Maatstaf. Jaargang 38(1990)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] Paul Gellings Gedichten Kuipersdijk De vraag breekt door waarom een straat een dijk heet. Daarachter was niet eens water, niet eens dreiging, maar alleen mysterie in de schemer, achter de verzakte rijen huizen - jammer dat geen kennis er meer woont. Zelfs aan het einde achter lage en gebroken witte gevels niemand meer. Ik hoor stemmen en muziek verstommen in de avond, lieve vrienden: rook en bier en Peggy Sue in minuscule ruimte. Peggy Sue got married, long ago. Het einde, onzichtbare triomf- boog voor het parkje; de allerhoogste bomen die ik kende rijzen voor mijn ogen op, en de stilte barst voortdurend open in springvloed uit het stadion. [pagina 22] [p. 22] In de Morvan De uilen weten zelf niet waarvan zij spreken. Ik schrijf hun taal van boom tot boom: mijn droom is herfst, gloed van blad over de heuvels, landschap zonder schilder. Ik kras tekens in het hout, bericht van tijd tot tijd: kom vannacht voorzichtig, we zijn hier te verstaan. [pagina 23] [p. 23] Augustus Ik lees dit jaargetijde in fragmenten, het nieuwe is er af, zwarte gaten zijn de kronen van de bomen in de nacht - niet zwoel meer, ook niet koel. Deze tijd wordt traag van werkelijkheid: hier aan de oever zingen muggen niet, soms zoemen ze; mijn boot is geen camée, hij vergaat zoals het meeste in het meer. Ik blader deze dagen door en lees van scherven al versleten in een stroom zonder veel paren, sterven. Zonder treurspel, de rivier. Toch kan ook dit verrassend zijn, een dode vriend vaart onder de seizoenen door. Ik verwacht hem niet, maar de nacht die hem weerhield gaat over ruisend blad. Vorige Volgende