ziek op bed gelegen, bang dat ik zwanger was, want ik had die jongen, geloof ik, gekust - ik had in ieder geval zijn hand vastgehouden. Ook schreef hij dat wij ‘altijd welkom’ bij hem waren, in Duitsland.
Ik vertelde mijn moeder dat ik was uitgenodigd de zomervakantie in Duitsland door te brengen en dat ik van plan was erheen te fietsen.
‘Ga dan samen met je broer,’ zei mijn moeder. ‘En blijf niet te lang weg. Pas goed op.’
Spoedig daarna fietsten mijn broer en ik zo'n honderd kilometer per dag, richting Zuid-Duitsland. We volgden de Rijn en sliepen in jeugdherbergen. We zagen veel natuurschoon en kastelen. Na een week klopten we bij Reiners ouderlijk huis aan, in Rothenburg a/d Taub1er. Alhoewel Reiner er niet was ontvingen zijn ouders ons bijzonder hartelijk. Zij hadden over ons gehoord en ook over de tomaten.
‘Dit alles zal later van Reiner zijn,’ sprak Reiners vader terwijl hij ons het huis liet zien, dat werkelijk heel prachtig was. Rond het huis lag een grote tuin waarin zich ook een tuinhuisje bevond en daar werden we in ondergebracht. Reiners vader zei dat we zo lang konden blijven als we maar wilden.
Reiners moeder bracht ons de volgende morgen ontbijt op bed en sloofde zich ook de hele verdere tijd uit het ons zo aangenaam mogelijk te maken. Enkele dagen later arriveerde Reiner uit Würzburg. Hij nam me die avond uit wandelen op de muur die Rothenburg omwalde. Mijn broer liep schuchter achter ons aan. Reiner kon echter niet lang blijven, na anderhalve dag moest hij weer terug naar Würzburg. De avond nadat Reiner vertrokken was kwam zijn vader onverwacht het tuinhuisje, waar mijn broer en ik gezellig zaten te lezen, binnenstormen. ‘Is Reiner hier?’ wilde hij weten. ‘Nee, Reiner is hier echt niet.’
Mijn broer en ik hebben daarna nog ruim een week in het tuinhuisje gelogeerd, het beviel ons wel. Reiners vader nam ons overal mee naar toe, naar de Hans-Sachsspelen en naar restaurants en souvenirswinkels die aan Reiners ooms toebehoorden.
Na een tijdje besloten we dat het tijd werd om naar huis te gaan. We bedankten Reiners ouders en vingen de terugtocht aan. Bij de grens kwamen we vrachtwagenchauffeurs uit ons dorp tegen, zij hebben onze fietsen ingeladen en spoedig daarna waren we thuis. Mijn vader was erg kwaad dat we zolang waren weggebleven, daar was echter niets meer aan te doen.
Namens mijn moeder heb ik toen nog een brief aan Reiners ouders geschreven om hen te bedanken voor hun gastvrijheid.
Zes maanden later kreeg ik een brief van Reiner waarin hij schreef dat hij nog vaak aan me dacht, maar nu een ander meisje had. ‘Au revoir, mon petit.’
Maar ik heb me verbeeld dat ik Ben dit verhaal verteld heb. Ben zit nog steeds aandachtig naar Rob te luisteren die zijn verhaal over het verkopen van encyclopedieën nu bijna beëindigd heeft.