Maatstaf. Jaargang 35(1987)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 62] [p. 62] Anton Ent Vicus pacis 1 Clingendaal Moeder van de kersebloesem, voorzichtig rose en ook wit, vergeef mij deze morgen dit behoedzaam strelen van uw boezem wanneer ik wandel door uw wijk Bewijzen zeggen niets: alleen de singels met de waterogen, de straten en de wilgebogen buigen om uw aanzijn heen en bevestigen uw vrederijk Liguster van de Langewelle de Boogjes en de Langegeer verdraagt dit strelen keer op keer, straft af wat idioten stellen: straks zet het graf een hand te kijk Ik dwaal langs singels en ik haal u op, raak gaandeweg verzoend, volkomen in de Clingendaal waar een meidoorn in het plantsoen de opgang opent tot uw rijk [pagina 63] [p. 63] 2 Langewelle Een zachte moeder in de tuin plukt bloesem, laat haar jongen ruiken als de brombeervader zegt: de binnenstad ligt nu in puin, het ziekenhuis is in de as gelegd, Mirjam heeft verbrande longen Margrieten duidelijk in knop Vader huilt, moeder drukt mijn schouder neer en met een hoge kleur neemt ze mij te plotseling op, verbergt me in de bloesemgeur Ja man, satan stookt steeds kouder 3 Langewelle Emmers wierp ze naar de jongen achter glas Koortsachtig greep hij naar de knikkerlijnen en de kathedralen. Brandend van verlangen was zijn hand naar haar die lachend water haalde Zilver spatte wijd uiteen, hij deed alsof hij schrok, de armen wijd omhoog, ben je nat riep ze, hij trok aan zijn pyjama, droog, droog Piepend trok ze strepen op de ruit, de mond verbeten, de dode zeem viel op de grond Haar lach is in liguster nog te horen [pagina 64] [p. 64] 4 Langegeer De witte brug was eens mijn troon Vanaf de leuning klom ik op haar rug en zag de diadeem grijs van de roos Nu ren ik sneltreinvaartje naar haar troon waar zij verwelkomt: lieve zoon, knielen is hier overbodig, ik heb je handen nodig, sta voor me klaar en vlecht mijn haar 5 R. Smaak had ze. Bloempotten van Collier Leerdams glas. Kristal. Kopjes van Mobach met de oranjerode nagels. Idem bonbonnière De schaamte joeg haar zonden ver omhoog Drie toffees hielden haar geknield voor bed Vergeving trof het nergens met bekering Migraine, gesloten gordijnen, Smijtegelt, soms gezang van een getrouwe, sterke held Nooit een lachend kruiswoord van bevrijding [pagina 65] [p. 65] 6 Groenezoom In deze buitenwijk vermoed ik vaag de stad waar heldere fonteinen spuiten, een lege man weer opgetogen drinkt Straf mij niet wanneer ik dorstig vraag naar welke bron een neergehaalde hinkt Richt mij op en laat mij stadwaarts gaan Hier dreigt de pop in cellofaan 7 Ver weg Nu zie je zelf wat er van komt: kranten vol Loeder schrijven ze en ik heb geen verweer Je streelde me en bond me aan een harde leer Hoe meer ik stijg, hoe meer ik val: satan achterna. Je lacht erom, jij daar omhoog, maar winst is het verlies van het ijsblauw oog Ontkennen wil ik wat de kranten schrijven: een zetfout redt als u de leer vervloekt en mij bevrijdt van het oog dat snijdend zoekt Vorige Volgende