T. van Deel
Portfolio/Van de Haarlemmermeer af.
Gouaches van Bob Nieuwenhuysen
Als ik door de Haarlemmermeer rijd moet ik aan de schilderijen van Bob Nieuwenhuysen denken. Dat lijkt wat vreemd, gezien dit portfolio, maar wie zijn eerdere werk kent, zoals dat werd gereproduceerd in Maatstaf 1981/10, die weet dat dit min of meer naturalistische olieverfschilderijen waren die perfect het strakwijde uitzicht, met coulissen van boomrijen of erin oprijzende gemaaltjes of fabriekjes, kortom het ‘gezicht’ van de Haarlemmermeer weergaven. Een tamelijk kunstmatig landschap al met al, dat maar weinig nodig heeft in de schilderkunstige bewerking of het neigt al naar het abstracte. Je zag dat ook in de schilderijen van Nieuwenhuysen gebeuren, ze begonnen dicht bij het zichtbare, heel precies en zelfs wel wat gelikt, en ze namen er gaandeweg meer afstand van. De ogen werden als het ware dichtgeknepen, boomgroepen bestonden niet meer uit afzonderlijke bomen maar werden geboomte, de akkers waren niet meer secuur begroeid maar nog alleen een subtiel verlopend kleurvlak aan de benedenkant van het doek en dat zelfde gold voor de luchten waarin heel vroeger toch wel eens net echte wolken dreven. Wat Nieuwenhuysen ten slotte schilderde waren heel zuivere, kleurgevoelige, abstract aandoende voorstellingen, die evenwel op een aantrekkelijke manier nog contact hielden met de Haarlemmermeerse werkelijkheid. Zijn schilderijen vertoonden een landschappelijke vlakverdeling, waren landschap in pure zin, landschap met lijnen, kleuren en vormen die wel verwezen naar, maar zich toch ook schuchter afbewogen van het zichtbare.
Ik heb het idee dat de gouaches die hij nu maakt de vitale voortzetting zijn van dit landschappelijke schilderen. Met dien verstande dat er nu in het geheel geen sprake meer is van afbeelding, de Haarlemmermeer kan het verder wel vergeten, het is nu maar beter om van uit beelding te spreken. Soms zijn er nog wel horizonnen, of horizonachtige strepen te zien, die voor een zekere tweedeling in de gouache zorgen, maar die horizon kan ook rustig op z'n kant staan, en wat met een beetje fantasie voor de lucht kan doorgaan - die lucht kan ook onderaan zitten. In veel gevallen is er ook helemaal geen horizon meer, alsof het land zich over het gehele vel papier heeft ontfermd, wat mij ingeeft om niet van een landschap maar van een landkaart te spreken, al klinkt landkaart wel wat levenloos voor iets zo aantrekkelijks.
Op Nieuwenhuysens atelier heb ik veel van zijn nieuwe werk gezien terwijl het op de grond lag, en in zekere zin hoort het daar ook. Het is goed mogelijk óm deze gouaches heen te lopen, ze laten zich met de blik omcirkelen, zoals je ook als je een vogel bent en naar beneden kijkt, en intussen wat rondvliegt, het land onder je hetzelfde ziet blijven en toch veranderen. Wie naar deze gouaches kijkt, kijkt niet meer recht vooruit een landschap aan, maar buigt zich eroverheen en ziet verder af van elk perspectief.
Het voorstellingskarakter van het vroegere werk van Nieuwenhuysen is hier ondergeschikt gemaakt aan lijn, vorm en kleur die geen andere verwijzing van node hebben dan de verwijzing naar zichzelf. Na tien jaar is, zou met enige overdrijving gezegd kunnen worden, Nieuwenhuysen pas echt gaan schilderen. Ik zeg dit beslist niet ten detrimente van zijn vroegere werk, dat ik in de verschillende fases en in de verschillende technieken van olieverf, gouache, aquarel, ets en pentekening altijd heb geapprecieerd. Maar het is alsof hij de losheid en vrije verbeelding van zijn tekeningetjes, die hij 's een keer exposeerde onder het motto ‘de pen met vakantie’, nu triomfantelijk heeft gecombineerd met de weerbarstige, architectonische olieverf-beelden.