Maatstaf. Jaargang 35(1987)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Anton Korteweg Gedichten Het komt wel goed met je als je als man de jongen die je bent weet in te slikken. Notabelen hebben een kring gevormd en zijn druk doende om me in te blikken. ■ Een mond of tien bijeen, vergaderd in één naam rondom een tafel - en maar praten. Het liefst bestond ik deze uren niet. 's Avonds zeepbellen van mijn zoontje. Ook een Anton. ■ O regelingen, plannen, schema's, nota's, 'k werk me aan jullie ver van me vandaan. Hoe zeg ik ooit Novalis na, dat we waarheen we ook, altijd naar huis toe gaan? ■ [pagina 45] [p. 45] Je kan het best bij de Plantsoenendienst. Kun je ten minste, leunend op een hark, zien dat er dank zij jouw vereelte knuisten af en toe eens gebloeid wordt in je park. ■ De zonnebloem werd zwart, de schommel rot. Het pindasnoer is leeg, het gras vertrapt. De kamperfoelie is kapot gewaaid. En jij? Jij werd er ook niet mooier op. ■ Biesheuvel lezen. Binnen handbereik port en sigaren. Naast me het getik van breinaalden. Zwartje en Borre spinnen. Wie er ook ongelukkig is - niet ik. ■ [pagina 46] [p. 46] Weggaan Als een auto die lang in de regen gestaan heeft optrekt en wegrijdt, blijft waar hij stond achter een plek die zich van de rest van de straat onderscheidt, even nog, tot hij ook nat is en niet afzonderlijk meer bestaat. Dat is wat blijft als je weggaat. Aankomen Zoals op weg naar Rotterdam een mammoettanker zijn motor uitzet op de hoek van Engeland en door eigen vaart alleen en niet door eigen kracht na 't stoppen van de oorzaak die hem voortstuwt tot stilstand komt in de Eerste Petroleumhaven - moet er dan toch worden aangekomen, dan zo. Nauwkeurig en weloverwogen. En dan, op de juiste tijd, van je zwaarte worden bevrijd. Vorige Volgende