Toine Moerbeek
Portfolio / ‘Ik wil dat mijn schilderijen “dansant” zijn’
Mijn schilderijen zijn nogal ingewikkeld. Van compositie en van thematiek. Dat komt omdat ik van ingewikkelde dingen hou. Als de waarheid simpel is, dan hou ik niet van de waarheid, vrees ik, maar volgens mij is de waarheid niet zo simpel en ben ik dus ook niet zo'n leugenaar als ik, anders, aan mijn voorkeur verplicht was.
Ik wil dat mijn schilderijen ‘dansant’ zijn. De plastische volumes moeten zich dusdanig spannend verhouden dat er een permanente beweging ontstaat, spagaten en pirouettes voor het oog. Ik kan zelf helemaal niet dansen en begrijp weinig van lichamelijke zaken. Ballet- en anatomielessen zijn niet aan mij besteed want ik wil de plastische spanning zien met mijn ogen en niet leren begrijpen via mijn motoriek of mijn verstand. Het aftasten met de ogen van het poserend gegeven, van hoog naar laag, dichtbij en veraf is een lijfelijke sensatie die, omgezet in een schilderij, de kijker uitnodigt de route van mijn ogen langs en door mijn motief opnieuw te volgen. Daarmee kom ik voor hem niet alleen zelf in beeld, als diegene die aanwezig was, maar maak hem ook tot medeplichtige. Liet ik nu mijn kijker rustig dwalen door een stilleven of door een landschap, dan gunde ik hem alle vrijheid van interpretatie, maar, in plaats daarvan, sleur ik hem mee door een bizar panopticum van dingen en figuranten wier betekenis ik ondersteboven of binnenstebuiten gekeerd heb, met als enige garantie dat alles buitengewoon geladen is. Het kan zijn dat hij daar niet van gediend is. Ik reken echter op zijn veerkracht. Maar die ken ik niet. Ik ken alleen de veerkracht van mijn eigen blik en die kan ik naar hartelust spannen en ontspannen. Door middel van perspektivische deformaties bijvoorbeeld en andere overdrijvingen. Ik overdrijf namelijk graag. De ruimte waarin ik mijn poserende wereld aantref maak ik tot een balzaal, de dirigent zet na de laatste maat de muziek opnieuw weer in en alles beweegt, stoel, been en schouder, in één groot ballet. Als dit de benen van de kijker losmaakt, volgen de ogen vanzelf.
Het menselijk lichaam, gekleed of ongekleed, heeft voor mij, met mijn puzzelende instelling, een grotere rijkdom aan verborgen betekenissen dan een landschap of een stilleven en doet van alle waarneembare feiten, voelbaar aanwezig, nog het meest een beroep op mijn fantasie, en op mijn drang tot beheersen. In een landschap blijft het optisch genot altijd beperkt tot het overzicht; het is van zichzelf al perfect geordend als een ideaal toneeldecor, maar een mens die zich vlak tegenover mij bevindt, bloot of juist niet bloot, in een besloten ruimte, doet mij mijn eigen aanwezigheid gevoelig beseffen. Waarom zit die mens daar? Wat wil ik van hem en wat wil hij van mij? Natuurlijk kan ik ook in een bos gaan zitten schilderen, als ik zo van omslotenheid hou. Maar ik verkies het om bijvoorbeeld onder tafel te gaan zitten en mij omringd te weten met fraai bekouste benen in plaats van berken en beuken. En als ik een panorama wil zou ik mij hoog op een heuveltop kunnen posteren maar ik zit liever hoog op een barkruk vlak voor de spiegel en suis langs mijn spiegelbeeld via mijn voeten en weer over een andere gestalte het raam uit, de straat op,