Maatstaf. Jaargang 38(1990)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Paul Gellings Gedichten Narcissen Deze bloemen heb ik lief, want ze zijn te vroeg geboren, wiegen sierlijk, en glinsterend in storm en regen zoekt elk voor zich het grasveld af wanneer ik uit de ramen kijk. Ik zie ze onder grijze luchten - dichte toekomst met varkenshaar dik opgebracht, ziekte woedt en hagel slaat, het wordt avond, nacht, maar zij zijn sterker, sterven in hun eigen tijd. Zelfs in sneeuw zichzelf trouw, witte kelken, harten geel - evenbeeld van zon die ze nu toelacht, zich dan afwendt, afwezig of vol trots. Ik hoef niet meer naar buiten om te zien: voor altijd staan ze in de spiegel van dit vensterglas. [pagina 13] [p. 13] Betovering Er zit een zwarte kat voor het raam en kijkt in mijn huis. 's Nachts schrik ik wakker van de roep in mijn droom. Ze kijkt me strak aan. Mijn vingers betasten het glas. Als ze kon lachen lachte ze vertederd om mijn hulpeloosheid, nu knikt ze en sluit bedachtzaam haar ogen. Zal ik naar buiten gaan om haar voorzichtig te strelen? Of blijf ik binnen met vragen gemener dan nagels? Ik val weer in slaap: zwart wordt châtain en onder mijn kus verschijnt aarzelend een glimlach, verandert zij in een vrouw. [pagina 14] [p. 14] Angoulême Decor waar ik niet was, gevels nooit een buurt, schilferende luiken, land van doorreis, hier kan niemand wonen in dit sleetse fresco - huizen golvend over heuvels naar een stad die ligt te vonken in de zon, ik was er niet dan in gemengd gevoel, om binnen en een weg door vlaktes, bergen: antiek maar ongeschreven boek. Zo verloopt een reis, verblijf alleen in dromen van een horizon waar je niet bent en nooit zal komen. Dit toch hier ergens genoteerd, raam geopend op vergeeld augustus. Vorige Volgende