Maatstaf. Jaargang 35
(1987)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
NachtzustersDe zussen van m'n hart, ze zijn niet hier,
Niet nu. Ze kunnen, vleugels toegevouwen,
Op een speldeknop. Berg ik ze wasbleek
In het schuurtje op, gaan ze als hyacinthen
Geuren. Buiten mij om hoor ik ze converseren,
Ze praten fluitend als een radio en nemen
Mij ertussen. In aanmerking kom ik voor
Hun verhaal, hun grieven en hun schemerpassen.
Wie eet er gebak in een muurkast? Wie gooit
In de keuken, dat nederig oord, met gleiswerk
En schreeuwt om koffie en brood? Kom te voorschijn,
Mijn lievelingen. Ik heb jullie wel gehoord.
Loop niet weg in een andere taal. Raak niet zoek
In bespiegelingen. Kom, rustig nou, de ochtend gloort.
Nu snel de kamer op de knip.
Er is nog geen verhaal.
| |
[pagina 40]
| |
NachtzustersDe zussen van m'n hart, ze zijn niet hier,
Niet nu. Ze dolen op de onderkant
Van dit papier. Leg ik m'n oor erop,
Kan ik gegiechel horen. Hun aftelrijmpjes
Zijn correct en wreed. Wie wie eet
Is niet uit te maken. Soms, bij goed geluk,
Zie ik hun bleke neuzen als tegen een vitrine
Platgedrukt. Wat weten ze van mijn gewoonten af?
Wie doet ze over het voleinde zingen?
De kringetjes waarin ze draaien
Lijken wel tekenen van huiselijk geluk.
| |
[pagina 41]
| |
Anja's wals 1Verschaf haar toegang en je tijd loopt af.
In al je zaakjes gaat een mechanisme tikken.
Het is een risico zich met haar in te laten -
Ze zit je, wasgoed in een centrifuge, op de huid.
Ze pakt met wonderlijke passen uit.
En door je kamer gaat een tocht, de cirkelbanen
Die ze maakt.
Ontcijfer, veiligheidshalve, haar gedrag maar
Niet - het kan iconisch als van bijen zijn.
En wie krijgt lijn in wat ze kan als de beste:
Walsen. Kruimelcakejes eten. Walsen.
Spiegels bedekken om niet als vapeur op te gaan.
Walsen. Je dagelijkse doen doorkruisen, haar
Verliezen in je kam. Walsen.
De plannen van je hoofd vervalsen.
Het gezicht dat ze opzet, een vlijmscherpe lach,
Zo denk je verbeeldt de regelmaat van de hekel.
Is ledig als de jongste dag.
| |
[pagina 42]
| |
Anja's wals 2Met jongenshaar, in matrozenblauw
Draait Anja door het zagemeel.
Er zeurt in haar hoofd een molentje
Dat adem pakt en draainis geeft.
Geen wonder, dat ze koude maakt
Wanneer ze ‘Phönix-Schwingen’ murmelt.
De douchecel van wie ze nu bewoont
Wordt als ze zingt met ijs vergrendeld.
Ze is haar oude zelf weer niet. En speurt
Het na met winkelhaak en passer.
Ze draait met de globe als was zij dat zelf.
Schuifelt, een dwaallicht, over parket.
De vloer helt af naar alle kanten.
Ze flakkert want is ongerust.
Is zij van terugkeer zich bewust?
Leen haar gehoor. Zie toe,
Keer op keer, dat ze leeft.
Ze straalt van ongewone glansen.
Zonder Anja kan geen mens nog dansen.
Er is geen kleiner doem.
| |
[pagina 43]
| |
Anja en de basviool 1Wat is er gaande achter het bordeaux gordijn,
Dat mij niet wil en dat ook horen laat?
Het is iets dat zijn grens niet kent,
Maar nog voor Anja op de knieën gaat.
Der katten haar staat recht van pijn,
De rijstpap sputtert tegen, de papegaai
Droomt zich uiteen: zo leven is eenvoudig
Leven. Het is iets tussen ons, dat zich
Misdraagt in Anja's armen, omdat het meer
Wil zijn dan instrument. Ik loop er in
Een boog omheen. Het zucht geheimen als een
Echoput, die Anja dempt met medeplichtige
Gebaren. En Anja knoeit maar,
Speelt maar op. Tien jaren jonger lijkt ze
Met heksenvlechten aan haar kop.
| |
[pagina 44]
| |
Anja en de basviool 2Gods geest waart over de hoeven
En doopt zijn kinderen met slaap.
Ik draai het halogeenlicht hoger,
Kijk toe, hoe het Anja vergaat.
Geheel het huis zindert van argwaan.
Anja loert, met het oog van een stroper, muziek
In de strop van haar daaglijks bestaan.
De nacht is sonoor en geschikt voor een wonder:
Anja's cello slaat van lelijkheid door.
Zij streelt zijn hals als een hals met veren.
De cellokist is volgestouwd, met Anja's kleren.
Dan wiekt haar basviool het nachtraam uit.
De muziek strekt zijn nek als een zwaan.
Het is een list van God, die Anja
Bij zich wil en dit gedicht kapot.
|
|