Maatstaf. Jaargang 35(1987)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 23] [p. 23] H.G. Liebentrau Moderato i Enige matiging dient nu betoond. Geen woede meer. De woorden overdacht. De betere gevoelens in het spel. En zeker weer verbeelding aan de macht. - Koortsige liefde. (Etterend gezwel.) - Er trekt een cassazione door de nacht. - De zwakke spelers worden weggehoond. ii Er zat een reiger boven op de kerk. De mist was bijna weg, en je nam waar hoe hij leek uit te kijken naar een prooi. Eventjes later was hij er vandoor. Ron had geattendeerd. Ik zei nog: mooi dat ik hem zo kon zien, die vogel daar, en ging weer als een roofdier aan het werk. [pagina 24] [p. 24] iii Siciliaanse muzen, gunt ge mij de reiger van Quasimodo, het schuim van Góngora, de staf van Theokriet? Uw zegeningen zijn toch niet beperkt tot dat Trinakria, verdroogd gebied? Ik moet mij schikken in uw kwade luim. De mooie frasen zijn voorgoed voorbij. iv Ik vraag nog steeds naar de bekende weg. Er staat een wijzer scheef. Twee averechts is niet het derde blijk van dit patroon. De figuratie komt in het geheim. Ik ben geen godenkind, geen muzenzoon. Het inhaerente sluitstuk maakt zich slechts in overdenking vrij, naar wat ik zeg. v Sprak ik van waarheid? Heb ik opgerakeld wat er aan vuur van onze testen rest? Zo werd ik door muziek en taal verblind en ken de directeur niet van de werf. Hij is het die de vaarhoogte verzint. Gebotteld ben ik, en voorgoed geflest; een scheepje dat al aardig is onttakeld. [pagina 25] [p. 25] vi Was ik vervlogen? Had ik meegerekend hoezeer het water onze dorsten lest? Vurige tong, het weerwoord is geperst uit druiven van de stokken die gerijpt zijn, dat het sap uit hun kneuzingen berst. De gisting is dit jaar weer allerbest. Op nieuwe oogst wordt driftig ingetekend. vii Dit voorlaatst glas wordt op het heil geleegd van Desmond Tutu die nog steeds gelooft. Genade en verzoening om de hoek. Vertel me wat. De wapens liggen klaar. We lezen in het opgeslagen boek dat alle vreugdevuren zijn gedoofd en manichaeisch duister overweegt. viii Schriftspooksel zegent mens noch hond noch worm. Is het geschept papier werkelijk waard? Wat staat het ook, z'n snuit bij je gezicht, te bedelen om aandacht en begrip. De beestjes vreten aan een dor gedicht. Maar Nickel ligt te soezen bij de haard en Ger voegt woorden samen in de vorm. cassatio 16 oktober 1984 Vorige Volgende