aangetrokken?’
Ik ervoer het als zeer vernederend en sinds die uitspraak let ik erop dat mijn enkels in het bijzijn van anderen zijn bedekt, ook al zijn zij in de loop der jaren tot normale proporties geslonken.
Auto's die ik te mooi vond om mee naar buiten te nemen stonden op de ombouw van mijn opklapbed. Het mooiste exemplaar was een witte Bugatti met een linnen dak en portieren van heel fijn gevlochten riet. Vooral op momenten dat ik geacht werd te slapen, reed ik bij het licht van een zaklantaarn met mijn Bugatti door het voorland van mijn dromen.
Ik zou niet weten waar die auto gebleven is, ik heb er nog vaak aan gedacht. Vooral in oude films verscheen er weleens een auto die mij sterk deed denken aan mijn Bugatti, ik vereenzelvigde me dan onmiddellijk met de bestuurder, of dat nu een misdadiger was of een weerloos slachtoffer. Associaties met zomerschoenen van mijn moeder had ik daarbij nooit, die drongen zich pas weer aan mij op bij het zien van de foto.
Eens in de week ging ik met mijn ouders naar de bibliotheek. Mijn vader had meestal meer tijd nodig voor het maken van een keuze dan mijn moeder en ik, wij gingen dan etalages bekijken van winkels in de onmiddellijke omgeving van de bibliotheek. Speelgoedwinkels waren er helaas niet, ik zag voornamelijk huishoudartikelen, jurken en schoenen.
Gedwee volgde ik mijn moeder langs de etalages, soms klom ik op een vensterbank om zo groot te zijn als zij. Ik hield dan mij hoofd dicht tegen het hare om te ontdekken waar haar blik op rustte. Op zekere middag keek ze begerig naar een paar witte zomerschoenen met een platte bruine zool.
‘Vind je ze mooi?’ vroeg ik.
‘Prachtig,’ zei ze dromerig.
‘Koop ze dan.’
‘Dat kunnen we niet betalen.’
‘Dan moet je ervoor sparen.’
‘Vind je ze ook mooi?’ vroeg ze.
‘Ja.’
‘Hoe mooi?’
‘Zo mooi als... zo mooi als mijn Bugatti.’
Op dat moment verscheen het spiegelbeeld van mijn vader tussen de schoenen en wij begonnen aan de wandeling naar huis. Ik liep achter mijn ouders en vermoedde waar mijn moeder over wilde praten. Maar er was geen geld, dus werd er gezwegen.
Een week later stonden we weer voor de etalage, mijn moeder had opvallend snel haar boeken uitgezocht.
‘Zal ik ze passen?’ vroeg ze.
‘Ja, waarom niet.’
Als ik er nu aan terugdenk lijkt het vreemd, maar in die tijd was het vrij gebruikelijk dat een verkoper met de klant naar