Een excursie door Nederlandse naslagwerken
Het gaat dus over Johannes Pieter van Cap(p)elle, wiens achternaam ik indertijd met één p spelde. Dat deed ik omdat hij in basis-bronnen tot de geschiedenis van het (later in de Universiteit van Amsterdam veranderde) Athenaeum Illustre en het leven en werk van Willem Bilderdijk met één p wordt opgevoerd. Deze bronnen zijn:
Album Academicum van het Athenaeum Illustre en van de Universiteit van Amsterdam (Amsterdam 1913, p. 14, p. 74 en synchronistische staat no. vi).
Dr. R.A. Kollewijn Bilderdijk, zijn leven en zijn werken (deel ii, Amsterdam 1891, p. 53, 5557, 83, 163 en 270).
Van Cap(p)elle komt in het grote Biographische woordenboek der Nederlanden voor, maar deze bron kan afgeleid genoemd worden. De informatie die in dit artikel te vinden is, komt - onder andere - direct of indirect uit:
Dr. W.J.A. Huberts e.a. Biographisch woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkunde (Deventer 1878, p. 85-86).
A. Winkler Prins (red.) Geïllustreerde encyclopaedie, woordenboek voor wetenschap... (vierde deel, Rotterdam 1884, tweede, vermeerderde uitgave, p. 435).
In deze twee laatste naslagwerken wordt ‘Cappelle’ gespeld; dus met twee p's.
Een redelijk moderne, maar vaak onvolledige, onnauwkeurige en beknopte, bron tot Van Cappelle (voortaan te spellen met twee p's; daarover aanstonds) is K. ter Laan Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid ('s Gravenhage/Djakarta 1952, tweede vermeerderde druk). Ter Laan geeft Van Cappelle overigens met één p en daarna (p. 87):
‘1783-1831, hoogleraar te Amsterdam in 't Ned. 1815, tot grote teleurstelling van Bilderdijk. Schreef o.a. (volgt een werk, bb) Van Cappelle (hier inderdaad, in tegenstelling tot het trefwoord, met twee p's!, bb) was wis- en natuurkundige; in 1819 werd hij bovendien nog hoogleraar in de geschiedenis.’
Winkler Prins geeft:
‘Johannes Pieter van Cappelle, een Nederlandsch geschied- en letterkundige. Hij werd geboren te Vlissingen den 9den April 1783, ontving onderwijs van den predikant Schortinghuis en maakte als student te Leiden gebruik van de lessen van Ruhnkenius en te Amsterdam van die van Wyttenbach, Van Lennep, Van Swinden, enz. In 1803 werd hij benoemd tot lector in de bouw-, wis- en zeevaartkunde te Groningen, in 1805 tot commies bij het bureau van het Koninklijk Nederlandsch Instituut te Amsterdam en in 1805 tot praeceptor bij de Latijnsche scholen aldaar, terwijl hij in 1851 (sic! bb) zijn antwoord op eene natuurkundige vraag door de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen met goud bekroond zag. In 1815 werd hij benoemd tot hoogleraar in de Nederduitsche taal- en letterkunde aan het Athenaeum te Amsterdam, en na het overlijden van Herman Bosscha (1819) tevens met het onderwijs in de geschiedenis belast. Hij overleed den 26sten Augustus 1829.
Tot zijn geschriften behooren onder anderen: Aristotelis quaestiones mechanicas recensuit et illustravit J.P. van Cappelle (1812), Bijdrage tot de geschiedenis der natuurkunde bij de Ouden (1815), Bijdrage tot de geschiedenis der wetenschappen en letteren in Nederland (1821) en (met M. Siegenbeek en A. Simons) P.C. Hooft, Nederlandsche historie met aantekeningen en ophelderingen (1842 - sic! moet zijn 1824, bb -, 8 dln.).
Van Cappelle was lid van nagenoeg alle letterkundige genootschappen in Nederland, bepaaldelijk van de Eerste en Tweede Klasse van