Maatstaf. Jaargang 38
(1990)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
[pagina 38]
| |
God, type Klaas, troont, naar bekend,
op wolken (wie weet uit z'n mond),
maar teut en thuis lekker verwend
door een zwart mokkel aan z'n kont?
We blijven kijken tot het went.
| |
[pagina 39]
| |
Achter de wolken schijnt de nacht;
soms suist er een verschijning door.
Benee tuurt bleek de sterrewacht:
net iemands hand, een vlokkenspoor,
ook treft het menselijk geslacht.
| |
[pagina 40]
| |
Je móet wel met zo'n gordel om,
almacht verplicht, redden doet pijn.
Maar waar juicht het benauwd mensdom?
O schrik! of is het marsepein?
De aartsengel legt uit waarom.
| |
[pagina 41]
| |
Vervuiling is een schuldprobleem.
De een joelt ‘Gooi maar in m'n pet’,
de ander roept van verre ‘neen,
mijn pitbull kakt op het toilet’.
Waar moet het met de schepping heen?
| |
[pagina 42]
| |
Gods woord valt naast een excrement
ras in verkeerde aarde, zie
hoe fauna, landmacht, clerus en 't
janhagel tiert. Leerzaam voor wie
't woord ‘hemelschreiend’ nog niet kent.
| |
[pagina 43]
| |
Wat vrucht draagt steile predikatie
naast goochelwerk en hemelvaart?
De boze mens in adoratie
en eindelijk baat bij die baard.
Het afro-typje hijst - daar gaat-ie!
| |
[pagina 44]
| |
Hoe zo, spijt aan het firmament
bij moeder engel en de meeuwen?
De ‘alien’ wordt maar miskend
en verder is het schijnen, schreeuwen
in het foutieve testament.
|
|