P. Couttenier
Pleidooi voor een portret in een lege zaal
Vlaanderen kent weinig rechtlijnige wegen. We laten even in het midden of dit al dan niet als een pluspunt, een charme of een bron van ergernis moet worden opgevat. In ieder geval geldt dit ook voor de manier waarop er over literatuur wordt gedacht. Ook daar zijn er nogal wat paradoxale zaken te bespeuren. Het zal zeker te maken hebben met de structuur van de literaire institutie, maar het is in ieder geval zo dat het academische discours over literatuur, en hiermee bedoelen we vooral de discussies die binnen de muren van de universiteiten zijn gevoerd omtrent ontwikkelingen in de (internationaal gerichte) literatuurwetenschap, relatief weinig impact hebben gehad op de culturele omgangsvormen en de gangbare opvattingen omtrent literatuur. Het is bijvoorbeeld al niet eenvoudig om de praktijk van de erkende literaire kritiek op gelijke hoogte te houden met de soms spectaculaire veranderingen in de literaire theorie. De afstand met het gemiddelde publiek, de culturele smaakmakers en de ‘kanunniken’ van het cultureel beleid kan dan alleen maar nog groter zijn.
Zo staan we ook voor de volgende merkwaardige zaak: Vlaanderen kent geen traditie op het gebied van de biografie, terwijl het personalisme op allerlei vlakken hoogtij viert (de grote politici, de staatsman, de Vlaamse voorman, de bedrijfsleiders, de ‘figuur’ van de koning, etcetera). Ook op het vlak van de cultuur en de literatuur is dit het geval. De verbinding van ‘leven’ en ‘werk’ gebeurt er onopvallend, als een vanzelfsprekendheid. Het is ‘normaal’ dat een literaire tekst op een spontane manier met de persoon van de auteur wordt geassocieerd. De tekst roept meteen de schrijver op; men leest en bewondert een werk ‘in het voetspoor’ van de auteur. De kracht van een werk zit in de persoonlijke stempel die eraan gegeven is. In het Vlaamse literaire leven spelen die auteurs dan ook een belangrijke rol, literatuur is er nog stevig mensenwerk, het produkt van grote schrijvers. Gezelle, Elsschot, Boon, Claus: dat is, ook naar buiten toe, de moderne Vlaamse literatuur. Niemand zal zich verwonderen als een toonaangevend tijdschrift als Dietsche Warande en Belfort in de jongste jaargangen geregeld getekende portretten van de auteurs publiceert, terwijl het toch in de eerste plaats om gepubliceerde teksten gaat, proza, poëzie en kritiek. Men kan er moeilijk naast kijken; de grote stuwkracht van de literatuur in Vlaanderen gaat blijkbaar uit van de auteur.
Merkwaardig is het dan ook te moeten vaststellen dat die stimulerende aandacht voor de schrijvers van literair werk in Vlaanderen niet gepaard gaat met een vergelijkbare bloei van het biografische genre. Men brengt auteurs in beeld, uit bewondering verzamelt men massaal nauwkeurig feitenmateriaal, maar grote biografieën van die auteurs hebben we niet. De Vlamingen bezitten geen grondige, betrouwbare, inzichtelijke en leesbare portretten van de belangrijke figuren uit het eigen verleden, en dit ondanks alle personalisme omtrent bijvoorbeeld de ‘Vlaamse koppen’ in de Vlaamse beweging of de ‘reuzen’ in de literatuur. Alhoewel de gemiddelde lezer van een werk spontaan de link legt met (het leven van) de auteur hoort men weinig klachten over het gebrek aan een