| |
| |
| |
René Stoute
Tristessa Dolorosa, Tristessa der Smarten
Jack & The Mad Mexican Fellaheen Blues
‘- hier ben ik in Mexico City, regenachtige zaterdagavond, mysteries, oude gedroomde zijstraatjes waar geen namen rondzwalken, de smalle straat waar ik midden tussen menigten sombere Hobo-Indianen gewikkeld in tragische sjaals zielig genoeg om van te janken en je dacht nog wel messen te zien blikkeren tussen de plooien me een weg baande -’ Meteen al in het tweede fragment van de lange openingszin van zijn boek Tristessa zet Jack Kerouac de toon voor wat in het eerste deel zo prachtig Een kuise rilling heet. Het is de sax van ‘The Pres’ en het tempo van de Bop, de Majesteit van Bird en Miles, en Jack die immers in datzelfde jaar 1955 binnen drie weken z'n Mexico City Blues schreef, de 242 choruses van een ‘jazzpoet blowing a long blues in an afternoon jam session on Sunday’ - de religieuze toon van diep ontzag voor menselijk lijden en het scheren langs de randen van de waanzin in de hoerenbuurt van Mexico City, waar Jack Tristessa naar haar ‘huis’ volgt, hij dronken en ‘knettergek’, en Tristessa, de ‘Virgin Mary of Mexico’, deze keer niet ziek zoals meestal maar ‘stoned, mooi als altijd’ - ‘We zijn op weg naar Tristessa's huis om daar stoned te zitten worden.’
Een septembernacht in het jaar 1989 - stoned van Marokkaanse hasj, Charlie Parkers ‘Chasin’ The Bird' en al die andere fantastische nummers op de cassettespeler, in mijn werkkamer (vibrafoonsolo van Milt Jackson) met een glas koude thee en stapels boeken waartussen ook Tristessa; mijn exemplaar gekocht in de tijd dat je een boekhandel kon binnenstappen en Kerouac in 't Engels maar ook vertaald kon krijgen, en dan niet alleen On the road. Dit exemplaar aangeschaft in juni 1976, nog niet zo lang uit de bak en weer op weg hooked te worden, de tijd dat ik boeken begon te kopen in plaats van ze te stelen zoals voordien noodzakelijk, en de tijd ook dat ik de datum van aanschaf en mijn naam in boeken schreef - Binnenkort, op 21 oktober, is Jack twintig jaar dood. Poor Jack, arme ‘Ti Jean’, dronk zich een fatale bloedspuwing in het huis dat hij, indachtig de belofte aan zijn stervende vader altijd voor Mémêre te zullen zorgen, op zijn moeders naam liet overschrijven; de triestheid van die laatste jaren ‘back home’ in Lowell, waar Jack ongelukkig was en niet echt ‘thuis’, Mémêre die verlamd in de achterkamer zijn naam fluisterde - ‘kom naast me zitten en vertel me waarom God mij zo onbarmhartig straft’ - het door de drank opgeblazen en vermoeide gezicht van Kerouac op de foto met Stella, zijn laatste vrouw, het moederlijke type, naast Jack amechtig op het moment dat de foto werd genomen, hij in zijn stoel, zware neerhangende armen en zijn mond stroef halfopen, Stella achter hem, haar hand op zijn ene arm - Dat beeld van Jack aan het eind van de road, ik vind het van een grote treurigheid, en als ik aan Kerouac denk, zoals nu vannacht en de dagen hiervoor, zie ik meestal eerst dat einde en later pas al die andere dingen die er over hem te zeggen zijn. Of die televisieopnamen waarin Jack te lam is om uit z'n woorden te komen, en de
showpresentator met kennelijk plezier bezig is de voormalige ‘King of The Beats’ bij het publiek voor schut te zetten - de gêne die ik voelde tijdens het kijken, het medelijden, de minachting voor die klootzakkerige inter- | |
| |
viewer... ‘La Vida es dolor,’ zegt de verteller ergens in het boek tegen Tristessa, zij weet er alles van, zij is de pijn en het lijden, en dat maakt haar in Jacks ogen heilig en mooi, het Azteca Indiaanse meisje met ‘mysterieuze geloken Billie Holiday-ogen’ en een ‘Maagd Maria-berusting’ - ‘La Vida es dolor’, ook Jack wist hoe waar het was: ‘Wij allemaal, we zijn geboren om te sterven.’
Toen Jack in 1955 naar Mexico vertrok had hij eindelijk een toezegging van Viking Press voor zijn On the Road op zak. Sinds de publikatie van The Town and the City in 1950, schreef hij Visions of Cody, Doctor Sax, Maggie Cassidy, The Subterraneans, San Francisco Blues en Some of the Dharma en natuurlijk On the Road dat vier jaar lang door allerlei uitgevers werd besnuffeld, bevingerd en afgewezen. Nu Viking ja had gezegd onder voorbehoud dat Jack flink in zijn manuscript zou snoeien, leek zijn geluk te keren (hoewel hij nog jaren moest wachten eer een uitgever de genoemde titels ‘aandurfde’). Een voorpublikatie uit On the Road (destijds getiteld Beat Generation) werd onder de titel ‘The Mexican Girl’ verkocht aan de Paris Review, en Jack kreeg zowaar een werkbeurs (een andere bron spreekt van een ‘lening’ van $ 300) groot $ 200 voor het schrijven van een nieuwe roman. In plaats van berooid met Allen Ginsberg als kluizenaars die boeddhistische teksten bestudeerden, in een adobe hut bij de grens te gaan wonen, reisde Kerouac in z'n eentje, bevrijd van de sombere eenzaamheid (de schaduw van Mardou) en het wachten op nieuws van uitgevers, naar 212 Orizaba Mexico City.
Jack hield van Mexico en de mensen, de Indianen in de straten, muziek in de cantina's, de geest van de Madonna en het waardig gedragen lot van armoedzaaiers, hoeren, marihuana bietsende smerissen, de lach van dronken Mexicanen bij elkaar in smalle straatjes - ‘the moment you cross the little wire gate and you're in Mexico, you feel like you just sneaked out of school when you told the teacher you were sick and she told you you could go home, 2 o'clock in the afternoon. - You feel as though you just come home from Sunday morning church and you take off your suit and slip into your soft worn smooth cool overalls, to play - you look around and you see happy smiling faces, or the absorbed dark faces of worried lovers and fathers and policemen’. ‘the earth is an indian thing’ schrijft hij in ‘Mexico Fellaheen’, een van de verhalen in Lonesome Traveller (een van mijn favoriete Kerouacs) - Mardou, de onmogelijke liefde uit The Subterraneans, was donker en half Indiaans, Terry ‘The Mexican Girl’ had Aztekenbloed, evenals Tristessa, in werkelijkheid heette ze Esperanza Villanueva - Al die trips van Jack naar Mexico City, met Neal Cassady of alleen, hij woonde er in 1952 met William Burroughs toen hij high op marihuana (‘Miss Green’) in drie weken (alweer!) Doctor Sax schreef of ‘schetste’ in zijn Spontaneous Prose, in de wc want Burroughs had het niet op de weedwalm die politie kon aanzuigen, en Jack zat goed op de plee, blowend en schrijvend - en in 1950 toen Jack ziek werd en Neal hem liet barsten en Jack in het huis van Burroughs zwaar aan de junk was en twee maanden later als een spook in New York terugkeerde - maar in 1955 nam hij meteen zijn intrek in de verloederde, overvolle woonkazerne 212 Orizabe. Hij had een kamer op het gladde met afval bezaaide dak, waar wasgoed aan de lijnen
wapperde en Jack moest toezien hoe kinderen vlak naast de rand speelden en hij bang was dat ze zouden vallen, of dat hij zelf zou uitglijden en dwars door de onbetrouwbare railing van het gebouw stortten. Er was geen elektrisch licht in zijn kamer, hij brandde kaarsen en zijn remmerslamp, in zijn reiszak de bijbel en z'n boeddhistische bijbel, z'n notitieboekjes en de manuscripten van al zijn onuitgegeven boeken. Vaak zat hij beneden in de kamer van Bill Garver, de ‘Bill Gaines’ uit Burroughs' Junkie, de overjassen stelende junkiedief en husselaar van gegoede komaf, een oud gediende heroïne- en morfineklant, door Burroughs getypeerd als een van de weinige junkies die er een speciaal genoegen in schiepen
| |
| |
anderen verslaafd te zien raken en dan z'n ‘kwaadaardige kinderlaehje’ te lachen - Burroughs kreeg in Mexico op zeker moment een hekel aan Garver, Ginsberg vond dat hij te veel kletste, maar Jack romantiseerde hem tot een groot leraar en kenner van de geschiedenis en de volkenkunde, in elk geval kon Garver praten als de beste, zoals in Tristessa: ‘Zet Grace Kelly op deze stoel en Morfine op die stoel, en ik kies voor Morfine.’ Jack wil dan weten of hetzelfde geldt voor Ava Gardner, Tristessa immers is ‘even mooi als Ava Gardner en mooier zelfs een Zwarte Ava Gardner een Bruine Ava met een langwerpig gezicht en lange jukbeenderen en lange neergeslagen ogen’ - Jack digde de zestigjarige ‘Ouwe Bull Gaines’ voor wie ‘alle bazotzka's ter wereld’ het aflegden tegen een shotje van die lekkere M - ‘Nou, gotsammeliefhebbe, als ik de junk niet had zou ik kapot gaan van verveling, ik zou dood gaan van verveling’ - het weergaloze portret van Gaines in Tristessa (pagina 63 tot en met 67), Jacks compassie met iemand die zo volkomen beat z'n dagen sleet: ‘arme ziekelijke vent, bijna 60 jaar oud en zich vastklampend aan zijn kwaaltjes zonder iemand ermee lastig te vallen’ - dat mededogen was oprecht, Gaines en El Indio (‘El Indio zal daar majesteitelijk staan te kijken met de morfinenaald in zijn grote bronzen arm geprikt, met glimmende ogen kijkt ie je dan aan, wachtend tot de prik van de naald de verlangde gloed teweeg zal brengen en hij mompelt “Hm-za... die Aztekennaald in mijn vlammend vlees”’) maar bovenal Tristessa zijn de heiligen in dit boek, in juli 1976 door mij niet op juiste waarde geschat, maar nu bij herlezing uitgeroepen tot een van de meest virtuoze junkromans ooit geschreven - droevig, krankzinnig en poëtisch spiritueel, Jack de ‘strange
solitary crazy Catholic mystic’ en Esperanza Villanueva, Tragische Liefde & Onherroepelijk Verval en desondanks Mooi en Mysterieus en Devoot - De dope en die onmogelijke liefde voor Tristessa, Kerouacs Direct Speech in dat vloeiende tempo van een snel fraserende saxofonist onder de Diamanten Soetra hemel, en Jack die op de arme aarde naast de Indianen hurkt en zich koortsig beweegt door de regen straten van de overal tastbare Mexicaanse Doem -
Tijdens de uren met Garver luisterde Kerouac naar wat hij opving van de praatgrage ‘Ouwe Bull’ en de geluiden en beelden die binnen in hem ontstonden, de associaties, proberend met taal uit te drukken wat de grote bophelden op hun instrumenten deden, pure jazzpoëzie in Mexico City Blues, de refreinen van een ‘mad hermit & Zen lunatic’ op het dak van een huis in een stad die hem fascineerde en tegelijkertijd beangstigde - (211th Chorus: ‘The wheel of the quivering meat conception/ Turns in the void expelling human beings,’ en: ‘Poor! I wish I was free/of that slaving meat wheel/and safe in heaven dead’) - maar die visioenen van Tristessa... ‘We zijn op weg naar Tristessa's huis om daar stoned te zitten worden.’ Kerouac had Esperanza al jaren eerder leren kennen als de dopeconnectie van Garver. Esperanza = Hoop, maar voor Jack was deze magere Godin van de sloppenwijken, de Katholieke Indiaanse die instinctief de wet van de Boeddha, al het leven is lijden, leefde, Tristessa Treurigheid vol Smarten - ‘Muy dolorosa’ net als Jack trouwens want La Vida enzovoort, en Tristessa op een habit van 10 gramos morfina elke maand - ‘We lopen langs lekkende kranen en emmers en jongens en duiken onder uitgehangen was door en staan dan voor haar ijzeren deur, de adobe woning is niet op slot en we stappen de keuken binnen de regen druipt nog steeds door de bladeren en planken die als dak dienst doen - kleine straaltjes sijpelen en spetteren op het kippevml in de ene vochtige hoek - Waar ik, klein wondertje, opeens het roze katje een plasje zie doen bovenop een berg okrabonen en kippevoer’ - in de slaapkamer pikken kippen naar gemorste rijstkorrels en half opgegeten boterhammen, en dan is er nog Cruz, de spuitende zuipende en slaappillen verorberende ‘zuster’ die bij
Tristessa hokt en het enige bed in beslag neemt en constant ziek is en kotst, en El Indio die
| |
| |
ergens aan het andere eind van de stad een vrouw heeft en kinderen, de gebronsde zonnegod met de oogdruppelaar in zijn arm, een Genet-held, een con man, cool en nooit bang, Jack bewonderde zijn lef en bleef op z'n hoede, zo heeft hij bijvoorbeeld nooit aan Tristessa en El Indio verteld dat hij cheques onder in z'n reiszak bewaarde -
Andere nacht in september - ben niet van plan het hele boek na te vertellen, een boek als Tristessa vraagt niet om taalvorserij en borstelige intertekstuele interpretaties zoals voorgeschreven aan internaten en hooggeleerde letterscholen - Kerouac lezen is je (opnieuw) verbazen over ritme en aan de dood onttrokken levenskrachtige overrompelende taal waarin hij als een geniale musicus te werk gaat en niets met letterkunde heeft te schaften. Ik heb altijd als Kerouac willen schrijven, in mijn eerste probeersels kopieerde ik zijn stijl zonder 'm te kunnen benaderen - Kerouac betekende voor mij vrijheid! Ik geloofde in zijn methode alles direct en spontaan op papier te zetten, later kwam ik er achter hoe verdomd moeilijk het is zo te schrijven zonder in woordkak en spelletjes te verdwalen. Ergens in de tijd ben ik Kerouac kwijtgeraakt of ik heb 'm losgelaten, ben opgehouden zijn boeken te herlezen, er waren andere schrijvers en de boeken die zij schreven stapelden zich op voor mijn incomplete maar toch interessante Kerouaciana. Nu ik er aan denk geloof ik dat Jacks echo te sporadisch en te zwak doorklinkt in wat ik tot nu toe zelf publiceerde. Misschien zit het wel zo dat ik in de Nederlandse letteren die ‘geest’ van Kerouac nergens zag waaien, tenminste bij niet meer dan een handvol tijdgenoten en natuurlijk bij de Nederlandse Beats, maar dan praten we over de jaren vijftig, zestig en het eerste deel van zeventig - misschien ben ik ‘te braaf gaan schrijven, of in elk geval niet wild genoeg, te literatuurderig, ik weet het niet, het kan ongemerkt in je stijl sluipen - de jaren tachtig en Jack Kerouac? In Holland schrijf je tegen wil en dank toch een beetje voor de Jaap Goedegebuures van de afdeling Zuurpruimerij & Hartstocht Is Verboden! De recensenten houden allang niet meer van jazz en nog minder van ‘the madman bum and angel’, en niemand schrijft die stuff meer, niemand leest het,
het is uit en passé - ‘Waaat?! Lees jij Kerouac nog???’ - Ik zou willen dat ik mijn altsax voor dit moment kon teruglenen van Sabine het vriendinnetje van Laurie, ze zit op les en maakt beter gebruik van het instrument dan ik ooit deed, maar nu zou ik wat graag (zacht want het is laat) een paar kreten slaken op die ouwe sax - iets anders wat me te binnen schiet terwijl ik het door mijn broer uit Thailand (pirateneditie) meegebrachte cassettebandje Stan Getz Plays (soft en mellow) afspeel, is dat ik John Coltrane niet aantref of niet zo snel kan vinden in die duizenden bladzijden Kerouac, hij moet Trane toch gehoord hebben, Jack leefde nog twee jaar na de dood van de uitzonderlijke Coltrane die een leger tenorsaxofonisten beïnvloedde (bij Kerouac-kenners Zij die Alles Gelezen hebben checken) - Ik woonde nog thuis en mijn broer las al Kerouac en de andere modernen, bij hem zag ik voor het eerst Op Weg, absolute soul en blues fanaat toen ik ‘Ave Maria’ van Robertino draaide (mijn zuster hield van Ella en Nina Simone) Hij drie jaar ouder was hip, ik moest nog wachten. Een jaar of wat later wachtte ik op de connectie en door geldnood in het nauw gedreven bracht ik een stapel van zijn geliefde boeken naar een opkoper - Op Weg zat er meen ik niet bij.
Als de plannen van Peter van L. en Pieter B. voor een gedenkboek over leven en werk van Jack Kerouac doorgaan, dan lijkt dat mijn bewering dat J.K. in Nederland ‘dood’ is te logenstraffen. Ik moet nog zien of we binnenkort op alle muren van de grote steden deze leuze zien opduiken: jack lives!
Tristessa is zo'n mooi meisje - ‘Haar ogen stralen en glanzen en haar wangen zijn vochtig van de mist en haar Indiaanse haren zijn zwart en koel en glad achterop haar hoofd hangen ze af in twee
| |
| |
vlechten geknoopt in een knot (het correcte kapsel voor Indiaanse vrouwen in de Kathedraal)’ - in het schijnsel van flakkerende devotielichtjes de schaduwen van het drie weken jonge poesje, de duif op de schoorsteenmantel, de grinnikende haan, de klokkende hen en het miniatuur Chihuahua-mormel dertig centimeter klein piepend en jankend loopse teef, en in de hoek van de slaapkamer een enorme ikoon van De Maagd - Tristessa ‘eigenaardig mager’ en ‘dwars door het kimonoachtige malle jurkje zie je haar tengere dijen schemeren’ kookt haar shit op een zwartgeblakerde lepel, maakt ruzie met El Indio, friemelt onhandig aan haar nylonkousen die steeds afzakken - ‘Maar ik hou van haar, ik ben verliefd op hoar geworden. Ze streelt mijn arm met een mager vingertje. Ik vind het heerlijk. Ik tracht me mijn plaats en mijn positie in de eeuwigheid te herinneren. Ik heb het genot met vrouwen afgezworen - genot om genot afgezworen - ik wil me laten dragen door de Heilige Stroom en veilig de andere oever bereiken, maar net zo lief als dat zou ik Tristessa nu willen kussen omdat ze zich bekommert om het lot van mijn hart. Ze weet dat ik haar bewonder en van haar hou met heel mijn hart en dat ik mijzelf in bedwang tracht te houden.’ Aah wat een boek! De verteller, we noemen hem gewoon Jack, zit in die vreemde kamer omringd door geheimenissen en wat hij ziet doet hem die Fellaheen Blues zingen en vriendschap sluiten met de haan - ‘The earth is an Indian thing’ - een Dostojevskiaans erbarmen, je voelt Jacks warme hart in zijn zuivere lyriek, het verlangen de Waarachtigheid te kennen, en de ontoereikendheid van zijn liefde - Tristessa die van de dood houdt, bloemen schikt en bidt voor de ikoon, en Jack die beseft dat hij geen junkie kan zijn en straks weer, ‘The Lonesome Traveller’, alleen verder moet, maar ondertussen El Indio nazegt: ‘Tristessa, O
Yé, comme t'es Belle’, en ‘ik ben bang om te kijken en te zien hoe Tristessa haar nylons afstroopt uit angst dat ik een glimp zal zien van haar romige koffiebruine dijen en gek word’ - Een kuise rilling, dat is precies wat het is - madness! Monks ‘Round Midnight’ en een glas hete thee voor mij (hallo! die sax van Charlie Rouse in ‘Well you needn't’!) en Jack: ‘Ik raak hem behoorlijk met m'n kopje whisky en ze merken dat ik aardig beschonken ga raken en staan me toe nee ze bidden en smeken me een shotje morfine te nemen wat ik zonder vrezen accepteer dronken als ik ben - Ergste ervaring die je kan overkomen, morfine spuiten als je al bezopen bent, het resultaat is een keiharde knoop in je kop die vreselijke pijnen veroorzaakt omdat twee tegenstanders elkaar daar de heerschappij betwisten terwijl geen van twee ooit winnen kan omdat ze elkaars effecten uitschakelen, alcohol en dope.’ Een lange roes in ‘de gouden keuken van de Tijd in het verblindend Nirwana- licht van de zaterdagavond’ - het shotje heeft hem goedgedaan in de zin dat hij daarna de fles niet meer aanraakt, maar toch: ‘“Hierna wil ik nooit geen morfine meer,” zweer ik, en ik wil weg van al dat morfinegepraat, waar ik, zo af en toe wat van opvangend, uiteindelijk strontzat van ben.’ En Jack, niet op z'n gemak, bang toch te veel de onhandige Amerikaanse Gringo te zijn die z'n sigaret aan een devotielichtje wil aansteken en zich moet excuseren, daarbij spreekt hij de taal niet voldoende om de anderen te begrijpen en zich verstaanbaar te maken, Jack gaat er vandoor, loopt een stuk mee met El Indio door de wilde straten met ‘rumoerige samenscholingen met honderden hoeren’, ‘drommen Mexicanen zwieren arm in arm als in een Kasbah door de hoofdstraat van de grietjes’ - stoned en dronken strompelt hij door de
‘ellendig regenende nacht’ terug naar zijn dakkamer in Orizabastraat. Een paar nachten na zijn bezoek aan Tristessa schrijft hij high op marihuana het eerste deel van Tristessa. Later legt hij aan Ginsberg uit dat dit boek hem gelukkig maakt omdat hij er in geslaagd is Tristessa's lijden vorm te geven in een stijl die hij omschrijft als ‘ingrown toenail packed mystical style’, en ook omdat hij meer dan in zijn andere werk zijn favoriete boeddhistische wet al het leven is lijden zichtbaar wist te maken. Bovendien werd het geschreven in een periode waarin Kerouac voor het eerst literair succes in het verschiet ziet liggen. Tristessa die op een
| |
| |
avond op zijn kamerdeur klopt, ziet al zijn manuscripten op de vloer en zegt: ‘You've got millions of pesos on the floor.’ Afgezien van zijn ‘stille’ traveller's cheques heeft Jack weinig te verteren, maar hij is onder de indruk van haar intuïtie. Ongeveer twee jaar nadien maakt zijn Road hem in één hit wereldberoemd.
‘- in mijn kamer, ze wil niet gaan zitten, ze blijft staan en praat - in het kaarslicht ziet ze er opgewonden en gretig en mooi en stralend uit’ - en weer: ‘Ik durf haar niet aan te kijken uit angst voor de gedachten die ik dan zeker krijg’ - Esperanza, Mardou, Terry (en Carolyn Cassady), de Grote Liefdes die nooit werkelijkheid werden, of juist onverdraaglijk te veel werkelijkheid - ‘ik heb met die tante weer alles verprutst, Oedipus Rex, morgen ruk ik mijn ogen uit - (...) altijd ben ik de Super Sufkont die voorbestemd is in elke man-vrouxvrelatie de rol van de zoon te spelen, Aiaiai-aaa - (Indiaanse jammerklacht in de nacht, begeleid door zoete campo-country musica)’ - dat speelt in boekdeel twee Een jaar later..., alles is dan te laat, het is een van die ‘grauwe tragedies’, het is de ‘ziekte van het hart’ - Arme Jack: ‘Mijn eigen zonde, als ik verkies haar te begeren’, schrijft hij, en aan het eind van het eerste deel besluit hij Tristessa alleen te laten, haar als een poesje geen pijn te doen... Een jaar later, vlak voordat hij naar Mexico City terugkeert, stuurt hij Esperanza brieven waarin hij haar zijn liefde verklaart, en zo begint het tweede deel in zijn besef dat het te laat is - hij had eerder moeten terugkeren, ze schreef hem trouwens lieve brieven in het Spaans, hij moest asjeblieft vlug terugkomen, maar geen poen en na Californië doorgereisd naar Desolation Peak - ‘een hele zomer zitten somberen in de Wildernis, alleen gegeten, alleen geslapen - en ik zei nog tegen mezelf, “Binnenkort ga ik terug, terug naar de warme armen van Tristessa” - maar ik had al te lang gewacht.’ Kerouac belandt weer in het huis van Bill Garver, hij waarschuwt Jack dat Tristessa veranderd is, ze heeft woedeaanvallen en valt op straat neer, ze vreet slaappillen
en dan krijg je dat, ik ken dat van de dodenrit met Sjef die nu stoned is in de junkiehemel - desondanks wil ‘Ouwe Bull’ zich laten nationaliseren en trouwen met Tristessa - ‘Ik raak 'r nooit aan - het zou gewoon een zakenhuwelijk zijn’ - Garver had Tristessa's connecties nodig en zij was tuk op zijn poen, maar volgens Jack: ‘Ik kon zien dat Ouwe Bull verliefd was geraakt op een vrouw die niet Morfina heette’, hoe dan ook, Tristessa is bezig hard van de Gouden Aztekenberg af te rollen, en Jack vervloekt zijn ooit bedachte kuisheidsgelofte ‘een of ander stompzinnig ascetisch of celibatair idee in mijn kop dat ik geen wouw mocht aanraken - Mijn aanraking had haar misschien kunnen redden -’ die religieuze onthouding van ‘de vleselijke lust’ wordt tot magistraal thema verheven - magere vervuilde Mexicaanse honden blaffen de nachtmerrie aan - en het lied wordt almaar droeviger en krankzinniger - seconal - Tristessa die Jack aanvalt en uitscheldt voor ‘smerige hasjroker’, O Tristessa der Smarten, ze blijft zwijgen als Jack ‘Yo te amo’ ik hou van je heeft gezegd, ze liegt - ‘En dan komt die noodlottige nacht -’
Nog een septembernacht, business as usual (uitgesteld najaar volop zon) en wederom thee, ditmaal nog aan het ‘trekken’ boven het waxinelichtje. Een detail, niet onaardig wel een beetje sordid: in Ann Charters' Kerouac biografie (pagina's 227/228) wordt Kerouac geciteerd, (Charters noemt een interview met Paris Review als bron, maar ook ‘vrienden’ (geen namen) tegen wie hij gezegd zou hebben dat hij Tristessa ten slotte toch ‘genailed’ heeft) - ‘And I didn't write in the book how I finally nailed her. You know? I did. I finally nailed her.’ Aan het opscheppen, Jack? Ik zou het hem overigens gegund hebben, je zou bijna zeggen: hij verdiende het Tristessa of Esperanza een keer, één schamele keer voor al zijn onbeantwoorde liefde, te mogen neuken, misschien gebeurde het in haar slaapkamer onder de ikoon en onder het alwetend oog van de duif in zijn hoekje dicht tegen de zoldering aan en wie weet gilde de haan net op dat moment zijn ‘vlaark-geluid’ - ‘But it
| |
| |
was not a conquest. She was out like a light. On M.M., that's Morphine (...) She said ‘shhhhhh!’ She gave herself a shot... and I said, Ah... Now's the time. And I got my little nogood piece. But... it was certainly justification of Mexico!’
Waarom schreef Kerouac dat niet gewoon in zijn boek? Volgens Ann Charters omdat het niet rijmde met zijn religieuze beleving van haar lijden. Maar in Tristessa betreurt Jack, zoals eerder geciteerd, zijn ‘stompzinnig ascetisch of celibatair idee’, dát schreef hij wél op, in het verlengde daarvan zou de liefdesdaad niet meer dan logisch zijn geweest. Toch komt die weglating de compositie van het boek ten goede, tot aan de laatste bladzijde is er dat Onvervulbare Eeuwig Wijkende - Jack zal niet vinden wat hij zoekt, denk je tijdens het lezen, je weet dat het allemaal verdomd treurig gesteld is in het leven en God heeft de zaken uit handen gegeven en zich in Mexico teruggetrokken in een lemen hut waar hij op een vlooienbed van z'n shotje m ligt te genieten - en ‘rechtvaardiging’ van Mexico? Was die werkelijk te vinden in één vluggertje met ‘de heilige Tristessa’?
Die ‘noodlottige nacht’ krijgt z'n beslag in het bijna-sterven van Tristessa wanneer ze na een epileptische pillenaanval op straat valt en bloed uit haar hoofd sijpelt - ‘“Ze gaat dood,” denk ik, “ze heeft opeens besloten om nu en hier dood te gaan... Deze krankzinnige ochtend, dit krankzinnige moment” -’ en hoewel ze blijft leven - ‘Ik besef dat ik hier ben om te weigeren haar te laten sterven’ - is ze dan echt voorgoed onbereikbaar geworden - als ‘Ouwe Bull’ Tristessa en Cruz niet in zijn kamer kan binnenlaten omdat een stel hospita's Tristessa de weg versperren, ze heeft het verpest met die woedeaanvallen, staat Jack (‘Mijn gedichten gestolen, mijn geld gestolen, mijn Tristessa stervend, Mexicaanse bussen proberen me te overrijden, gruis in de hemel, bah, nooit gedroomd dat het zo ellendig kon zijn -’) met zijn gepijnigde ziel aan scherven en ontstellend lege handen, terwijl Tristessa en Cruz ‘met immense waardigheid, ook al zijn ze besmeurd met stof en vuil en viezigheid en alles, de twee dames lopen zusterlijk samen de straat uit’ op zoek gaan naar El Indio en zijn dope. Op dat moment zie je Lester Young uit een duister portiek stappen en de mensgod zet z'n sax aan z'n lippen en je hoort ‘Blues 'n Bells’ of een andere ballad, en je neemt spontaan je zwervershoed af zodat de miezerregen langs je haar druipt, je luistert, je ogen geloken en je hoofd schuin in die houding van ‘ik weet wat ik hoor, ik herken het’ -
Hoe Jack z'n poen kwijtraakt tijdens die nacht, grote kommen cactussap drinkend met een bende onder leiding van een ‘Pancho Villa’ geflankeerd door ‘meer sinistere luitenants of zoiets van dat slag’, meegenomen door een vriendelijke Mexicaan met ogen ‘diep verzonken in dikke vettige geschonden W.C. Fieldsachtige oogkassen’ die hem op het toilet z'n portefeuille afpakt, en later ook nog Jacks notitieboekje, z'n gedichten pleite en alles op die bedaarde manier van Mexico - fenomenale passages! - op de een na laatste bladzijde van Tristessa registreert Jack uitgevloerd en onverschillig door de morfine, het nummertje tussen Garver en Esperanza, na eerst hun ondanks-en-dankzij-alles-schoonheid te hebben bezongen: ‘en trouwens, op een avond had Tristessa uiteindelijk toch maar eens besloten om het te doen en hij (Garver) was toevallig in de buurt en ze deden het, prima - Ik zou het ook graag hebben willen doen, maar bij Bill komen die zaken hooguit één keer in de twintig jaar ter sprake -’ Daar ongeveer eindigt deze Mexicaanse episode uit Jacks lange Odyssee, zijn zoektocht naar Waarheid, Schoonheid en Liefde - ‘Ik zal lange droevige verhalen schrijven over de mensen in de legende van mijn leven - dit stuk is mijn stuk van de film, laten we nu luisteren naar jouw Solo’ - en voor de allerlaatste keer staat Lester ‘The Pres’ (‘that gloomy saintly goof in whom the history of jazz is wrapped’) moeizaam op van zijn stoel waarin hij een beetje heeft zitten dutten, en verrassend fris en onverslijtbaar barsten hij en zijn sidemen los in ‘Jump, Lester, Jump’!!, en Jack kan z'n benen niet stilhouden, die swing heeft 'm te pakken en dan is er ook nog dat opwindende profetische
| |
| |
nieuwe gedicht van Ginsberg Howl, er staat weer van alles te gebeuren en voor zijn vertrek uit Mexico City schrijft Jack opgetogen aan Allen: ‘let's shout our poems in san francisco streets - predict earthquakes!’
In februari 1968 hoort Jack Kerouac van Carolyn Cassady dat Neal dood naast de treinrails in Mexico is gevonden. Een hartstilstand, te veel speed en alcohol. Jack weigert het te geloven, Neal kán niet zomaar doodgaan, niet Neal! De grote hartstochtelijke vriendschap tussen Jack en Neal was toen al enkele jaren bekoeld, maar het was onvoorstelbaar dat die maffe Neal niet op een dag weer zou opduiken. De hemel boven Jack raakte akelig leeg en klein op het laatst. Daar zit hij in zijn huis in Lowell, Stella de geduldige, de zorgzame, naast zijn stoel (op de foto heeft Stella wel wat weg van Edith, de wettige huissloof van Archie Bunker uit ‘All in the family’) - ik bekijk die foto en denk: wat bleef er over van Jack De Hartstochtelijke?! In mijn nachtelijke kamer valt de rook te snijden. Ik brand wierook onder het portret van De Genadeloze Prachtvrouw, en draai de elpee ‘Jack Kerouac - Readings on The Beat Generation’ (Verve Records mg v-15005) - de stem van Kerouac, zijn melodieuze ritmische jazzy beat en een intonatie waarmee hij alle kanten op kan en ook gaat (Jack was een goeie scatsinger) - dit zijn de laatste zinnen van zijn ‘History of Bop’, sprekend over de in 1955 gestorven Charlie Parker: ‘He's home at last/ his music is here to say/ his history is washed over us/ His Imperialistic Kingdoms are coming.’
Ik zou iets dergelijks over Jean Louis Kerouac gezegd willen hebben.
| |
Bronnen:
Jack Kerouac - Tristessa - vert. Peter H. van Lieshout-Agathon 1971 |
Jack Kerouac - Mexico City Blues (242 choruses) Grove Press 1978 |
Dennis McNally - Desolate Angel - Jack Kerouac, the Beat Generation and America - Random House 1979 |
Ann Charters - Kerouac - Straight Arrow Books 1973 |
Jack Kerouac - Lonesome Traveller - Andre Deutsch Limited 1962 |
|
|