Maatstaf. Jaargang 36(1988)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 43] [p. 43] Sander Grootendorst Verdwaald ik probeerde verdwaald te zijn en ging op de fiets naar het bos ten noorden van de stad en reed er daar in waar het me geheel onbekend voorkwam, maar kwam uit op de Amsterdamse weg toen reed ik verder naar het park in de buurt van de school en stapte af bij de vijver ik haalde mijn kompas te voorschijn en liet het over het oppervlak dansen, het stuiterde twee keer en zonk vanuit het park, waarin je niet kunt verdwalen, zei ik tegen de maan die verdwaald om zich heen keek (een oude dame die haar wachthond uitliet hoorde het) begaf ik me op een kronkelende straat langs hoekige huizen, bespied van achter de vitrage en na een tijdje weer bij het begin van dezelfde rondgang door de nieuwe wijk, ik maakte dat ik wegkwam [pagina 44] [p. 44] in het vorige landschap hadden de herten een voetpad gemaakt, vervolgens kozen ze geen nieuwe paden meer ik spitste mijn oren maar ze hadden me allang door in het struikgewas van hun kop, de bezoekers verlieten het bos een gevoel van spijt was te lezen op het maangezicht dat achterbleef, het wilde overal en nergens zijn, ik sloop door de lege bossen, jammer alles was voorbij ik probeerde verdwaald te zijn en begon aan een zwerftocht kris- kras door een duister woud waar bijna alle paadjes dood- liepen, opeens had ik het idee dat ik er eerder was geweest en herinnerde me alles weer, het gras was nog niet opgestaan sinds mijn vorige tocht de paadjes vertoonden een herkenbaar patroon, verdwaald was ik alleen voor wandelaars met de blik op oneindig [pagina 45] [p. 45] het begon te regenen net toen ik bij een groenvoorziening de straat overstak, een regenvogel dook in het gebladerte ik schuilde onder een eik, de takken werkten als waterval en aan de rododendrons zaten haast geen bladeren, ik zag het doelloze ervan in en rende naar de bibliotheek doorweekt en niet op mijn gemak ging ik tussen de schappen staan pakte in het wilde weg een boek getiteld De dieren van het bos de druppels gleden uit mijn haar over de illustraties, de bui was nog niet over (bij de literatuur uit vervlogen tijd was het rustig, ik sloeg een bladzij van Eichendorff op: ‘ich möcht mich gern einmal bei Nacht verirren recht im tiefsten Wald die Nacht ist wie im Traum so weit und still als könnt man über die Berge reden mit allen die man lieb hat in der Ferne’) [pagina 46] [p. 46] lopend over een pad vol plassen had ik bijna het station bereikt toen ik voelde dat mijn agenda uit mijn jas was gevallen waarin ik het treinkaartje had geschoven, ik bewandelde het pad terug naar af en tuurde in het modderwater, zonder haast, de trein was gemist ik hoorde hem langs het perron tot stilstand komen, toen zag ik een kaartje drijven in de prut en viste het op het was een verlopen dagretour Oss-Nijmegen, een reis die ik nog nooit had gemaakt, ik tastte in mijn jas naar mijn lege portemonnee in de voering zat het kaartje 's avonds laat ging ik nog even naar mijn geheime plek bij de plataan een menigte kwam toegestroomd er werd een braderie gehouden, over de brede verkeersader bereikte ik een driesprong en nam het ruiterpad, een antilope stoof op, zocht een heenkomen, een ruiter draafde naar de stal, voorbijgangers vroegen de weg naar de braderie ik maakte een omweg via de manege het werd mistig en donker, maar verdwaald was ik niet, het was niet gelukt, de volgende dag zou ik het opnieuw proberen Vorige Volgende