| |
Ed Schilders
Gedroomde levens
Er is geen leugenachtiger genre dan de erotische autobiografie. Nu ik voor de gelegenheid alle banden en boekjes uit de kasten heb gehaald die op het predikaat ‘erotische autobiografie’ aanspraak willen maken, valt het me op dat het er geen tien zijn die ik betrouwbaar kan oordelen, geen vijf, zelfs niet één enkele. Niet dat ik daarom zwavel en vuur over dit papieren Sodom en Gomorra zal afroepen; de vaststelling is niet uit pessimisme geboren. Een genre ‘leugenachtig’ noemen, geeft bovendien geen logische aanleiding tot de vaststelling dat het genre daarom niet bestaat. Het bestaat wel: het is geschreven door leugenaars.
De erotiek en de seksualiteit zijn, in tegenstelling tot activiteiten als kunstzinnige, sociale of politieke prestaties, onderwerpen waarover het met groot gemak liegen en overdrijven is. Per definitie spelen de heldendaden van het vlees zich immers af in besloten ruimten, met een beperkt aantal personen, en vormen ze geen onderwerp van een gedetailleerd gesprek, behalve in die ambiances waarin de leugen en de overdrijving door het gezelschap als waarheid aanvaard zijn: aan de bar, bij een hoer, en soms bij de kapper. Wie een beschrijving geeft van zijn eigen erotische en seksuele leven, geeft de hele lezerswereld een rondje. Laten we hier ook vaststellen dat in het normale leven de gesprekken van vrouwen over deze aangelegenheden van een geheel ander kaliber zijn. Vrouwen spreken in dit geval de waarheid, en wat zij elkaar bij de kapper of in de sauna vertellen, zou de perfecte antiseksuele autobiografie kunnen vormen. Als een van haar die zou schrijven. Dat is helaas nooit gebeurd. Altijd bleken de erotische ontboezemingen van vrouwen in werkelijkheid geschreven door mannen: Fanny Hill, Josefine Mutzenbacher, Bilitis, Linda Lovelace... Misschien, heel misschien, schrijft Xaviera Hollander zelf.
| |
| |
De valsheid van het genre is op verschillende manieren aan te tonen. De feitelijke is daarvan de beste maar ook de saaiste. Ik mag daarom volstaan met een verwijzing naar de biografie van Frank Harris door Philippa Pullar waarin meer dan eens duidelijk wordt gemaakt dat Harris zijn fantasie in hoge mate de vrije loop heeft gegeven in zijn legendarische ‘autobiografie’ My Life and Loves. Een kort, niet-seksueel voorbeeld voldoet. Harris beweert dat hij als jongeling gewerkt heeft in de ijzeren caissons van de Brooklyn Bridge. Die caissons waren van hout. Wie zoiets over zijn dagvulling schrijft is in zijn nachtelijke uren uiteraard nog minder betrouwbaar. Ik kom op Harris terug.
De meest interessante manier om het waarheidsgehalte van de hier besproken levensbeschrijvingen tot de werkelijkheid terug te brengen, is een beschouwing van de ‘randvoorwaarden’ en de literaire motieven.
De randvoorwaarden beginnen met wat hierboven de beslotenheid van vleselijke activiteit genoemd wordt. x besluit zijn leven te beschrijven en zich daarbij in alle opzichten bloot te geven. x beseft na enige overweging dat zijn seksuele leven ondanks alles een zeer besloten vorm heeft gekend. Een schrijver die er altijd van gedroomd heeft de Nobelprijs te winnen kan in zijn autobiografie niet schrijven dat hij hem inderdaad gewonnen heeft. De drempel waarover x zich moet zetten om zijn erotische dromen als waarheid aan het nageslacht mee te geven, is zo hoog niet.
Het is opvallend dat:
- | alle schrijvers van erotische autobiografieën zoveel vrouwen gekend en bekend hebben; een vereiste die ook een kenmerk is van pornografie; |
- | dat al die vrouwen zulke onbekende vrouwen waren: dienstmeisjes, verpleegsters, hoeren, verkoopsters; dat ze eerder een beroep waren dan een persoon; ze zijn anoniem en dus oncontroleerbaar; |
- | dat in die uitzonderlijke gevallen waarin de vrouw ook een naam schijnt te hebben, die naam verborgen moet blijven omwille van de eer, die de auteur eerst gestolen heeft en nu ad hoc beschrijft; wie gelooft Brantôme als hij - in zijn Levens der galante dames (circa 1600 geschreven) de zoveelste ‘dame van zeer edele en gevierde komaf’ introduceert?; |
- | dat ook de meeste auteurs anoniem blijven of zich van een pseudoniem bedienen, om niet, zoals Frank Harris en in mindere, of andere mate Casanova, door de leugendetector van de historicus gevangen te worden. |
Daarmee is de droom afdoende beveiligd tegen de speurders van het nageslacht. Auteur x begint te schrijven. Over orgiën en bacchanalen, over bitch switching en fist fucking, over ongewassen hoeren en geparfumeerde Horizontalen, over ongebaande vulva's en het onbekuste tussendijse, over de tepelhoven van Eden en pubes in de groei, en soms - hij wordt, realist als hij is, een dagje ouder - klaagt hij over ‘de rek’, de eeuwige rek die eruit dreigt te raken... bij de vrouwen, wel te verstaan. Meestal droomt hij echter over alles tegelijk.
De meeste ‘seksueel expliciete schrijvers’ verraden hun dromen op exact dezelfde wijze als die waarop de meeste schrijvers van erotica tot pornografie komen: hij kan geen weerstand bieden aan zijn dromen, hij moet en zal, zoals de (fictieve) personen in Aragons Irene, een kathedraal van Chartres bouwen - van vlees. Hij moet en zal het lozen van zijn zaad de dimensies geven van een uitbarstende Vesuvius - zoals De Sade dat beschreef, en zoals iedere regisseur van pornografische films dat gebiedt. Aan een uitbarsting in vas is immers niets te zien, en niets te lezen wat de lezer niet kent. Hij moet. En hij zal.
Het is geen toeval dat de twee meest gestreelde autobiografieën, die van Casanova en ‘Walter’ (het pseudoniem van de onbekend gebleven auteur van het elfdelige My Secret Life, Amsterdam, 1885-1895), een en ander met elkaar gemeen hebben.
- Ze zijn van uiterst corpulente omvang: de gedroomde seksuele avonturen van de auteurs waren al van een dergelijke omvang dat het evenwicht tussen droom en realiteit verloren dreigde te gaan;
- beide boeken werden door latere uitgevers teruggebracht tot één handzaam deel waarin alle niet-erotische passages gecensureerd werden; een typische handeling uit de pornografiecultuur;
- beide auteurs hebben, hoewel Casanova de Franse Revolutie zag ontkiemen en Walter
| |
| |
onder Victoria schreef, in feite niets volbracht wat de ander niet kende.
Voor Frank Harris geldt hetzelfde, al is zijn autobiografie, voor zover ik weet, nooit afgeslankt tot een bundeling van de op seksualiteit gerichte hoofdstukken. Hem overkwam wat anders: er werd, door het nageslacht, een vijfde deel aan zijn ‘autobiografie’ toegevoegd. In latere edities heeft uitgever Maurice Girodias uitvoerig uitgelegd waarom hij pornograaf Alexander Trocchi dit vijfde, fictieve deel liet schrijven. Een van de motieven is daarbij veelzeggend: ‘Harris was ... een oplichter en niemand die bij zijn volle verstand is, heeft zijn memoires ooit serieus genomen, behalve misschien een paar Engelse schooljongetjes die hun dagdromen lieten inspireren door de voorradige erotiek.’ De oplichter opgelicht, de dagdromer bevredigd.
Lezers die geïnteresseerd zijn in een compleet leven, hebben geen behoefte aan een overdaad aan onbetrouwbare intieme feiten. Lezers die belangstelling hebben voor die intieme details, hoe onbetrouwbaar ze ook zijn, hebben geen enkele boodschap aan het niet-vleselijke leven, hoe betrouwbaar dat ook was. De gevolgen: afslanking van Casanova en Walter, een aanvulling op Harris die je met één hand kunt
lezen, en een uitgebreid assortiment van op maat gesneden ‘expliciet seksuele autobiografieën’.
The Intimate Sex Lives of Famous People, van David Wallechinsky en de Wallace-familie, vat die voyeuristische behoefte het best samen. Het leven van een paar honderd bekende historische personen - van James Boswell tot Jimi Hendrix - wordt er teruggebracht tot de seksuele impuls die hun leven beheerst zou hebben. Chaplin en jonge meisjes, D'Annunzio als exhibitionist, Havelock Ellis en de gouden douche. Drie pagina's per persoon, en de nieuwsgierigheid kan op de volgende beroemdheid gericht worden.
De perfecte erotische autobiografie houdt rekening met die mentaliteit. Variatie en veelvuldigheid zijn de norm, betrouwbaarheid speelt geen doorslaggevende rol. Alle auteurs hebben een fabelachtig geheugen en zijn dan ook in staat om hun seksuele exploiten komma-correct te verwoorden.
Haar borsten hadden de vorm van een helm met een spitse punt, met de ongewoon grote tepels als rechtopstaande spits. Dat dergelijke gevaarlijke tepels sindsdien voorgoed vastgenageld zitten in de herinneringen van John Philip Lundin, dat kan ik begrijpen. Ook de
| |
| |
Seigneur de Brantôme kon het vagijn dat van binnen met harde haarstoppels begroeid was nooit meer uit zijn dagdromen verbannen. Zulke dingen blijven een man bij. Maar Lundin, die de laatste bestselling erotische autobiografie schreef ( Women, 1963), herinnert zich te veel. Dialogen van uitzonderlijke lengte, de vlekken in een bloesje, het patroon van een slipje, het menu van een lunch...
Hetzelfde geldt voor Armand Coppens, de Amsterdamse dealer in erotica Schors, die, ‘geassisteerd door zijn vermoeide vrouw Clementine en haar verre minnaar’ (wat een dromen liggen er al besloten in die ondertitel), zijn avonturen opschreef onder de titel Memoirs of an Erotic Bookseller. Iedereen die de boeken waarin Schors handelde kent, begrijpt dat zijn ‘levensverhaal’ door die boeken geïnspireerd is. Het is, dat moet gezegd worden, een heel aardig boek, maar als autobiografie net zo onbetrouwbaar als de prijzen die Schors in zijn catalogi vraagt.
De behoefte aan een suggestie van realiteit is zeer groot als het om erotica gaat. Het gevolg is, dat een zeer aanzienlijk deel van het erotisch proza door de auteurs als autobiografie of biografie vermomd is. Indexen van naslagwer-
ken bevatten onveranderlijk een groot aantal verwijzingen die met ‘Memoirs’ beginnen. De beroemdste zijn de mystificaties, zoals Het leven van een Weense hoer door haarzelf verteld dat op naam van Josefine Mutzenbacher werd gesteld maar door Felix Salten werd gedroomd; of Aus den Memoiren einer Sängerin, dat door de operazangeres Wilhelmine Schröder-Devrient (1804-1860) geschreven zou zijn - maar waaraan zij part noch deel had.
Het betreft hier autobiografie in travestie,
en in verreweg de meeste gevallen is de verkleedpartij niet eens zo geraffineerd als in het geval Felix Salten, John Cleland, of Pierre Lout's. Zijn zij in hun tijd nog mystificateur geweest, de meeste pornografen nemen genoegen met een eenvoudiger autobiografisch kader: hun fictie is een levensverhaal. Dat is zo geweest vanaf het moment waarop Pietro Aretino zijn I Ragionamenti schreef, dat was zo ten tijde van Sades Justine, dat vierde hoogtij in de tijd van Victoria met ‘romans’ als Suburban Souls, en dat zal weer zo zijn als de pornografie zich nog ooit weet te bevrijden van het tot platvloersheid dwingende juk van de beeldcultuur. De memoires van een Russische prinses, De Karthuizer monnik, De wellustige Turk, De Klokkenspelspeler van Notre-Dame,
| |
| |
dat zijn nog maar de kleine klassiekertjes van een pubercultuur die voorgoed voorbij is. Zo groot was eens de behoefte aan het autobiografische, dat uitgevers doodserieus gesuggereerd hebben dat er Dode Zee-rollen teruggevonden waren met daarop de autobiografie van een Karthager: Maidens of Shunga - an autobiography of Carthaginian Debauchery, translated from the original Phoenician by Maria de Vegas, Ph.D. De Autobiographie d'une Puce (twee delen, Londen 1921) is daarmee vergeleken een wonder van creativiteit.
De autobiografische suggestie van erotische fictie is een interessant onderwerp, maar ik bespreek het hier uitsluitend om tot het omgekeerde te komen: het fictieve gehalte van de als echte autobiografieën gepresenteerde werken. Hebben pornografen zich voortdurend van de autobiografische suggestie bediend, de quasi autobiografen maken vrijwel even vaak gebruik van de fictieve motieven.
Een van de meest memorabele scènes uit Casanova's Histoire de ma vie (wie kent die titel nog, wie las alle twaalf delen?), is het fragment waarin hij in Londen wraak zoekt op de onderkoelde La Charpillon. Ze heeft hem aan het lijntje gehouden, getreiterd, gekieteld, maar zich niet gegeven. Dan verneemt Gia-
como dat er een man is die de beschikking heeft over een verkrachtstoel. ‘De stoel die u hier ziet, heeft vijf springveren die alle vijf tegelijk in werking treden zodra een persoon gaat zitten. Ze werken uiterst snel. Twee grijpen de armen van de persoon en houden die stevig vast; twee andere, lager, maken zich meester van de knieën en spreiden die tot het uiterste, en de vijfde duwt de zitting omhoog...’ Casanova besluit de stoel niet te kopen en La Charpillon een dergelijke verkrachting te besparen.
Is dit autobiografisch? Het is zeker dat dergelijke stoelen bestonden - van Parijs tot China - maar ze waren in geen geval zomaar te koop. Casanova heeft er waarschijnlijk van gehoord in verband met het Parijse bordeel van Madame Gourdan. In een van haar kamers, die ‘van de vulkaan’, had zij een dergelijke stoel opgesteld ten gerieve van de fetisjistisch ingestelde cliëntèle. Maar wat opvallender is, is dat dergelijk stoelen - of banken - met grote regelmaat opduiken in pornografische verhalen. In de snuggery waarin zich de amoureuze acties afspelen van A Man with a Maid, wordt een dergelijke leunstoel gebruikt, en ook de al genoemde Russische prinses geeft zich met graagte over aan een behandeling op
| |
| |
een dergelijke bank. We hebben hier te maken met sadistische en masochistische motieven als onderwerping (wraak) en bondage; ook in Casanova's door La Charpillon getreiterde dromen speelden ze een rol, maar niet in zijn leven.
Een memorabel tafereel uit Walter - de Engelse Casanova (ik ken alleen deze samenvatting van het echtpaar Kronhausen, de volledige autobiografie wordt nooit meer herdrukt), maakt ons getuige van een pecuniair-erotische variant. Walter vraagt een vriendin van lichte zeden haar vaginale ruimte volledig te vullen met muntstukken en vervolgens door de kamer te lopen. Als ze erin slaagt meer dan tachtig shilling te herbergen, mag ze al het geld behouden. Tot Walters verbazing slaagt ze erin haar beurs te vullen met vierentachtig muntstukken. ‘Het geld is van mij.’
De autobiografische feitelijkheid wordt ook hier onwaarschijnlijk als we vaststellen dat dit motief van het riekende geld heel oud, en heel populair is. Het kwam al voor in 1660, in A Strange and True Conference waarin de wellustige Pris Fotheringham op haar hoofd gaat staan, benen gespreid, whilst several Cully-Rumpers chuck in sixteen half-crowns into her Rima Magna for their pleasure. Casanova kende het, Balzac maakte er literatuur van in Le
Succube, en recentelijk werd het motief gebruikt door William Kennedy in Legs.
‘Noten kraken’ is een specialiteit waarop Frank Harris enorm gesteld was. De techniek houdt in dat de dame de vaginale spier zozeer heeft leren beheersen dat zij die kan samentrekken met een kracht die zeer aangenaam schijnt te zijn voor het lid van de man, dat als het ware wordt leeggeperst. Faire casse-noisettes is de term die de Fransen ervoor gebruikten. Harris genoot ervan. Althans in zijn fantasie. Trocchi verwerkte het daarom uitgebreid in het valse Fifth Volume van Harris' memoires; Mary, uit The Romance of Lust kan het; net als Lady St. Jerome in een verhaal uit The Pearl; Alphonse Gallais jubelt erover in zijn voorlichtend bedoeld boek Les Paradis Charnels (1903); Frau Schröder-Devrient beheerst de techniek perfect; een van de drie dochters uit Pierre Louÿs' Trois Filles de leur mère kan het zelfs met de anale sluitspier; en wie de oorsprong zoekt, vindt die in de Kama Sutra, de Ananga Ranga, de Tuin der Geuren, en Hsi Mens Liefdespagoda.
Sinds de introductie van de oosterse handboeken door Burton, hebben blijkbaar vele Westeuropese autobiografen het geluk gehad de dames te ontmoeten die deze typisch oos- | |
| |
terse specialiteit beheersten. Het is opmerkelijk, om het woord ‘verdacht’ niet te gebruiken, hoe hun levenservaringen gelijke tred houden met het aanboren van de voor Europa nieuwe literaire bronnen. Ook de ethnografie, die zich vanaf 1850 vol overgave op het lichaam van de vreemde, primitieve mens stortte, heeft een dergelijke invloed uitgeoefend op de fictie en de ‘autobiografie’. Clitores met de lengte van een pink, ondoordringbare wouden van schaamhaar, en sterk vergrote schaamlippen (‘Hottentot-schortjes’ genoemd) waren de meest spectaculaire fysieke kenmerken die door de ethnografen in den vreemde werden waargenomen en geboekstaafd. Korte tijd later spelen dames met dergelijke hypertrofe lichaamskenmerken een prominente rol in de biografisch getinte romans en verhalen, en in de als autobiografie gepresenteerde dromen. De vergrote clitoris als bewijs voor masturbatoire of lesbische activiteiten, de haargroei als bewijs voor wulpsheid, en de schortjes, uiteraard, om aan te duiden dat de rek, de eeuwige rek... Akkoord, tweehonderd jaar eerder had Brantôme al gehoord van een edele dame met uitzonderlijk lange schaamlippen (waarmee ze aan het hout van het cachot werd vastgenageld), maar als (seksueel-) pornografisch motief heeft hij het niet gebruikt.
Ook de lijst van dergelijke modieuze motieven is langgerekt. Zo opvallend lang, dat er wat mij betreft geen twijfel bestaat: de seksueel openhartige autobiografie bestaat niet in de zuivere, betrouwbare, oprechte zin die ik als lezer een voorwaarde vind voor het genre. Veel van de zogenaamde levensfeiten lijken te zeer op de motieven die we ook in de fictie terugvinden en in de spraakmakende ‘wetenschappelijke inzichten’ van de dag. Wie een erotische autobiografie leest, doet er daarom goed aan te beseffen dat het waarheidsgehalte alleen zeer hoog is als we het uitdrukken in termen als verlangen, hunkering, dromen, en de aandrift tot een leven dat dan wel niet waar is, maar toch hoogst bevredigend. Zo, en niet anders, moet, denk ik, de titel gelezen worden die Walter aan zijn levenswerk gaf: My Secret Life. Het geheim van wat Walter in het diepst van zijn geslacht was: een omnipotente God in menselijke travestie.
■
De afbeeldingen zijn afkomstig uit een suite van 24 gravures ter illustratie van Vies des dames galantes, de roddelachtige ‘autobiografie’ van de Seigneur de Brantôme (geschreven rond 1600, voor het eerst in druk verschenen in 1666, Amsterdam. Deze illustraties werden gegraveerd door Malassis en ingekleurd door Thevenin. De editie verscheen in 1930 (Parijs), onder het imprint Javal et Bourdeaux. De oplage bestond uit 500 exemplaren waarvan het hier gebruikte exemplaar r van de 25 op Japan is. De suite is afkomstig uit de verkoopcollectie F. Peeters, Postbus 9045, Tilburg.
|
|