Maatstaf. Jaargang 35
(1987)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
1. Vulcanus dormans‘In the music industry there are two ways of going about things’, says the Aberdonian siren who is a self-made icon of her times.
Geschiedenis is een monoliet - herhaalt zich niet - gaat voor noch achteruit - geschiedenis is onbeweeglijk.
In Ironbridge, Shropshire, ligt de geschiedenis voor je op de loer, klaar om zich op je te werpen. Drie jaar geleden ben ik er voor de eerste keer geweest; een impromptu kennismaking, op weg naar Staffordshire. De auto werd op het terrein voor het Visitor's Centre geparkeerd. Een paar honderd meter verder lag de beroemde eerste ijzeren brug ter wereld. Aan de overkant van de straat, mijn rug naar de lage arbeidershuizen, keek ik terug op het neogotisch pakhuis dat het Visitor's Centre uitmaakt - op de achtergrond de drie koeltorens van het Iron-bridge Power Station en tussen deze installaties en het Gothick Warehouse ingekaderd, heiig en koel, halfzes in de namiddag, hiertussen ingekaderd een koude zon. Geschiedenis nam een aanloop, boog soepel door de knieën, sprong, en beet in mijn hals. Ze verdween in een van de gedoofde kalkovens aan de overkant van de traagstromende Severn.
Ironbridge, Coalbrookdale, de namen zijn nagenoeg uitwisselbaar, staat bekend als de Cradle of the Industrial Revolution. Hier gebruikte Abraham Darby i in 1709 voor het eerst cokes bij het vervaardigen van ijzer. Rond 1760-1770 begonnen de gieterijen zich zodanig uit te breiden en werd het procédé dusdanig geïndustrialiseerd dat Coalbrookdale altijd is beschouwd als de precieze plaats waar de Industriële Revolutie is ontstaan. Het andere waarmerk van de streek is de Iron Bridge, waar het dorpje zijn naam aan ontleent. Gebouwd in 1779, was dit de eerste volledig ijzeren brug ter wereld. De Coalport-porseleinfabrieken voegden zich na een tijd bij de ijzergieterijen, zodat de vallei, nog steeds een der mooiste plekken in Noord-Engeland, één ziedende en stomende werkplaats was. In de ovens, de gieterijen en de pakhuizen werd dag en nacht gewerkt. P.J. de Loutherbourgs Coalbrookdale by Night uit 1801 is hiervan de icoon geworden, een schilderij waar het vuur en de damp vanaf slaan. Samen met William Blake's zinsnede over de ‘dark Satanic mills’ uit Jerusalem vormt deze afbeelding het cliché van de Industriële Revolutie, een cliché dat toch, om er nog maar een gemeenplaats tegenaan te gooien, niets van zijn zeggingskracht heeft verloren. In de loop van de jaren zeventig van deze eeuw is Coalbrookdale herschapen in het Iron-bridge Gorge Museum, een openluchtmuseum dat circa tien vierkante kilometer beslaat. Ovens zijn uitgegraven, gieterijen weer in werking gezet en de arbeidershuisjes gerestaureerd. Een vreemde plek. | |
2. A Variety of HorrorsMs Lennox agrees that there is a sense in which her postures satirise the continuing use of the female body for less liberating ends. Implicit in the poses are the questions: Am I a product or am I a human being? | |
[pagina 46]
| |
‘Coalbrook Dale is a Village in Shropshire, situated in the road from Shrewsbury to Bridge-north; being about 14 miles from the former; & 7 from the latter: it is a deep Glen, surrounded with hills, nearly a Mile in length; remarkable for being the largest, & most ancient Iron foundry in the Nation & the place where the first Iron Bridge was cast and erected, which remains a Monument of the skill, and ingenuity of its mechanics; the neighbourhood abounds with natural and artificial curiosities, which, perhaps, for variety, are scarcely to be equall'd: as it would exceed the intention of this sketch, to enter minutely into particulars, we shall endeavour to point out a few as they arise; & shall begin at the Tontine Inn, being the place where the Traveller generally calls to regale, where he may be accomodated with carriage and horses; the house is commodious, & well built, situated at the end of the Iron Bridge; which Structure is 100 ft. Span, & 40 ft. high & contains 378 Tons 10 C. of Metal, the whole of which was cast in open sand & erected in the Year 1779.’ anon., A Description of Coalbrookdale Iron Works and The Environs, 1801.
Reis naar Shrewsbury in Shropshire, lezer, zet de four-wheel-drive terreinwagen aan de kant, klim uit uw deux-chevaux die u telkens weer zo trouw naar Zuid-Frankrijk heeft gebracht, en neem de bus. Een reisje dat niet in de Cosmo of de goeie ouwe Avenue te vinden is, maar dat u op een nieuw tijdverdrijf zal brengen: het slummen.
‘The Face of the Country shows the happy Effects of this flourishing Trade, the lower class of People who are very numerous here, are enabled to live comfortably; their Cottages, which almost cover some of the neighbouring Hills, are throng'd with healthy Children, who soon are able to find Employment, and perhaps chearfulness and contentment are not more visible in any other place. A pleasing Proof this, that Arts and Manufactures contribute greatly to the Wealth and power of a Nation, and that Industry and Commerce will soon improve and People the most uncultivated Situation. ...The Beauty of the scene is in the mean time greatly increas'd by a near view of the Dale itself, Pillars of Flame and smoke rising to vast height, large Reservoirs of Water, and a number of Engines in motion, never fail to raise the admiration of strangers, tho' it must be confess'd these things join'd to the murmuring of the Waterfalls, the noise of the Machines, and the roaring of the Furnaces, are apt to occasion a kind of Horror in those who happen to arrive in a dark Night.’ George Perry, A Description of Coalbrookdale, c. 1758.
Het is de vroege bus, van kwart over negen. Op het pleintje waar u nu staat ziet u de hereboeren de stad inkomen om er hun Morris te laten repareren en een babbel met de land-agent te maken. Vrouwen hier hebben opvallend rode konen, rode vlekken op erg witte huid. Zorg dat u de juiste bus te pakken hebt, want meestal staan ze niet bij de daarvoor bedoelde halte, en hebben de chauffeurs de neiging om te vertrekken terwijl ze een half dozijn woedende reizigers die wél bij de juiste halte wachten, achter zich laten. Wanneer de stadsgrenzen eenmaal overschreden zijn begrijpt u die verhalen over de van smog en industrie vergeven Midlands niet meer. Zoals het langs uw raampje glijdt, is dit cliché-Engeland: zon (laat u niets wijsmaken, de zon schijnt altijd in Engeland, in ieder geval wanneer ik er ben), leeuweriken hoog in de lucht tuimelend, glooiende korenvelden en de opdringerige geur van laag na laag historie - etter en bloed en zaad, ijzer en stront en klei. En al gauw doemt een plotse heuvel op, de Wrekin, het hele district dominerend. Oeroud, met sporen van megalitische bewoning (een mooi woord, dus het zal wel waar zijn), het soort plek waarvan je vermoedt dat ze iets met je noodlot te maken heeft en waarnaar je, cirkelend, iedere keer weer, terug moet.
A sultry air and clouds of smoke and dust are the elements in which they labour. The confused noise of water falling, steam hissing, fire-engines working, wheels turning, files creaking, hammers beating, ore bursting and bellows roaring, form the dismal concert that strikes the ears; while a continual eruption of flames, ascending from the mouths of their artificial vol- | |
[pagina 47]
| |
canoes, dazzles their eyes with a horrible glare. Massy bars of hot iron are the heavy tools they handle, cylinders of the first magnitude the enormous weights they heave, vessels full of melted metal the dangerous loads they carry, streams of the same burning fluid the fiery rivers which they conduct into the deep cavities of their subterraneous moulds, and millions of flying sparks with a thousand drops of liquid, hissing iron, the horrible showers to which they are exposed. See them cast: you would think them in a bath and not in a furnace; they bedew the burning sand with their streaming sweat...’ John Fletcher, An Appeal to Matter of Fact and Common Sense, 1772.
In de bus hebt u plaatsgenomen op de vierde rij bankjes van achter, waar je nog mag roken. Naast u zit Alison, die u de vorige avond meesmokkelde naar de droeve kamer in het Sunbeams Guest House. In werkelijkheid kan ze niet mee, deze dag naar Ironbridge, omdat ze naar school moet (de hoogste klas van de middelbare, kan ik u verzekeren). Maar daar zit ze: zwarte balletschoentjes, witte Lee-tuinbroek, wit t-shirt, zwarte paardestaart en de prachtige bleke huid die je alleen op dit eiland kan vinden. Vrouwelijke lezers nemen Ian mee, een bouwvakker uit Newcastle, die in het pension voor de komende twee jaar een kamer huurt tot zijn karwei, de bouw van een scholencomplex, is beëindigd.
‘There was not a single cottage in which a fine hog did not seem to make a part of every family; not a door without a stone trough with the pig eating his supper, in company with the children at the same business playful about the threshold. It was a sight which shewed that chearfulness and plenty crowned the board of the humble but happy inhabitants of this romantic spot. ...Viewed the furnaces, forges, etc. with the vast bellows that give those roaring blasts, which make the whole edifice horribly sublime. ...Coalbrook Dale itself is a very romantic spot, it is a winding glen between two immense hills which break into various forms, and all thickly covered with wood, forming the most beautiful sheets of hanging wood. Indeed too beautiful to be much in unison with that variety of horrors art has spread at the bottom: the noise of the forges, mills, &/c. with all their vast machinery, the flames bursting from the furnaces with the burning of the coal and the smoak of the lime kilns, are altogether sublime, and would unite well with craggy and bare rocks, like St. Vincent's at Bristol.’ Arthur Young, Tours in England and Wales, 1776.
Telford is een new town, samengesteld uit Wellington, Oakengates en nog een paar plaatsen die nu een treurige aaneenschakeling vormen van slecht lopende bedrijven, doorgeroeste werkplaatsen, methodistenchapels en grafsteenhouwers die zich als ‘monumentalists’ presenteren. Bleke huid heeft hier niets aantrekkelijks meer. - Aardappelmeelgezichten, vroeg-oude vaders met huiselijke vetkuiven, elefanteske moeders achter besmeurde kinderwagens. Telford is werkeloos, inefficiënt en kapot. Dawley is erger. Maar Ironbridge is niet ver meer. De bus duikt een beboste vallei in. De bomen wijken terug en negentiende-eeuwse slierten rook komen uit een ouderwetse fabriek - we zijn bij de opnieuw in gebruik gestelde ijzergieterijen van Coalbrookdale aangekomen; het is er 26 juni 1850. Maar u wilt pas op de bodem van de vallei uitstappen, langs de oevers van de Severn, waar het 26 juni 1786 is.
‘The approach to Coalbrookdale appeared to be a veritable descent to the infernal regions. A dense column of smoke arose from the earth; volumes of steam were ejected from fire engines; a blacker cloud issued from a tower in which was a forge; and smoke arose from a mountain of burning coals which burst into turbid flames. In the midst of this gloom I descended towards the Severn, which runs slowly between two high mountains, and after leaving which passes under a bridge constructed entirely of iron. It appeared as a gate of mystery, and night already falling, added to the impressiveness of the scene, which could only be compared to the regions so powerfully described by Virgil. I went the same night, following the lurid splendour of the lighted furnaces, to an adjacent fire engine, and saw the solid ironstone fused into a liquid. | |
[pagina 48]
| |
The machines were activated by means of various wheels. The noise was so great in the long tube which was joined to the furnace that it could be imagined the hissing of irate furies. The stream of white hot liquid appeared as the lava of Vesuvius.’ Carlo Castone della Torre di Renzionico Comasco, Viaggio in Einhilterra, 1786
Over het parkeerterrein voor het Visitor's Centre lopen drie Indiërs in bermudas, elk een Yashica op de buik: historici uit Madras die hier het begin van de Industriële Revolutie komen bestuderen. Het introductieprogramma in het Visitor's Centre is het beste dat u ooit op dit gebied hebt gezien: een continuum van overvloeiers, fades en soft focussing, onderbouwd met disco en een paar maten Rule Britannia. U brengt Alison (of Ian) naar de rivier en wijst op de nog ongerestaureerde ovens die als hellemuilen aan de overkant van de Severn liggen. U probeert het duidelijk te maken, de honderden boeren die vanachter de eg zijn weggeplukt om in deze hel geplaatst te worden, waar bezoekers het verschil tussen dag en nacht niet bemerkten. Alison trekt het boekje dat u in het museum hebt gekocht, A Description of Coalbrookdale in 1801, onder uw arm vandaan en zwiept het de Severn in. Het blijft even zeilen, duikt dan onder. ‘That's history for you.’
‘...by the vast piles of pit coal which are burning into cokes, you are enveloped in a body of sulphurous smoke, which like the Egyptian darkness, may not only be felt, but you are obliged to eat it also.’ Peter Oliver, A Tour to North Wales, 1788.
Aan de overkant van de Iron Bridge ligt het Toll House, een ander onderdeel van het Iron-bridge Gorge Museum. Het gebouwtje is tjokvol geuniformeerde schoolkinderen die de vitrines blokkeren. Twee museummedewerksters proberen tussen plukken kinderen te dromen van Griekse eilanden met onuitspreekbare namen, waar ze gepakt worden door Griekse kelners met onuitsprekelijke aandoeningen. Het ruikt er naar braaksel, kinderbraaksel: Pepsi en bacon flavoured crisps en eerste sigaretten. Eenmaal terug in de hitte blijkt het souvenir-tolkaartje vergeten, het kaartje waarop uw naam wordt ingevuld ten bewijze dat (o gelukzaligheid) u zojuist de Iron Bridge bent overgestoken.
‘It was our intention, I remember, to stay all the night, but this was impossible, for the day was insufferably hot, and the prodigious piles of coal burning to coke, the furnaces, the forges, and the other tremendous objects emitting fire and smoke to an immense extent, together with the intolerable stench of the sulphur, approached very nearly to an idea of being placed in an air pump. We were glad enough to get away and sleep at Shifnal. ...Coalbrookdale wants nothing but Cerberus to give you an idea of the heathen hell. The Severn may pass for the Styx, with this difference that Charon, turned turnpike man, ushers you over the bridge instead of rowing in his crazy boat; the men and women might easily be mistaken for devils and fairies, and the entrance of any of these blazing caverns where they polish the cylinders, for Tartarus; and, really, if an atheist who had never heard of Coalbrookdale, could be transported there in a dream, and left to awake at the mouth of one of those furnaces, surrounded on all sides by such a number of infernal objects, though he had been all his life the most profligate unbeliever that ever added blasphemy to incredulity, he would infallibly tremble at the last judgment that in imagination would appear to him.’ Charles Dibdin, Observations on a Tour through almost the whole of England..., 1801-1803.
Eten doen we niet in de Tontine maar, vanwege het slummen, in een dump: patat met een ribbeltje, erwten die kleurstof achterlaten en een steak & kidney pie die jammergenoeg zelfgemaakt blijkt te zijn en dus best smaakt. Het restaurant lijkt op al die koffie & lunch-zaakjes rond het British Museum, waar wetenschappers uit de bibliotheek, permanent gestoorden en opvallend weinig toeristen (bang voor voedselvergiftiging) zich ophouden en waar het servies altijd uit hetzelfde lichtgroene aardewerk bestaat. | |
[pagina 49]
| |
‘Coalbrookdale by Night’, geschilderd door Philip James de Loutherbourg in 1801. Science Museum, Londen.
| |
[pagina 50]
| |
‘The Cast Iron Bridge near Coalbrookdale in Shropshire’, geschilderd door William Williams in 1780. Het schilderij werd vervaardigd in opdracht van de ijzergieter Abraham Darby iii. Collectie Sir Alexander Gibb & Partners.
Gravure uit 1782, door Michel Angelo Rooker.
| |
[pagina 51]
| |
De Iron Bridge.
Detail.
| |
[pagina 52]
| |
‘The Great Wheel, Broseley, Shropshire’, pen en aquarel door Paul Sandby Munn, 1802. Elton Collection, Ironbridge. De werkplek fungeert hier bijna als een idylle; het geografische gegeven is op pittoreske wijze afgebeeld, terwijl de arbeider op de voorstelling als type inwisselbaar is met de eenvoudige landman: boer en arbeider zijn in dit soort afbeeldingen iconologisch identiek.
| |
[pagina 53]
| |
Bedlam Furnaces, 1757-1758. Nog ongerestaureerd. ‘Coalbrookdale by Night’ toont overigens deze smelterijen in werking.
Detail.
| |
[pagina 54]
| |
De kalkovens vanaf de andere oever van de Severn, tegenover het Severn Warehouse.
Het Severn of Gothic Warehouse, gebouwd circa 1840 door de Coalbrookdale Company. Het ontbrak in dit pakhuis in de vorm van een roofridderburcht nog enkel aan wat middeleeuwse minstrelen die vanaf de balustrade ‘Arbeidsvitaminen’ verstrekten.
| |
[pagina 55]
| |
John Fletcher (1729-1785), de Methodistische dominee van Madeley (een deel van Ironbridge) en auteur van onder andere An Appeal to Matter of Fact and Common Sense, 1772. Beschilderde tegel. Fletcher zou veel weldaden hebben verricht in Ironbridge en omgeving, maar evenzogoed was het de Methodistische arbeidsethiek die in dit deel van Engeland de ‘werkende klasse’ met behulp van allerhande religieuze mumbo jumbo rustig hield.
| |
[pagina 56]
| |
William Reynolds (1758-1803), een van de machtige ijzergieters in Ironbridge. Ironbridge Gorge Museum Trust. Op de achtergrond een zogenaamde ‘inclining plane’ (hellend vlak), waarschijnlijk het Hay Inclining Plane to Ironbridge uit 1793, waarmee boten uit de Severn naar het hoger gelegen Shropshire Canal werden vervoerd. Het Hay Inclining Plane vormt nu een onderdeel van het museum.
Foto's: auteur Fotoprodukties: Jos Geelen | |
[pagina 57]
| |
‘But our wonder was still more excited by Coalbrookdale itself, a scene in which the beauties of nature and processes of art are blended together in curious combination. The valley which is here hemmed in by high, rocky banks, finely wooded, would be exceedingly picturesque, were it not for the huge founderies, which, volcano like, send up volumes of smoke into the air, discolouring nature, and robbing the trees of their beauty; and the vast heaps of red hot iron ore and coak that give the bottom “ever burning with solid fire” more the appearance of Milton's hell than of his paradise.’ Richard Warner, A Tour through the Northern Counties of England, 1802.
‘Den Dolder Ovens’ zou de vrije vertaling luiden van Bedlam Furnaces. Het is in Ironbridge de meest tot de verbeelding sprekende naam - de hoge, laaiende vlammen, de verstikkende rook, zwetende lijven, methodistische voormannen die met behulp van Gods Toom de arbeiders opzwepen tot meer prestatie. Omdat nog niet met definitieve restauratie is begonnen, staan de Bedlam Furnaces slecht aangegeven in de bewegwijzering van Ironbridge; een enkele automobilist stopt er speciaal voor, maar wij lopen er in die hitte naar toe. Doordat u bij deze temperatuur van om en nabij de dertig uw tweedjasje aanhoudt, creëert u op de heenweg alvast uw eigen Bedlam Furnace.
‘Great fortunes have been made here - no wonder, they had formerly no opposition, but had everything their own way. I imagine that now they are doing little good but being very opulent they can afford to do little business. Consequently they are doing little harm and I imagine never more will they do much good, for the minerals now lay at a considerable distance; and to make these works do equally to the Staffordshire and Welsh people they must be entirely new built from the very foundations.’ Thomas Butler, Tour, 1815.
‘Walked through the dale works which are in a great measure deserted, the lease being nearly out, the company are at little pains to keep them up. The Blast furnaces are not worked and nothing is doing here but some castings, and a little bad mill work. ...At Madeley I saw the most miserable engine driving a clay mill, both as to contrivance and execution.’ Joshua Field, Diary of a Tour..., 1821.
Wel gaan we drinken in het Tontine Hotel, of beter ervoor, op een van de weinige Engelse terrasjes (avond aan avond door broeierig Londen zwerven om buiten te kunnen eten). We zitten tegenover de ijzeren brug. U maakt een opmerking tegen Alison. Ze giet met een boog de Diet Coke met whiskey die u voor haar besteld hebt in de goot. ‘Grapje,’ zegt u, maar ze blijft lange tijd stil. U gaat een nieuw drankje halen. Wanneer u terugkomt, staat ze aan de overkant van de straat, bij de bushalte. Het is de op één na laatste bus, die van twintig over twee.
‘And the Lord, in answer to united prayer, so filled the chapel with his glorious presence, that the congregation was shaken throughout. The speaking was powerful, and it went on well until sinners were brought into such deep distress of soul on account of their lost state, that we were obliged to turn into a prayer meeting. The most distressing cries for mercy were very soon heard from every part of the chapel, in the gallery and below; so that there was full employment for all who knew the Lord. ...The praying was truly mighty; and, though at all times, hell would try to prevail, we were enabled to push the battle to the gate. The Holy Ghost so filled all, that amidst cries for mercy, bursts of halleluias, mighty praying, and praising God, it was all harmonious and divinely solemn. ...This has been a great day: language fails to express what I felt on this occasion. Halleluia! halleluia for ever! the Lord God Omnipotent reigneth. All glory to the Lamb of God!’ John Moore, Journal, in Primitive Methodist Magazine, 1841.
De bus neemt een andere route, en gaat westelijk om de Wrekin heen, door uitsluitend landelijk gebied. In het oeroude gehucht Eaton Constantine voelt u hoe achter uw rug de heu- | |
[pagina 58]
| |
vel opstaat en met grote stappen de bus nadert. Alison is er dan al niet meer.
‘What if the breath that kindled those grim fires, Awak'd should blow them into sev'n fold rage And plunge us in the flames? What if this firmament Of hell should spout the cataracts of fire Impendent horrors, threat'ning hedeous Fall one day upon our heads?’ Thomas Harral, Picturesque Views of the Severn, 1824. | |
3. Traité Socio-PolitiqueThe baseline, as ever, is Punk. At the turn of the decade, the pretty girl-boy insurgents of the New Romance were mistakenly seen by many as the obedient antitheses of Punk's declamatory spittle.
Lancashire 1827: ‘Mrs Hulton and myself, in visiting the poor, were asked by a person almost starving to go into a house. We there found on one side of the fire a very old man, apparently dying, on the other side a young man about eighteen with a child on his knee, whose mother had just died and been buried. We were going away from that house, when the woman said, “Sir, you have not seen all.” We went up stairs, and, under some rags, we found another young man, the widower; and on turning down the rags, which he was unable to remove himself, we found another man who was dying, and who did die in the course of the day. I have no doubt that the family were actually starving at the time...’
Nihilisme is natuurlijk de enig mogelijke houding, anarchie de enig mogelijke politiek.
The singer waves her hand towards some abstract entertainment monolith at large: ‘You see, you're still a pot of jam as far as they're concerned.’
Eurythmics-intermezzi: Dave Hill ‘Calling the Tune’, The Observer, 22 juni 1986. |
|