Merkwaardig is dat Fuhrmann ondanks zijn vele onderzoek één zeer belangrijk boek over Raspoetin niet heeft gezien. Hij staat daarin niet alleen, omdat ook De Jonge en Amalrik er niet door beïnvloed lijken. Ik doel op Michel de Enden Raspoutine et le crépuscule de la monarchie en Russie Parijs (1976). In dit boek breekt de in 1901 in Petersburg geboren auteur stelselmatig de mythes rond Raspoetin af. Gemakkelijk leesbaar is het boek niet. De lezer moet doorkneed zijn juist in die mythes om de vraagstelling van de auteur te doorgronden. Pas bij herhaald lezen en grondig bestuderen wordt duidelijk welk een belangrijke handreiking hier geboden wordt. Raspoetins betekenis bij de val van het tsarenrijk was veel geringer dan gewoonlijk aangenomen wordt, zijn politieke invloed was niet zo groot, de tsaar en tsaritsa hadden ten aanzien van Raspoetin verschillende inzichten. Enden houdt duidelijk niet van Raspoetin en zijn werk is ook geen biografie. Het is echter een waardevol argument tegen meningen als die van Vinogradoff.
Rest nog de persoon van Raspoetin. De man wekte zoveel weerzin dat de sympathie voor zijn moordenaars overweldigend was en nog steeds lijkt te zijn. Toch had hij ook een aanhang van hem slaafs vererende vrouwen. Het is moeilijk ons nu nog in deze emoties te verplaatsen. Hoe kon hij zo'n buitensporige invloed op mensen uitoefenen? Ook de razernij die menigeen voelde voor de rokkenjager, gebedsgenezer, minnaar van de tsaritsa, Duitse spion - dit alles geloofde roddelend Rusland - is voor de huidige generatie niet meer na te voelen. Niet uitgevlakt mag worden dat ook de emoties vóór Raspoetin een langdurig bestaan hebben geleid. Ik ga daarbij niet zo ver dat ik ook maar enig geloof zou hechten aan het wonderlijke verhaal dat in Maria Rasputins boek uit 1977 verteld wordt over de sekte die in Parijs als een kostbaar relikwie de penis van hun afgod Raspoetin bewaart. Maria Rasputins medeauteur Patte Barham vertelt hoe zij in 1968 met deze sekte kennismaakte, toen zij research verrichtte voor haar vreselijke boek. Onbegrijpelijk is het dat dit onzinboek serieus genomen is. In dit opzicht deel ik Vinogradoffs gevoelens.
Twee oudere werken, verouderd zelfs, geven overigens een redelijk beeld van Raspoetin, al zijn ze geen van tweeën als standaardbiografie te beschouwen. Onder elkaar zijn ze zeer verschillend.
Alexander Spiridovitsj, chef van de persoonlijke veiligheidsdienst van de tsaar, na de Revolutie naar Parijs geëmigreerd, heeft met grote objectiviteit een aantal boeken geschreven over de revolutionaire beweging in het oude Rusland, de nadagen van het tsarenregime en een biografie van Raspoetin. De oorspronkelijke Russische uitgave heb ik niet kunnen achterhalen. Het boek verscheen in 1935 in een Franse vertaling, Raspoutine 1863-1916. Het is ook in Zwitserland in het Duits uitgegeven. Een best-seller is het niet geworden. Het is het enige boek dat de chronologie goed in acht neemt en komt daarin tegemoet aan een eis van Vinogradoff: ‘Chronology is all important in any assessment of Rasputin's character and rôle’, een zeer behartenswaardige opmerking. Een aantal detailfouten vergeeft men Spiridovitsj graag. Toch is het boek voor de algemene lezer minder geschikt. De auteur schrijft saai, hij veronderstelt veel politieke achtergronden bekend en hij heeft een aantal zondebokken. Men moet zich verplaatsen in de gevoelens van een intelligente, als waarnemer voorbeeldige functionaris van de in wezen zeer onsympathieke tsaristische geheime politie om het boek op zijn juiste waarde te schatten. Het heeft een sterke invloed uitgeoefend op Enden. Geen biograaf van Raspoetin kan om Spiridovitsj heen.
Dan is er nog het boek waar de biograaf juist niet naar moet kijken, omdat alle details onbetrouwbaar zijn. Maar om dit boek kunnen we niet heen wanneer we over de biografie van Raspoetin spreken. De algemene lezer kan hier uitstekend terecht, maar ik heb het nu wel over de heel erg algemene lezer. Smeuïg, leesbaar, met een beeld van het object