Engelbert Humperdinck en Richard Wagner. Voor volwassenen is de opera nu alleen nog maar werkelijk te genieten als een onopzettelijke parodie op een Gesamtkunstwerk van Richard Wagner. De gin drinkende vader, die na zijn luidruchtige thuiskomst (‘Trallala, Hunger ist der beste Koch’) in een fauteuil de krant gaat lezen en dat de hele opera, af en toe innemend, blijft doen, - wie is dat anders dan Wotan, de oppergod die in de Ring ook al zo weinig heeft in te brengen, en wel het minst als het om zijn eigen nageslacht gaat. Wie Hänsel en Gretel ziet als vermomde Wälsungen; Siegmund en Sieglinde in korte broek en met strik in het haar, zet een enorm transformatieprogramma in werking waaraan alleen de Schrik van Bayreuth geen plezier zou beleven.
Hänsel und Gretel volgde in de Nederlandse Opera op een zeer fraaie Cosi fan tutte, waarmee Harnoncourt zich ruimschoots revancheerde voor zijn vervelende en ook muzikaal postmodernistische Don Giovanni twee jaar eerder. Juist door de zeldzame kwaliteit van deze Cosi kon ik vaststellen dat de mooiste operavoorstelling die ik in jaren heb gehoord en gezien, zich een paar maanden eerder heeft afgespeeld niet in het Muziektheater, maar in het Concertgebouw. Daar werd op 9 december 1989, meer dan 150 jaar na de première in Milaan, voor het eerst in Nederland Donizetti's Anna Bolena opgevoerd, een concertuitvoering in de vara-matinee.
Het publiek bij zo'n operamatinee bestaat voor tenminste een derde uit oude vara-leden, die groene overhemden en bruine dassen dragen om te demonstreren dat zij wel netjes maar niet burgerlijk zijn, en voor tenminste een achtste uit nichten die met hun vriend meemoesten, en het maar zozo vinden. Het publiek in zijn algemeenheid is veel geïnteresseerder en bekwamer dan de bevolking van het Muziektheater.
Er zijn veel zaken die deze Anna Bolena zo uitzonderlijk maakten. De akoestiek van het Concertgebouw verhoudt zich tot die van het Muziektheater als kristal tot matglas. Er is geen toneelbeeld, geen decor, geen regisseur. Dit versterkt het muziekdrama, maar betekent niet noodzakelijkerwijs de afwezigheid van visueel drama. Het opstaan van het in het zwart geklede koor, vlak voor de finale van de opera, maakt alleen al diepe indruk; de verschijning van de eenzame trompetter, die het signaal voor Anna's executie herhaalt, is huiveringwekkend.
De eigenaardige spanning van deze voorstelling kwam natuurlijk ook voort uit de wetenschap dat dit de eerste en enige was, en dat de opvolgster van Magda Olivero als ster van de matinee-opera's, Nelly Miricioiu, deze rol voor Amsterdam had ingestudeerd.
Wat een vreemde tijd moet dat zijn geweest, het tot rust gebrachte biedermeier-Europa waarvan de bourgeoisie zich verlustigde aan de grote melodrama's van Bellini en Donizetti, met hun tot de uiterste intensiteit van gevoelens geladen vrouwenrollen. De waanzinscènes waarin deze opera's zo veelvuldig eindigen, lijken wel door Ronald Laing of andere antipsychiaters bedacht; het zijn maar al te duidelijk honorabele vluchten uit een wereld die een vrouw niet meer aankan.
Van Anna Bolena bestaat maar één opname, die op CD dragelijk is om te horen. Het is de registratie van een uit de reeks voorstellingen in de Scala, waarin Maria Callas de in vergetelheid geraakte heldin in 1957 een nieuw leven gaf. Maar dirigent Gianandrea Gavazzeni coupeerde naar schatting een derde van Donizetti's grootste en in ieder geval langste opera, en zijn muzikale leiding was heel wat minder effectief dan die van Kenneth Montgomery op deze gedenkwaardige middag. De bezetting was in Amsterdam nauwelijks minder dan die in Milaan, waar naast Callas Giullietta Simionato en Nicola Rossi-Lemeni optraden.
Anna Bolena staat of valt uiteindelijk met de vertolking van de hoofdrol, en dan gaat het om zangkunst en het onbenoembare van het melodrama: op een bepaald moment moet de zangeres als het ware opgaan in de archetypische heldin die zij uitbeeldt. Een