‘“O hemel! Ik dacht dat ik thuis was,” zuchtte ze. “Ik dacht dat ik in mijn kamer op de Woeste Hoogten lag. Omdat ik zo zwak ben, raakte mijn brein in de war en schreeuwde ik zonder het te beseffen. Zeg niets, maar blijf bij me. Ik ben doodsbang om in slaap te vallen, ik heb afschuwelijke dromen.”
“Een diepe slaap zou u goed doen, mevrouw,” antwoordde ik; “en ik hoop dat deze ellende u ervan zal weerhouden om nog eens in hongerstaking te gaan.”
“O, lag ik maar in mijn eigen bed in het oude huis!” vervolgde ze bitter en handenwringend. “En die wind die door de sparren bij het raam ruist - laat me die voelen - die komt rechtstreeks van de hei - laat me daar één teug van inademen!”
Om haar te sussen hield ik een paar seconden het raam open. Een koude windvlaag stormde naar binnen; ik sloot het raam en keerde terug naar mijn plaats.
Ze lag nu stil: haar gezicht drijfnat van de tranen - lichamelijke uitputting had haar geest geheel getemd; onze vurige Catherine was nog maar een huilend kind!
“Hoe lang is het geleden dat ik me hier heb opgesloten?” vroeg ze plotseling bijkomend.
“Dat was maandagavond,” antwoordde ik, “en het is nu donderdagavond, of liever vrijdagochtend.”’
‘“Wat! In diezelfde week?” riep ze uit. “Zo kort maar?”
“Lang genoeg, als je van niet anders dan koud water en kwaaie zin moet leven,” merkte ik op.
“Nou, het lijken te veel uren om te tellen,” mompelde ze vol twijfel, “het moeten er meer zijn.”’
In deze passage staat al datgene wat Het Gevoel kenmerkt: de angst voor slaap vanwege de boze dromen, het tellen der uren, en het daarbij horende gevoel dat het er meer zijn dan je dacht, de neiging tot hongerstaking, en die kreet die samenvat waar het om gaat: ‘O, lag ik maar in mijn eigen bed in het oude huis.’
Het oude huis is daarbij altijd het huis waarin je als kind gewoond hebt. Het Gevoel is niet alleen maar een verlangen naar het huis waarin je nu woont, maar daardoorheen vlecht zich een dieper verlangen, het verlangen naar Vroeger, naar het ouderlijk huis, naar het bed waar je als kind in lag, en naaide tijd
when meadow, grove, and stream,
the earth, and every common sight,
apparelled in celestial light,
the glory and the freshness of a dream.
Na Manchester dacht ik dat ik er overheen was. Het Gevoel zou nooit meer terugkeren. De wereld lag voor mij open. Het Gevoel zou mij niet meer kunnen beletten om naar Straat Magelhaen af te reizen. Helaas, spoedig bleek dat Het Gevoel, vooral als ik alleen op stap ging, in al zijn oude luister desnoods met een kort reisje genoegen wilde nemen om zich te manifesteren. Sinds Manchester ben ik minstens dertig keer op reis geweest en nooit was daarbij Het Gevoel volledig afwezig. In grote steden zoals Parijs en Londen is het heviger dan op het platteland. In het hooggebergte kan het nagenoeg afwezig lijken, al ligt het, als mist de toppen omhult en de dalen klam maakt, toch altijd op de loer om toe te slaan. En die schaarse keren dat ik drie weken - drie eindeloze weken - van huis ben geweest, heeft het zich altijd in al zijn oorspronkelijke hevigheid gemanifesteerd, zelfs als ik verkeerde in het hooggebergte en de besneeuwde toppen elke dag te zien waren. De twee keer dat ik in Italië ben geweest, heeft Het Gevoel bijna de intensiteit van het eerste verblijf in Engeland weten te evenaren. Waarom? Ik weet het niet. Ik weet slechts dat het onvoorspelbaar en grillig en ongrijpbaar is, maar ook o zo reëel als het zich voordoet, en volstrekt hersenschimmig na thuiskomst. De laatste jaren lijkt het alsof Het Gevoel zich verplaatst heeft. Het doet zich niet zozeer voor als ik op reis ben, maar voordat ik op reis ga. Zodra ik heb