Venema's werkwijze; niet alleen citeert hij onvolledig, ook trekt hij de verkeerde conclusies, als gevolg waarvan hij bevindingen van anderen in een onjuist daglicht stelt. Het wordt allemaal nog wranger wanneer men beseft dat negenennegentig procent van hetgeen Venema in zijn boeken vertelt over Steven Barends is ontleend aan de studie van Gerard Groeneveld. Men behoeft slechts de in 1989 door Venema aangehaalde citaten uit het werk van Steven Barends naast de citaten die Groeneveld in 1988 gaf te leggen en de overeenkomst is evident. Hetzelfde geldt voor Venema's en Groenevelds notenapparaat.
Met tegenzin ga ik nu op zijn werkwijze en beschuldigingen in waar dit mij persoonlijk raakt. Vanaf de zomer van 1985 afheb ik mij, bijna twee jaren lang, met de nationaal-socialistische letterkundige George Kettmann Jr. beziggehouden. In een expositie in de Koninklijke Bibliotheek besteedde ik aandacht aan Kettmann, ik schreef in 1986 een artikel in Maatstaf en in 1987 ten slotte verscheen het boek dat ik aan hem gewijd heb. Kortom: ik bezit de twijfelachtige eer een kenner van het leven en het werk van deze Kettmann te zijn. Wat ligt er dus meer voor de hand dan dat Venema, wanneer hij de handel en wandel van deze Kettmann beschrijft, met mij in polemiek gaat? Per slot van rekening zal hij het allereerst niet leuk vinden dat het onderzoeksterrein niet zo maagdelijk is als hij graag doet voorkomen en vervolgens is het natuurlijk aantrekkelijk over de rug van anderen naar boven te klimmen. Dat ik nu - nogmaals: met weerzin - inga op hetgeen Venema over mij en mijn werk te berde heeft gebracht betekent niet dat ik zijn polemische handschoen opneem. Het betekent slechts dat ik de lezer duidelijk wil maken wat Adriaan Venema onder polemiek verstaat en dat Venema, behalve in zijn boeken, ook in zijn polemieken de waarheid schuwt en de smaad, de leugen, de laster en de incompetentie liefheeft.
In 1986 publiceerde ik, zoals gezegd, in Maatstaf een biografische schets van George Kettmann. In de inleiding van dat artikel vermeldde ik dat ik Kettmanns leven zou beschrijven en dat ik in een toekomstige publikatie aandacht aan 's mans werk zou besteden. Hetgeen geschiedde in mijn boek Schrijver tussen daad en gedachte, verschenen in 1987. Wat beweert Venema nu in zijn tweede deel: ‘Kettmanns antisemitisme wordt in de gehele Biografische Schets van Huberts met slechts één regel aangestipt, terwijl het gaat om wellicht het belangrijkste kenmerk van Kettmanns werk’ (p. 430). Omdat Kettmanns antisemitisme in zijn levensbeschrijving een minder prominente rol speelt dan in zijn letterkundige werk komt het in mijn biografische schets natuurlijk nauwelijks aan de orde. Neemt men de moeite mijn boek erop na te slaan, dan zal blijken dat ik Kettmanns antisemitisme wel degelijk (uiteraard!) pagina's lang bespreek. Niet alleen noem ik dit bewuste misleiding van Venema's kant, zelfs ervaar ik zijn impliciete verwijt van het bedekken van Kettmanns antisemitisme als grievend.
Een ander voorbeeld van Venema's malicieuze gedrag. Op dezelfde pagina van zijn boek heet het dat ik Kettmanns essay Om wille van het leven (en dus niet: Omwille van het leven, zoals Adriaan Venema schrijft) niet opgemerkt zou hebben. Nee, uiteraard niet. In een biografie staat immers het leven centraal, en niet het werk. In mijn boek over Kettmann heb ik enige pagina's lang de positie en het belang van dit essay belicht. Venema weet dit natuurlijk best, want mijn boek kent hij door en door. Hij kent mijn boek zelfs zó goed dat ik, toen ik zijn boek las, passages tegenkwam die mij wel heel bekend voorkwamen. Maar dat zal wel toeval zijn.
Dat het simpele overschrijven van andermans teksten geen eenvoudige zaak is, bewijst Venema keer op keer. Een wel heel sterk voorbeeld is het volgende. Venema begint zijn relaas over Kettmann met het citeren van een naoorlogs gedicht van deze nationaalsocialist (De harde kern, p. 417). Ik telde in Venema's citaat 15 (vijftien) fouten. Het citaat