op heeft geknoeid.’ De bezoeker boog zich versuft voorover en zijn half geopende mond raakte even het zachte blonde haar van de jongen.
‘Nou, kleine Judd,’ zei de man toen hij zag hoe kalm de jongen onder zijn komst was gebleven: ‘Ik verdwijn nu even in die kleerkast, begrijp je wel, om een paar zandkorreltjes voor je te halen. Terwijl ik ze aan het pakken ben, moet je absoluut niemand zeggen dat ik hier ben, afgesproken?’
Hij merkte dat zijn hand in de jongensvuist gevangen lag. Snel trok hij hem weg, liep naar de kast en deed de deur open. Voordat hij erin stapte, wendde hij zich nog een keer tot de jongen en fluisterde, bijna onverstaanbaar: ‘Nu ga ik het zand voor je halen, Judd.’
Beneden klonk het alarmerende gerinkel van de deurbel. Judd kon zijn moeder er bovenuit horen roepen: Jaja, ik kom, met dezelfde harde, geïrriteerde stem als waarmee ze schreeuwde wanneer hij in zijn bed geplast had: Waarachtig, we kunnen je niet eeuwig een plastic broekje aandoen, of wel soms?
‘Ja, agent?’ De stem van zijn moeder drong boven tot hem door. Ondertussen hield hij zijn ogen gericht op de kastdeur.
‘Nee, we hebben niets gehoord, hè, Nellie?’ Moeders stem sloeg angstig over.
Toen hoorde Judd haastige voetstappen op de trap en plotseling loerde zijn zusje Nellie naar binnen. Buiten was inmiddels de hele buurt wakker geworden. De lucht werd aan stukken gescheurd door sirenes en politiefluitjes.
‘Wat is er, Nellie?’ De jongen zei het een beetje schalks, zijn ogen nog altijd gevestigd op de kastdeur.
Nellie bestudeerde zijn gezicht. ‘Er is ergens ingebroken,’ zei ze. Daarna zweeg zij en keek achterdochtig de kamer rond. ‘Er is iemand neergeschoten.’ Ze praatte heel zachtjes. ‘Hoe dan ook, je kunt beter weer gaan slapen, lieverd... Het is allemaal voorbij.’ Ze gedroeg zich vreemd terwijl ze sprak en ongerust schoot haar blik heen en weer door de kamer.
Voordat ze naar beneden kon gaan, klonken er vreemde zware voetstappen op de versleten traploper. Een grote man in een blauw uniform verscheen in de deuropening en Moeder stond, klein en witjes, achter zijn rug.
‘Hier lijkt alles in orde,’ deelde de politieagent mee, alsof hij de kamer zelf toesprak. Hij stapte over de drempel en liet zijn hand kortstondig op de klink van de kastdeur rusten.
Toen glimlachte de agent naar Judd. ‘Heb je wat gehoord, jochie?’
‘Alleen de Zandman,’ antwoordde Judd. Zijn stem was net zo schel als anders. Om dit antwoord glimlachte Nellie verlegen. De agent en Moeder verlieten de kamer.
‘We kunnen niet voorzichtig genoeg zijn, mevrouw Bond.’ Zijn stem klonk Judd luid en duidelijk in de ogen, alsof de agent nog bij de kastdeur stond. ‘We zouden graag de tuin nog eens doorzoeken - en het souterrain.’