Maatstaf. Jaargang 35(1987)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 58] [p. 58] Eva Gerlach Vluchtig geheugen 1 Hun raam stond open, het blonk. De esdoorn woei erin heen en weer en het dak groeide vast aan de meeuwen. Ik kan niet gaan waarheen ik wil en wat ik zien wil zie ik niet. Maar in het zwaaien van hun gewreven raam bewoog je, even, je hand, je haren waarlangs je omkeek, levend, lachend, kauwend op weg naar je werk in het donker. [pagina 59] [p. 59] 2 Je bent er nog want ik zie je overal lopen. In water het duidelijkst, stromend oppervlak en stroom daaronderdoor, daar beweeg je naast me, sneller dan ik, vertekent een boom, een vogel, verplaatst zoals je altijd deed, glimlachend, betekenis. Niemand loog zoals jij, niemand gaf zo weinig om woorden, niemand die zo de werkelijkheid liet draaien als een bal op de top van een nagel. Het glimmen verschuift, blijf kijken, onthoud hoe het was, merk op dat het nooit zo terugkomt, kijk hoe om de volgende bocht het in je gezicht springt, brandend als loog je ogen, kamers vol oud goed, inloopt. [pagina 60] [p. 60] 3 Als zij het huis uitkomen, stap je met afgewend hoofd achter hen, knoopt hen samen als de vier punten van een zakdoek, propt hen in elkaar tot een bal zwart op hun met veel water schoongesmeten, mosvrije straatje. Werkt dan, voorzichtig, met spitse, beduchte vingers hen uit elkaars binnenste los, laat hen wuiven, vier lange raggen over de tegels, in licht opgelost om de hoek. Wanneer zij weg zijn, rent hun spoor onder je voeten terug. Je valt voorover op de stoep, veegt hun omtrekken van de deur, hun namen onder de bel vandaan, verstopt hun stemmen in de vuilnisbak waar eten gelegd is voor je: adem, haar en huid. Vorige Volgende