Terug in Walden trok hij weer z'n manchesterpak aan en predikte soberheid. Nee, hij was niet echt een man uit één stuk.
Van Eeden wordt altijd tot de Tachtigers gerekend. Maar hij voldoet eigenlijk aan geen van de uitgangspunten van het literaire programma van de Tachtigers. Van Eeden wijst bijvoorbeeld de ‘kunst om de kunst’ af. Hij streefde naar een combinatie van goed dichterschap en het uitdragen van een maatschappelijk ideaal.
Ja, ook in zijn werk bezat hij die dubbelheid. Met de mond beleed hij vanaf het begin het programma van De Nieuwe Gids, maar tegelijkertijd hield hij een aantal slagen om de arm, zodat hij altijd weer kon terugkrabbelen. En inderdaad beweert hij op een gegeven moment, dat pure esthetiek zal blijven steken in schone schijn en uiteindelijk zal ontaarden in decadentie. Maar omdat hij steeds iets anders beweert, veroorzaakt hij al gauw wrijvingen binnen de gelederen van Tachtig. Omstreeks 1890 heeft Van Eeden knetterende ruzies met Kloos en Van Deyssel, juist over dat soort zaken als esthetiek, passie, maatschappelijke idealen. Die felle discussies waren ook typerend voor de dichters van die generatie. Denk je eens in: Gorter en Van Eeden liggen samen in de kou in een sloot te baden en kijken op naar de hemel en hebben het over het concept van de ruimte, dat maak je heden ten dage toch niet meer mee?
| |
| |
Je vertelt veel over de vriendschappen en ruzies van Van Eeden. Hij kreeg met veel mensen die hij kende ruzie. Zou je hem een ‘allumeur’ kunnen noemen? Daar bedoel ik mee: was hij iemand, die bij een eerste ontmoeting aardig en enthousiast en bij de volgende afstandelijk was?
Nee, hij was geen allumeur. En hij was ook zijn hele leven bevriend met Jacob Israël de Haan en Aletrino. Weliswaar met onderbrekingen, maar zo gaat het altijd in het leven. Volgens Frans Erens - en dat is een zorgvuldige observator - had hij wel iets afstotends in zijn karakter. Hij was vriendelijk en stelde er vervolgens behagen in om iemand op een afstand te houden. Als je dat een beetje gaat peilen, dan zit er een zekere angst in voor andere mensen. Iets van: kom me niet te na. Volgens Erens kon Van Eeden zich ook niet helemaal geven en bezat hij geen artistieke natuur. En ik denk dat hij daarin gelijk had, want als je artistiek wil slagen, dan moet je een soort eenzijdigheid bezitten, dan moet je je volledig op iets kunnen storten. Dan moet je niet steeds zitten twijfelen over wat je nu eens zal gaan doen en niet zitten piekeren over wat anderen er van zullen vinden. Dat was een beetje zijn tragiek, ook tijdens het creatieve proces werd hij gekweld door tweespalt.
Je bent achter misschien wel het sterkste facet van zijn persoonlijkheid gekomen. Is Van Eeden daarmee een open boek voor je geworden?
Nog steeds ben ik verrast over zijn persoonlijkheid. Hij blijft, ook voor mij, nog steeds onvoorspelbaar. En dat heeft veel te maken met die tweespalt. Het was zeer moeilijk voor mij als biograaf die tweesporigheid, de dubbelheid van Van Eeden te vangen. Hij deed het ene moment dit en het volgende moment het tegenovergestelde. Hij was als een kameleon, die snel van kleur wisselde. Je vraagt je als biograaf voortdurend af, waar staat die man nou. Dat is irritant, dat was het ook voor z'n omgeving. Veel agressie, die hij opriep, vond zijn oorsprong in dat kameleontische. Daarom werd hem ook wel eens onoprechtheid verweten. Hij was niet consequent genoeg in zijn handelen en niet consistent in zijn manier van denken en voelen. En zo iemand stelt de buitenwacht voor problemen en wordt al gauw onoprecht genoemd. Hij was iemand met een hoog ontwikkeld geweten en was zich bewust van zijn wisselvallig gedrag. Hij wilde dat aardse wisselende ‘ik’ van hem beteugelen en dan deed hij krampachtige pogingen om zich zelf te verheffen tot een soort ‘heilige’, een profeet, die de beste kant van de mens wilde uitdragen. Maar daarmee gaf hij dan eveneens de maatstaf, waarmee hij dan zelf weer beoordeeld werd. De reactie van tijdgenoten was dan ook vaak: nou man, mooie woorden. Maar wat doe je zelf, deugt dat wel, blijf je zelf niet onder de maat?
Je boek heet Tweespalt. Je hebt verteld op welke manier die dubbelheid zich uitte. Maar hoe kan je die tweespalt nu verklaren?
Ik heb niet de pretentie, dat ik die tweespalt kan verklaren, maar ik heb een poging gewaagd. Op twee niveaus probeer ik die dubbelheid te verklaren, op het niveau van de psychologie en op dat van de cultuur uit die tijd. De ouders van Van Eeden hadden een slecht huwelijk. ‘Dertig jaar oorlog’ stond er in Van Eedens dagboek. Hij speelde regelmatig een bemiddelende rol tussen zijn ouders. Als kind voelde hij zich emotioneel aangetrokken tot zijn moeder, maar zijn rationele betrekkingen gingen uit naar zijn vader. En omdat die vader en moeder het zelden met elkaar eens waren, raakte Frederik van Eeden steeds in loyaliteitsproblemen verzeild. Zijn moeder eiste bijvoorbeeld dat hij als christelijke jongen zou opgroeien, terwijl zijn vader zich cynisch uitliet over het Christendom. Een tijdlang koos Van Eeden voor een antichristelijke houding en haatte hij dominees. Maar aan de andere kant wilde hij de liefde van zijn moeder niet verliezen. Dan
| |
| |
krijg je problemen met oprechtheid, want wiens woord spreek je dan? Voor wie kies je? Van grote invloed op het gedrag van Van Eeden is ook geweest, dat de vader volgens de moeder geen zedelijke grootheid bezat. Vader Van Eeden was een relativerende, spottende scepticus, die in haar ogen te weinig carrière maakte. Nu viel dat allemaal wel mee, want die vader was de oprichter van het koloniaal museum, was een bekend botanicus en had een zeer brede belangstelling, met name voor de filosofische stromingen uit die tijd. Maar in haar ogen had hij geen geestelijk élan en was hij geen man van zedelijk moreel prestige. Nu was Van Eeden altijd de lievelingszoon van zijn moeder en mijn idee is (en Van Eeden had dat zelf ook door), dat hij de rol, die zijn vader niet kon vervullen, heeft willen overnemen.
Je zegt in je biografie ergens: ‘Van Eedens leven is een illustratie van Freuds stelling, dat de ervaring leert, dat er voor de meeste mensen een grens bestaat waarboven hun constitutie niet meer gehoorzamen kan aan de eisen van de cultuur en dat ieder die voornamer wil zijn dan zijn constitutie hem toestaat ten prooi valt aan neuroses.’ In welke mate ben je van de theorieën van Freud uitgegaan voor eventuele verklaringen?
Ik heb me hier op Freud beroepen, maar ieder verstandig mens zou 't kunnen zeggen. Wat Freud zegt, geldt voor veel van die eindnegentiende-eeuwers. 't Merkwaardige is, dat Van Eeden soms een verbluffend psychologisch inzicht in zichzelf had en verrassende diagnoses over zichzelf stelde. Als je niet oppast, krijg je als biograaf de neiging om hem daarin te volgen. Maar als biograaf kan je zijn hele leven overzien. Je weet dus meer en die meerkennis moet je erbij betrekken. Ik heb wel een psychologisch portret proberen te schetsen, maar ik heb dat portret veel breder willen maken door te laten zien, dat sommige aspecten, die je zou willen aanmerken als een individuele psychologische trek van Van Eeden, duidelijk in de context van die tijd thuishoorden. Die tweespalt is namelijk ook uit de cultuur-historische context te verklaren. De Victoriaanse negentiende eeuw loopt op zijn eind. Dat was een hypocriete eeuw, want over bepaalde dingen mocht niet gesproken worden. Seks, erotiek, agressie, het was allemaal taboe. In die zin was Van Eeden een echte Victoriaan. Het paradoxale was echter, dat men in die eeuw zeer strenge eisen aan de oprechtheid van iemand stelde. Dus in de hele samenleving zat iets tegenstrijdigs. Aan de ene kant kon je niet anders dan onoprecht zijn, en aan de andere kant eiste men oprechtheid. Bij talloze tijdgenoten van Van Eeden tref je die zeer hoge morele code aan. Men was toen ongelooflijk consciëntieus en ernstig, helemaal als je dat vergelijkt met onze zwabbercultuur. Men hanteerde een hoge standaard voor de gedragingen van de mens. Die nadruk op de platonische liefde, op de vergeestelijking van de mens, op het uitbannen van agressiviteit; je voelt als ordinaire twintigste-eeuwer al aan, dat dat mis moet gaan, dat ze dat niet kunnen volhouden. Het verklaart het neurotische van die tijd. En inderdaad krijg je dan de divans van de psychiaters.
Ook de houding ten opzichte van de wetenschap is omstreeks 1900 ambivalent. In het grandioze boek Op het breukvlak van twee eeuwen heeft Jan Romein geprobeerd alle facetten van het culturele, sociale en economische leven in Europa te analyseren. Iedere keer is 1900 het uitgangspunt. Zijn stelling is, dat er rond 1900 in alle opzichten een verschuiving in waarden plaatsvindt. Zo ontstaat er een generatie, die het Christendom achter zich laat en naar andere waarden op zoek gaat. En was in de negentiende eeuw de wetenschap, waarin het positivisme hoogtij vierde, nog een heilige koe, aan het eind van de negentiende eeuw gaat men (mede door de toename van de wapenindustrie) sterk twijfelen aan die waarde. Ook Van Eeden kende de wetenschap grote waarde toe. Maar later zoekt hij in de mystiek oplossingen voor wat hij in de wetenschap niet kon vinden.
| |
| |
Het beroemde hoofdstuk 13 uit Een liefde van Van Deyssel is de beschrijving van een mystieke beleving. Mijns inziens is dat een heel ander soort mystiek dan de mystiek, die Van Eeden xvilde belijden. Kan je het verschil duidelijk maken?
Van Deyssel en Van Eeden hebben jarenlang intensief gecorrespondeerd en ze waren het er beiden over eens, dat er tussen hun mystieke mentaliteit een grote discrepantie bestond. Hun intenties verschilden enorm. Van Deyssel stond een mystiek voor, waarin de zintuiglijkheid, of het sensitivisme, zoals hij dat noemde, een zeer belangrijke rol speelde. 't Was een soort mystiek, die heel aards bleef. Gorter heeft ook prachtige verzen geschreven vanuit die mentaliteit, waarin je zo concreet mogelijk, met al je zintuigen open, poogde te komen tot een intensievere vorm van leven. Je kijkt eerst naar de werkelijkheid, je observeert en door steeds beter te kijken en intenser te beleven kom je tot een hoger niveau van zien en beleven. Dat wilde Van Deyssel dus ook. Van Eeden daarentegen is veel abstracter, veel minder aards. Ook hij wilde op een hoger niveau van leven komen, maar niet via de zintuiglijkheid. Hij was bang voor de verleidingen, die de zintuigen konden oproepen. En dat merkje ook in de boeken, waarin hij de mystiek beschrijft. Zijn taalgebruik is dan ontleend aan de oude mystici. Weinig persoonlijk, weinig aards. Het is een soort mystiek met een cerebrale gedachteninhoud, maar het wordt niet vanuit het hart beleden, dat is het grote verschil.
Van Eeden had een sterke zucht tot lijden. Waar kwam die vandaan? Je geeft er in je boek een verklaring in cultuur-psychologische zin voor.
Ja, hij was in sommige opzichten een morele masochist. Nu kan je wel weer een psychologische verklaring gaan zoeken, maar dat lijden, dat genoegen in smart, dat was een literair en cultureel gegeven in die tijd. Denk maar aan Multatuli met zijn veelzeggende pseudoniem. Het was een mystieke trend uit de jaren negentig. Wilde je dat hogere niveau van leven ooit bereiken, dan moest je afstand doen van je aardse ik, van je zucht naar luxe en naar wereldse zaken. Dan moest je het lijden opzoeken. De imitatione Christi van Thomas à Kempis lag op Van Eedens nachtkastje. Je moest je eigen individualiteit afbreken en een soort heiligheid nastreven. Het credo was: door lijden jezelf verkleinen, maar tevens jezelf daardoor verheffen. (Van Eeden heeft zo'n proces ook beschreven in Van de koele meren des doods, waarin Hedwig een lijdensweg aflegt. Zij vindt uiteindelijk verlossing.) Maar de al aanwezige hang naar lijden wordt bij Van Eeden nog eens aangewakkerd door het lezen van Thomas à Kempis. Karen Horney, een fabuleuze analytica, met hele nieuwe ideeën na Freud, heeft die verbinding gelegd tussen het moreel masochisme (de neiging om je eigen individualiteit kapot te maken) en de neiging van de mysticus om op een gegeven moment hetzelfde te doen. Een cultuurbeweging en een psychisch mechanisme kunnen heel bevruchtend op elkaar inwerken. En dat is nu het leuke van het schrijven van een biografie. Je switcht voortdurend van het individu naar de culturele context en weer terug.
Het is me opgevallen, dat veel schrijvers uit die tijd een vrouw tot hoofdpersoon van hun roman maken. Eline Vere, Emma Bovary, Anna Karenina, Mathilde, Hedwig. Met allemaal is wel iets aan de hand, of ze zijn lichtelijk neurotisch, of hysterisch of ze hebben een ziekelijke hang naar romantiek. Waarom schreven mannen op die manier over vrouwen?
Met veel vrucht heb ik de boeken van Peter Gay geraadpleegd. Hij heeft in The Bourgeois Experience geprobeerd de emotionele en mentale ervaringswereld van de bourgeoisie in de negentiende eeuw te beschrijven. Hij heeft in kaart gebracht hoe mensen dachten over agressie en seksualiteit, over vrouw en huwelijk en hij constateert aan het eind van de negentiende eeuw ook die toename van
| |
| |
vrouwelijke hoofdpersonen in romans. Hij schrijft dat toe aan de toenmalige ontwikkelingen. De eerste emancipatiegolf spoelde omstreeks 1860 door Europa. Daardoor veranderde de rol van de vrouw in maatschappelijk, sociaal en moreel opzicht. En dat beangstigde volgens Gay de mannen. Hij spreekt zelfs over castratieangst bij hen. En ik vermoed, dat die verandering veel schrijvers heeft uitgedaagd om erover te schrijven. Misschien wel juist om dat vrouwenprobleem te overmeesteren, te objectiveren. Een andere, wat pragmatischer mogelijkheid is, dat veel lezers in die tijd vrouwen waren. Mannen lazen niet. Vrouwen konden zich dus beter met heldinnen identificeren.
Zouden de lezers die vrouwen dan als heldinnen hebben beschouwd?
We leven nu gelukkig in een totaal andere tijd, althans in sommige opzichten, maar ik denk, dat je je vergist, als je bijvoorbeeld Eline Vere alleen maar afschildert als iemand met een kwijnend bestaan. Ze verzet zich op allerlei manieren tegen haar omgeving, tegen het Haagse milieu, tegen de etiquette, tegen de rol die haar is toebedeeld. Ze weigert om met Otto te trouwen. En haar oppositie leidt uiteindelijk zelfs tot zelfdestructie. Aan haar zie je hoe de rol van de vrouw aan het eind van de negentiende eeuw aan verandering onderhevig was. Dus ik denk, dat veel vrouwen zich daarin herkend kunnen hebben.
Het vrouwbeeld van Van Eeden is erg Victoriaans. Zoals bijvoorbeeld blijkt uit Van de koele meren des doods. Hedwig beantwoordt nogal aan wat negentiende-eeuwse stereotype opvattingen. Zij wordt voorgesteld als geïdealiseerde geliefde, als godin, als verleidster en als raadselachtige sfinx.
Van Eeden had een conservatief en geïdealiseerd beeld van de vrouw. Ze moest eigenlijk een hoger wezen zijn. In de jaren tachtig, als hij al bijna arts is, heeft hij nog steeds het idee, dat vrouwen geen seksualiteit hebben. Een vooroordeel van meer mannen uit die tijd. (Het verklaart ook waarom men toen zo geïntrigeerd was door prostituées.) Van Eeden heeft zijn hele leven geworsteld met de seksualiteit, omdat hij het niet kon combineren met zijn verheven vrouwbeeld. Een goede vrouw zou boven de seksualiteit moeten staan. En ook het feit, dat hij via zijn psychiatrische praktijk kon zien, dat er van zijn ‘mythe van de vrouw’ niets klopte, heeft hem niet genezen. Zijn wishfull thinking bleef altijd sterker dan zijn realiteitsbesef. Het was ook een manier om zijn erotiek en agressie te verdringen.
Terugkomend op de romans uit die tijd. Vele zijn geschreven in de naturalistische traditie, waarin de hoofdpersoon bepaald wordt door ‘race, milieu, moment’ en vele eindigen somber. Van de koele meren des doods eindigt heel positief. Had Van Eeden daarmee een bedoeling?
Ik vind het einde esthetisch gezien niet zo sterk. Het blijkt ook dat Van Eeden het einde heel snel - onder druk van de uitgever - geschreven heeft. Maar het boek eindigt inderdaad optimistisch. En hier polemiseert Van Eeden met de naturalisten uit zijn tijd. Hij wilde laten zien, dat het leven niet zo somber hoefde te verlopen, dat het anders kon. Men veronderstelt, dat hij heeft willen wedijveren met Een liefde van Van Deyssel. Een boek, dat weliswaar niet met zelfmoord eindigt, maar waarin wel de schwung uit het leven is verdwenen. De hoofdpersoon eindigt in een burgerlijk bestaan, waarin de liefde als element van het leven heeft afgedaan. Van Eeden heeft met Van de koele meren geprobeerd om de suggestie te geven van een naturalistische roman, waarin een vrouw door omstandigheden en erfelijke bepaaldheid in de vernieling raakt. Het gaat steeds meer bergafwaarts. Maar dan komt de ‘dea ex machina’, zuster Paula, die Hedwig redt. Het klinkt onwaarschijnlijk en een beetje irritant. Hij wilde met dat positieve einde overbrengen, dat - in tegenstelling tot wat de naturalisten dachten - de mens een vitale kracht
| |
| |
bezit om de dingen te boven te komen. Als je je destructieve krachten maar kon overwinnen en als je afstand kon nemen van de wereldse wereld, dan vond je uiteindelijk verlossing, dan bereikte je ‘de koele meren des doods’, mortificatio in de mystieke zin.
Stelling 5 bij je proefschrift luidt: ‘De eis van S. Dresden in De structuur van de biografie (p. 146) dat de biograaf het leven van zijn held niet moet verklaren, maar dat hij de kring van onzekerheid, van onbepaaldheid, van raadselachtigheid, die het in werkelijkheid had, ook in de biografie handhaaft, berust op een misvatting die de mogelijkheden van de biograaf onderschat.’ Kan je deze stelling nader toelichten?
Ik vind die uitspraak in principe wel sympathiek, want verklaren kan heel vervelend zijn, je drukt er iemand mee in een keurslijf en je reduceert de volheid van het leven. En in de omgang met elkaar in het dagelijks leven is het ook wel leuk om die uitspraak te honoreren. Maar de biograaf mag verder gaan. Hij weet hoe het leven van zijn held afloopt, hij ziet motieven en thema's, die zich in dat leven herhaald hebben, waar de held zelf geen weet van had. Ik zie niet in, waarom je je net zo onwetend als je held zou moeten opstellen, waarom je als biograaf geen gebruik zou maken van je kennis. Ik heb dat boek van Dresden nog eens bestudeerd en er zitten erg veel existentialistisch-filosofische theorieën in. In het existentialisme zit een tegenstelling tussen wetenschap en wijsbegeerte. Wetenschap stond bij Sartre c.s. in het verdomhoekje, want het reduceert te veel de volheid van de existentie. Sartre vond wijsbegeerte een superieure vorm van kennis. En eigenlijk is Dresden, als hij het heeft over het in tact laten van de geheimzinnigheid, een existentialist en in zoverre is hij voor mij een beetje gedateerd.
Heb je je nooit geërgerd aan Van Eeden?
Zoals ik al zei, ik blijf hem verrassend en boeiend vinden, maar hij kon soms inderdaad behoorlijk irritant zijn. Wat ik tijdens mijn onderzoek het meest vervelende aan hem vond, was dat hij anderen altijd beschuldigde van dingen, waar hij zelf veel moeite mee had. Hij projecteerde zijn eigen tekortkomingen op anderen en dat vind ik kwalijk. Maar dikwijls had ik ook een soort deernis met hem, omdat ik iemand zag vechten, die niet in staat was bepaalde problemen te overwinnen.
Waarom eindigt dit boek in 1901 en wat kunnen we van het tweede deel verwachten?
Ik ben in 1901 gestopt, omdat het boek anders te dik zou worden. Bovendien is het een mooie cesuur. Hij heeft dan net Van de koele meren geschreven en hij begint een nieuwe verhouding. Hij is pas éénenveertig jaar en hij heeft nog een aantal fascinerende jaren voor de boeg. Wel slaat op zijn zestigste de ouderdom toe en begint hij te lijden aan dementie. Merkwaardig is, dat hij tijdens die dementie zowel zijn dagboek als zijn sociale contacten probeert bij te houden. En ik voel me daardoor ook uitgedaagd die laatste fase van zijn leven te beschrijven. Ik wil dus niet alleen beschrijven hoe hij tijdens de adolescentie en de volwassenheid voortdurend nieuwe impulsen aan zijn leven gaf, maar ik wil ook de wijze waarop een mens zijn fysieke neergang meemaakt en hoe hij daarop reageert in beeld brengen. Een mensenleven bestaat nu eenmaal niet alleen uit materiële en sociale successen, maar ook voor een deel uit die neergang van het leven. De stereotiepe biografieën gaan altijd over de kleine jongen, die het gemaakt heeft, die ‘groot’ geworden is. En ik vind, dat je ook moet kunnen laten zien hoe iemand weer wat kleiner wordt. Ik hoop dat nauwkeurig te kunnen beschrijven.
|
|