Maatstaf. Jaargang 33
(1985)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rudolf Bakker
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijd zo bewierookte Le livre des masques vond ik zelf een wat onder het stof geraakt tournooiveld waar het symbolisme de overwinning bevocht, vooral omdat er naar de huidige maatstaven over de ten tonele gevoerde personages (met de beroemde portretten van Vallotton) te weinig objectieve informatie wordt verschaft. Als essayist bereed de Gourmont twee stokpaarden. Het ene was de theorie van de intellectuele constante, het andere dat van de dissociatie van de idee. De theorie van de constante was voor een belangrijk deel ontstaan onder invloed van de eerste (en maar gedeeltelijke) vertalingen van het werk van Schopenhauer; de ‘dissociatie’-formule bewees dat de Gourmont heel goed wist in welke mazen hij gevangen zat en het was zijn eigen manier om er - al bleef het dan cerebraal - af en toe aan te ontsnappen. Aan de door Foucault aangeduide doem ontkwam de Gourmont zelf niet, al ‘dissocieerde’ hij nog zo ingenieus of met nog zoveel aplomb. Wat aan de Gourmont het boeiendste gebleven is, is ongetwijfeld de kortstondige maar intense invloed die hij heeft gehad op de Amerikaanse en Engelse schrijvers van zijn tijd. Toen in 1911 Arnold Bennett tijdens een diner met Ezra Pound over de Gourmont begon te praten, raakte Pound meteen in de ban. De ‘helderheid van de Gourmonts betoog is geniaal’, aldus Pound, die later ook het curieuze Physique de l'amour vertaalde. De watervlugge vriend Richard Aldington stelde zelfs een tweedelige anthologie samen uit de Gourmonts werk, die in 1928 in de vs verscheen.Ga naar eindnoot2. T.S. Eliot liet zijn befaamde essay The perfect critic (1920) door motto's uit de Gourmonts Lettres à l'Amazone en Le problème du style voorafgaan. En men zou met goed recht kunnen volhouden dat de door Pounds drijven ontstane bevlieging der ‘imagisten’ terug te voeren is op de Gourmonts woorden stijltheorieën.Ga naar eindnoot3. Bij het bestuderen van de Gourmont zou het van gevaarlijke nonchalance getuigen de opstellen over te slaan die Pound in de loop der jaren over zijn held publiceerde,Ga naar eindnoot4. nog afgezien van Aldingtons vrijwel onvindbare Rémy de Gourmont, a modern man of letters,Ga naar eindnoot5. de gedegen studie van Glenn S. BurneGa naar eindnoot6. en niet te vergeten die van Uitti.Ga naar eindnoot7. Het zinvolste wat er na zijn dood over de Gourmont verscheen werd weer door Amerikaanse universiteiten geproduceerd. Als Aldington zijn anthologie aan Jean Paulhan toezendt, bekent die verrast dat hij ‘zich nooit had gerealiseerd dat er zoveel meer achter de Gourmont stak dan hij had vermoed’. Over het leven van de jeugdige Rémy in Villeman, Coutances en Bazoches is weinig bekend en naar buiten toe gebeurde er dan waarschijnlijk ook niets. Rémy werd op 4 april 1858 geboren op het kasteel ‘la Motte’ in Bazoches-au-Houlme, dat zo'n veertig kilometer zuidelijk van Caen ligt. Het kasteel was eigendom van de grootmoeder van moederskant, Marie-Mathilde de Montfort, die afstamde van Malherbe, de zestiende-eeuwse schrijver. Het hoofd van de familie is al sinds 1666 markies, de rest bestaat uit graven. Het schijnt dat Rémy met grootmoeder de Montfort het best kon opschieten. Hij was ook altijd het liefste in ‘la Motte’. Bazoches is niet meer dan een lange, rechte weg die aan de ene kant over de heuvels aankomt en aan de andere kant weer over de heuvels verdwijnt. Uit de verte lijkt het of het gehucht onder de cumuluswolken verpletterd wordt. Op het kruispunt is een kroeg met vliegen en bloemetjesbehang, de oprijlaan van ‘la Motte’ ligt natuurlijk buiten het dorp. Twee rijen bomen wijzen de weg naar een toegangshek met een gloednieuwe herinneringsplaat terzijde, alsof het de horigen een lor kan schelen wat voor broek de baron aanhad. Achter het hek begint de grote verwaarlozing: een voorhof, een hoofdgebouw, een paar stallen en een groentetuin terzijde. In het duister achter de voordeur doemt een keukentafel op met een zeiltje. De lucht van koeiemest mengt zich met het scharrelend geluid van kippen. Nog steeds woont hier de burgemeester. Ook Rémy's vader was dat in Bazoches. Rémy's jongere broer Jean (een van de tweeling uit 1877) vond het er maar sinister. Hij hield meer van Villeman en daar kwam ik toen net vandaan. Op zijn tiende verhuisde Rémy met de hele familie naar Villeman, de geboortegrond van de vader. Rémy was de oudste van vijf kinderen, van wie de tweeling de jongste was. Het waren allemaal jongens behalve Marie, die na Rémy kwam. De huizen der Gourmonts waren altijd groot ge- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noeg geweest om te maken dat de paringsdaad er in afzondering kon worden bedreven. De familie was bovendien fijn katholiek en ging iedere zondag per rijtuig ter kerke. Volgens de ene getuige vond Rémy dat allemaal prachtig en zong hij in de kerk het hardst, volgens Jean vond zijn broer het vreselijk en verstopte hij zich voor het vertrek van het rijtuig in de diepste kast. Ook Mesnil-Villeman is bijna niets: een kerktoren achter de bomen, een alle licht wegnemende beukenlaan, een streng noormannenhuis, in 1632 gebouwd op de ruïnes van een fort, een pikzwarte vijver en een aristocratische duiventil die met zijn tweehonderdvijftig gaten aangaf hoe groot de grond van de heer wel was. Broer Jean herinnerde zich later Rémy en diens kamertje op de tweede etage, in de schaduw van een honderd jaar oude treurwilg en met uitzicht op de duistere vijver. Later dichtte de Gourmont zelf: ‘Songez au sourire pâle des grands lys dans la nuit.
Ils ont des faces tristes et de beaux airs penchés;
Leur regard s'allonge en lueur douce et poursuit
Ceux qui marchent dans le jardin le front penché’
En er was een bosje waar Rémy met zijn broers en zus allerminst met ‘le front penché’ liepen. Bij het vallen van de nacht brachten ze er de vogels aan het schrikken door lucifers aan te steken. Het statige maar grauwe huis is nu bewoond door een gepensioneerde kolonel die in de Algerije-oorlog ‘Dante las om niet de hele dag aan hetzelfde te hoeven denken’. Hij toont me Rémy's kamer met een aangenaam laag plafond, een open haard en diepe vensterbanken met uitzicht op de vijver en de duisternis van het geboomte. In dit kamertje schreef Rémy van 's morgens tot 's avonds: allereerst zijn dagboek, dat pas in 1920 door de zorgen van broer Jean in druk verscheen en waarin wordt verteld over de eerste eenzame liefde voor ‘A.A.’ ‘Ik zou willen dat ik haar helemaal zelf gemaakt had, dat ze alles aan mij alleen te danken had en dat ze lief zou hebben zoals je van een engel houdt.’ Op dat moment dus was het, in de zin van Foucault, met Rémy in Mesnil-Villeman al mis. Het spreekt vanzelf dat niet iederéén behoefde te reageren zoals Rémy dat had gedaan in dezelfde tijd en in dezelfde ambiance. Het was echter wel waarschijnlijk. Het ruikt naar boenwas in Mesnil-Villeman en de belangrijkste boeken die vader er las waren die van Gobineau en Chamberlain.Ga naar eindnoot8. Toen de laatste der Gourmonts het huis verliet vertelde ze de kolonel dat de verveling en de morositeit er uit de voegen droop, met als hoogtepunt van ellende het moment ‘waarop je met je olielamp 's avonds de krakende trappen op klom om naar bed te gaan’. Dat was Rémy's milieu: zwijgen en Gobineau, boenwas en de bijbel, lisdodden en lezen. Coutances ten slotte ligt even ten noorden van Villeman, een droevige provincieplaats achter de duinen van Normandië's westkust. Als Rémy's ouders hier komen te wonen, in een kalme straat en met de tuin grenzend aan het stadspark, zijn de kinderen al groter. Rémy had er zijn kamer aan de achterkant, met uitzicht op de glooiende gazons, op de ginkko biloba's (dronkenmakende uitheemsheid in een triest provinciepark) en de fameuze ‘colimaçon’, een labyrint van buxushagen in de vorm van een reuzenslak, waarover de Gourmont later met zoveel vertedering in zijn La petite ville (1913) schrijft. In werkelijkheid echter vond de Gourmont het er verschrikkelijk: ‘Ik heb me er tot gekwordens toe verveeld, want ik heb nooit ergens gewoond waar het zo droefgeestig was en zo deprimerend’, schreef hij ooit in een brief. In het park staat nu - zich weerspiegelend in de vijver - een Egyptisch aandoende buste van Rémy, die zijn schoonzuster maakte en die in 1922 met veel vertoon en holle woorden werd onthuld. Het kamertje van Rémy zag ik - met steun van de tuinman - door op het stenen hoofd van generaal de Tourville te klimmen, een heroïsch monument dat tegen de muur rust die park en tuin scheidt. Ook in de lange, smalle tuin zijn buxushaagjes en daar zat Rémy in 1914 - de oorlog was net uitgebroken en hij kon niet terug naar Parijs - doodziek en de wanhoop nabij. Hij dacht met weemoed aan een jeugd, waarvan zijn latere vriend Rouveyre eens opmerkte dat die gekenmerkt was geweest ‘door ernstige dingen tijdens de puberteit die tegelijk met het openbloeien van zijn intellect plaatsgrepen en die zijn leven veel dramatischer maakten dan de voorstelling die ik me daar aanvankelijk van had gemaakt’.
In 1876 haalde de Gourmont zijn eindexamen op het lyceum in Coutances en hij ging toen naar Caen om er rechten te studeren, waar niet veel van terechtkwam. Hij las over alles en nog wat, behal- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ve over rechten en kwam vanaf 1879 in de registers van de universiteit niet meer voor. Vast staat over deze vaag-overgekomen periode dat de Gourmont in 1881 in Parijs was, waar hij conservator werd aan de Bibliothèque Nationale. Omdat banen als deze niet het uiterste van de mens vragen, had de Gourmont tijd genoeg om zijn activiteiten elders te ontplooien. Zijn schrijfwoede werd schier onstuitbaar en dat uitte zich in een indrukwekkende reeks vaak ongesigneerde of onder pseudoniem verschijnende educatieve artikelen. Ging het niet over Pompei, dan wel over luchtballonnen, Laplanders of uitbarstende vulkanen. In diezelfde tijd werkte de Gourmont aan zijn eruditie en las hij als een der weinige Fransen Dante en moderne Amerikaanse schrijvers als Hawthorne en Emerson. De Gourmont was in die dagen een vrolijke en niet onknappe landedelman die zich in de salons liet uitnodigen en er met hartstocht de tango danste. Zijn eerste grote, en geheime, liefde had hij toen achter de rug. Het was op een drama uitgelopen en de sporen ervan vinden we in het al in Villeman begonnen dagboek terug. Het is gegoten in de vorm van brieven, die Rémy afzond aan neef Olivier, met wie hij in Caen studeerde. Het begon allemaal heel normaal met de kreet: ‘Ik ben verliefd en ik voel dat ik leef’, maar in latere brieven maakt Rémy al het gevaarlijke onderscheid tussen ‘boeken’ en ‘liefde’ en stelt hij dat liefde er is voor het ‘sensitieve’ en boeken voor het ‘intellectuele’. Als je een van die faculteiten mist, ben je geen man, aldus Rémy. Toch schijnt hij toen al alles danig door elkaar te hebben gehaald, als we afgaan op de dramatische ontknoping van de relatie, waarover Rémy ten slotte teleurgesteld zou schrijven: ‘Als ik vanaf het eerste moment, nu vier jaar geleden, had gezegd dat ik van haar hield zouden we nu niet dat vreemde misverstand hebben.’ En dan komt de sleutelzin: ‘Je moet durven, als je van iemand houdt.’ Dat is de standaardformule voor het oeuvre dat op het dagboek volgt, van Sixtine tot de Lettres à l'Amazone toe. Zo stelt Sixtine in een van haar laatste brieven aan haar grafelijke en zeer intellectualistische minnaar: ‘Waar het op neerkomt, mijn brave analyticus en boekenschrijver, is dat je de consequentie van je spel nooit hebt aangedurfd.’ In de dagen dat Rémy nog de tango danste en over vulkanen schreef, was de Franse literatuur na de dood van het naturalisme in het slop geraakt. In feite was ‘er niets meer om je over op te winden’, zoals de Gourmont zelf zei, en iedereen zocht zijn inspiratie over de grenzen. In Engeland waren dat de Prerafaëlieten, in Duitsland Wagner, Nietzsche en Schopenhauer. En nadat de naturalisten ‘de dingen van de ziel’ verworpen hadden, ontstond er een dorst naar het mysterie, naar religie, naar bovennatuurlijke verschijnselen. Dichters als Baudelaire, Verlaine en Rimbaud, die aanvankelijk waren verworpen, werden weer in ere hersteld. Rémy de Gourmont met zijn wereld van lisdodden in bleke vijvers paste in deze nieuwe atmosfeer als een vis in het water. En met al zijn aarzelingen over de mogelijke eenheid van sex en schoonheid, van liefde en intellect, liep hij tegen Berthe de Courriere op en nam zijn leven een belangrijke wending. De Gourmonts huisarts dokter Voivenel, die in dit opstel met zijn herinneringen aan Rémy herhaaldelijk terugkeert,Ga naar eindnoot9. legde later uit - en vooruitlopend op Foucault - dat ‘intellectuelen dikwijls impotent zijn bij de vrouw van wie ze het meeste houden. Dat komt omdat sexualiteit uitdooft onder de blik van de alles overheersende verbeelding.’ Voivenel gaat dan geduldig door met uit te leggen dat zulk soort mannen niet zelden hun toevlucht nemen tot ‘boerinnen of koeienhoedsters met wulpse dijen en bollende boezems, die aan hun wensen en hun behoeftes onderworpen zijn en bij wie hun perifeer automatisme vrijkomt’. En kies je in het geval van een dergelijke impotente intellectueel de formule van ‘Het is me voldoende te weten dat ik je begeer’, aldus Voivenel, ‘dan leg je precies de vinger op de plek van de Gourmonts drama’. Of Berthe wulpse dijen en bollende boezems had gehad was toen al moeilijk meer vast te stellen. In ieder geval stond ze volledig buiten de Gourmonts ‘sociale patroon’ en zo iets riep niet alleen bij schrijvers een ‘perifeer automatisme’ op. Het is het thema van Joseph Kessels beroemde Belle de jour, dat door Luis Bunuel zo onvergetelijk werd verfilmd. Over Berthe zijn weinig zakelijke gegevens bekend. André RouveyreGa naar eindnoot10. en Paul LéautaudGa naar eindnoot11. hebben het uitvoerigst over haar verteld en die verhalen komen over het algemeen met elkaar overeen. RachildeGa naar eindnoot12. schreef later over Berthe dat ze ‘een duivels-moedige leidsters-rol speelde’, maar dat ze ‘hautain was en kortaangebonden, vol fanta- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sieën en vreselijk burgerlijk’. En Rachilde voegde er aan toe: ‘Ik denk dat Rémy de Gourmont buitengewoon goedertierend is geweest dat hij haar niet heeft dood gemaakt, al was ze dan de beste en evenzeer woeste bewaakster van de harems zijner dromen.’ Léautaud had al ontdekt dat het ‘de’ voor Courriere een verzinsel was en ze heette evenmin Berthe, maar Caroline, zoals ik ontdekte in haar overlijdensakte, die te vinden is in de Mairie van het zesde arrondissement. Een geboortejaar kwam in die akte niet voor. Het eerst horen we van Berthe-Caroline als maîtresse van de beeldhouwer Clésinger (1814-1883) die aanvankelijk en zeer tegen de zin van George Sand met Sands dochter Solange was getrouwd. In 1852 ging dit huwelijk mis en woonde Clésinger alleen. Op welk moment Berthe in zijn leven opduikt staat niet vast. Léautaud meende dat ze model had gestaan voor Clésingers ‘Femme piquée par un serpent’, een van de bekendste werken van deze kunstenaar van het tweede plan. Dat beeld stamt echter uit 1847 en de gebroeders de Goncourt melden in hun dagboek dat voor ‘La femme piquée’ Apollonie Sabatier, bijgenaamd ‘La Présidente’ model had gestaan. De relatie Clésinger-Berthe was overigens zo goed, dat de beeldhouwer haar tot enig erfgename benoemde en dat is voor de verdere loop van dit verhaal niet zonder belang. Of Berthe de minnares van Joris-Karl HuysmansGa naar eindnoot13. is geweest, zoals herhaaldelijk is beweerd, is niet duidelijk maar het valt te betwijfelen. De Gourmont stelde haar zelf aan Huysmans voor in een periode dat hij en Berthe hun beste relatie hadden en nauw samenwerkten. Berthe's rol ten opzichte van Huysmans was voornamelijk die van informante. Met haar grote, bijna niet meer normale, belangstelling voor geheimzinnigheid en zwarte missen kon ze Huysmans helpen bij het verzamelen van gegevens voor diens Là-bas. Terwijl Rémy toen nauwelijks tegen de dertig liep, moet Berthe zeker een kleine twintig jaar ouder zijn geweest. Over deze voor de Gourmont zo belangrijke periode weet Léautaud later in zijn dagboek het uitvoerigst te berichten. Zo herinnerde hij zich nog in 1946 dat Rémy toen in de rue de Varenne woonde en Berthe op nummer 71 in de rue des Saints-Pères. Later trok de Gourmont bij haar in en het was onder haar dak - of althans het dak van dat flatgebouw - dat hij zijn verdere leven sleet. Waarschijnlijk had Berthe aanzienlijk wat geld van Clésinger geërfd, dat ze als een echte ‘égérie’ - want dat was ze ongetwijfeld - besteedde aan het heil van Rémy, in wie ze haar nieuwste genie zag. Het is waarschijnlijk dat ze ook bijdroeg aan de Mercure de France, waaraan de Gourmont later zijn leven geheel zou verbinden. Een aanvankelijke breuk in het jonge geluk deed zich voor toen Rémy's broer Jean uit Coutances op zijn beurt naar Parijs kwam en - volgens Léautaud die er het fijne niet van wist - ook al zijn intrek nam op nummer 71 in de rue des Saints-Pères. Léautaud herinnerde zich het eerste en laatste bezoek dat hij aan Berthe bracht en dat was in 1905: ‘Ik trof er Jean die bezig was zich aan te kleden, althans hij had alleen maar een broek aan en hij moest almaar om zijn as draaien zodat Berthe zijn bretels kon vastmaken.’ Het is overigens opvallend dat de altijd kwaadsprekende Léautaud nergens een kwaad woord over Berthe heeft geuit. In 1905 zag ze er weliswaar ‘vreemd opgedirkt’ uit en ‘zat haar gezicht vol couperose’, maar een kenner als Léautaud stelde toch vol eerbied vast dat ze ‘in haar jeugd opvallend mooi moet zijn geweest’. Het is kwellend dat er geen betrouwbare afbeeldingen van Berthe bestaan en in ieder geval geen foto's. Het enige in die richting is een tekening van Henri de GrouxGa naar eindnoot14. tegenover de titelpagina van de Gourmonts Le Fantôme. De Groux ook maakte later - in opdracht van Natalie Barney - het prachtige portret van de Gourmont dat nu in de Parijse ‘Bibliothèque Doucet’ te zien is. Op de kernvraag of Rémy met Berthe vriendschap en sexualiteit wist samen te smelten geven de geleerden niet eenstemmig antwoord. De door broer Jean's zorgen in 1921 uitgegeven Lettres à Sixtine (en men leze hier: Berthe) doen - in de zin van Foucault - het ergste vermoeden. De brieven zijn in feite niet anders dan het vervolg op het zogenaamde dagboek en ondanks het feit dat de Gourmont er daar al blijk van gaf zelf zijn essentiële fout te hebben herkend, komt hij in deze Lettres à Sixtine geen stap verder. Normale minnaressen zouden zich bij dit soort hoogdravende en literatuurderige epistels bekocht voelen, maar Berthe was er kennelijk gelukkig mee. De ‘brieven’ bewezen immers dat haar literaire ontdekking aan de verwachtingen beantwoord had. Ze behoorde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daardoor tot het soort van vrouwen dat de Gourmont later beschreef in zijn opstel over de dichter Guillaume de Machaut.Ga naar eindnoot15. Hij prees hen omdat ze gevoelig zijn ‘voor het hoogste en zuiverste in de geest van een man’. Daarmee zijn ze niet alleen een aparte klasse onder de minnaressen, maar zelfs een geprivilegeerde klasse. Voor hen namelijk ‘staan de diepste emoties’ open en dan zegt de Gourmont: ‘Hoe duidelijker de liefde zich van de functie onderscheidt, hoe edeler zij is.’ Om ‘de liefde van de functie te scheiden’ was de Gourmont in de periode van de Lettres à Sixtine veel in Villeman, waar Jean zich herinnert hoe zijn broer er ‘in de beukenlaan als gotische spitsbogen met hartstocht de brieven van Sixtine las en er droomde over de roman die de cerebrale omzetting van deze liefde diende te worden’. Het ziet er op het eerste gezicht naar uit dat Rémy in deze ‘brieven’ worstelt om een zelf-analyse te vinden, maar het klinkt niet overtuigend. De werkelijkheid wordt er voortdurend, met opzet en voor de zoveelste keer, vervormd tot een hoogstpersoonlijk esthetisch beleven. De ontdekking van Berthe was een hoogst belangrijk moment in de Gourmonts leven en de tweede belangrijke ontdekking was die van het symbolisme. Hij beschreef later hoe dat in zijn werk was gegaan. Tijdens een speurtocht langs de boekenstalletjes bij het Odéon (die er nu niet meer zijn) viel de Gourmonts oog op het eerste nummer van Vogue. Dat eerste nummer was gedateerd 11 april 1886 en het tijdschrift wilde overigens allerminst alleen maar ‘symbolistisch’ zijn. Het stelde zich open voor alle jonge schrijvers uit die tijd en toen de Gourmont het doorbladerde ging er ‘een esthetische rilling’ door hem heen. ‘Ik droomde meer dan ik las en alles wat ik tot dan toe geschreven had vervulde me ineens met een diepe afschuw.’ Later werd de Gourmont wel ‘de paus van het symbolisme’ genoemd, maar dat lijkt me sterk overdreven. Zelden waren de banden losser en de relaties vrijblijvender dan die tussen de zogenaamde symbolisten. Hun enige doorslaggevende programmapunt was de absolute vrijheid (soms uitlopend in modieus anarchisme) en als een paus zonder Vaticaan niet kan bestaan was er van een symbolistisch Vaticaan zeker geen sprake. Het werkelijke belang van de Gourmonts (theoretische) bemoeienis met het symbolisme was dat hij in zijn lange reeks essays voortdurend verband legde tussen het symbolisme en het idealisme en dat betekende ‘idealisme’ in schopenhaueriaanse zin, dat wil zeggen uitgaande van de idee dat de wereld op ieder individu als een hoogst persoonlijke ‘representatie’ overkomt. Als uitdrukkingvorm wordt het symbool dan de ‘trait d'union’ tussen het zichtbare en het onzichtbare. Op het lyceum in Coutances was de Gourmont weliswaar in aanraking gekomen met de ideeën van Kant, was hij een bewonderaar geworden van Epicurus en had hij Nietzsche gelezen. De alles beïnvloedende ontdekking kwam echter pas met Schopenhauer, die in eerste vertalingen in de jaren tachtig een opzienbarende populariteit onder intellectuelen en kunstenaars verwierf. Kant was ten strijde getrokken tegen het cartesiaanse ‘cogito ergo sum’ (‘ik denk derhalve ben ik’), want hij vond dat het denken zijn grenzen heeft en op de lycea in Frankrijk waren de scholieren natuurlijk allang blij dat er iemand was die Descartes durfde tegen te spreken. Kant kwam tot zijn aarzeling aan de hand van Copernicus die had vastgesteld dat het zogenaamde opgaan en ondergaan van de zon louter gezichtsbedrog was. Kant erkende de zogenaamde ‘Dinge an sich’, dat zijn fenomenen waarvan prikkels op ons bewustzijn worden overgebracht, al voegde hij er meteen aan toe dat we die ‘Dinge an sich’ op zichzelf nooit zullen kennen, omdat ze zich aan ons waarnemingsvermogen onttrekken. Schopenhauer ging verder en stelde dat niet alleen het opgaan en ondergaan van de zon op schijn berustte, maar dat de zon zelf en ook de aarde niet meer zijn dan schijn. Het cartesiaanse ‘ik denk derhalve ben ik’ wordt bij Schopenhauer vervangen door ‘ik wil derhalve ben ik’. Dat is de zogenaamde ‘oerwil’ van Schopenhauer, die ons allen in blinde drift voortdrijft en die louter tot doel heeft het voortbestaan te garanderen. Het idee van de oerwil en dat van het schopenhaueriaanse ‘idealisme’ (de wereld is zoals ik hem zie) beheersten alle essays in de Gourmonts belangrijkste schrijversperiode. Dit ‘idealisme’ betekende immers de rechtvaardiging van het superindividualisme dat hem op het lijf geschreven was en van de symbolistische kunst was het een volmaakte ondersteu- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geboortegrond1. Graaf en gravin de Gourmont in de tuin in Mesnil-Villeman. (detail, jaar en verblijfplaats origineel onbekend) Zie de duiventil
2. Bazoches-au-Houlme: geboortehuis. (eigen foto)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geboortegrond3. Mesnil-Villeman: huidige staat. Vergelijk foto 1 (eigen foto)
4. Coutances, laatste ouderlijk huis (eigen foto)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Gourmont in portretten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Zelfportret als adolescent (eig. Mercure de France)
6. In de tuin van André Rouveyre in Avon-Fontainebleau (1910, eig. Roger Viollet)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Gourmont in portretten7. Portret door Mlle C.H. Dufau
8. Met baard voor rampjaar 1891
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Gourmont in portretten9. P.-E. Vibert, portret t.o. titelpagina Divertissements, G. Crès, Paris 1912
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Gourmont in portretten10. Artiest zonder naam, tegenover titelpagina Rémy de Gourmont et son oeuvre par Paul Delior, Mercure de France (waarschijnlijk van Flandrin, in dat geval uit 1909)
11. Houtsnede Raoul Dufy tegenover titelpagina M. Croquant (G. Crès, Paris 1918)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Gourmont in portretten12. Olieverf, Henri de Groux. Bibliothèque Doucet, Paris. (treffende gelijkenis met foto nr. 13)
13. Enige bestaande foto uit de latere jaren. Te vinden t.o. titelpagina Rémy de Gourmont, Pages choisies, Mercure de France 1922
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Gourmont in portretten14. André Rouveyre, twee portretten voorkomend in: Zeichnungen von André Rouveyre. Mit einem Vorwort von Rémy de Gourmont und einem Bildnis des Künstlers von Henri Matisse. Kurt Wolff Verlag, München 1923. Hieruit zijn ook afkomstig de foto's 17 en 18
15. André Rouveyre, twee portretten voorkomend in: Zeichnungen von André Rouveyre. Mit einem Vorwort von Rémy de Gourmont und einem Bildnis des Künstlers von Henri Matisse. Kurt Wolff Verlag, München 1923. Hieruit zijn ook afkomstig de foto's 17 en 18
16. André Rouveyre, karikatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ning. Getuigenissen van jonge Amerikaanse en Engelse schrijvers van die tijd, zoals Ezra Pound en T.S. Eliot, wijzen er op dat de Gourmonts van ‘vrijheid’ doordrenkte opstellen daar bijdroegen tot een doorbraak in de romankunst en in de poëzie.
De geschiedenis van de naar schatting vijftig tijdschriften en tijdschriftjes die aan het eind van de vorige eeuw in Parijs verschenen is al lang geschreven.Ga naar eindnoot16. Ze stonden vol met het werk van hyperindividualistische kunstenaars, soms zelfs maar van één. In deze reeks van verschijnende en even snel weer verdwijnende titels viel de heroprichting van de Mercure de France eerst niet op. Het was in 1825 ter ziele gegaan en eind 1889 weer tot leven gebracht door een groepje jonge critici en kunstenaars die niet zozeer hun leven voor het symbolisme wilden opofferen, als wel hun afkeer van het naturalisme wilden kenbaar maken. Hoewel de Gourmont bij deze historische herrijzenis van de MercureGa naar eindnoot17. niet aanwezig was, werd hij al snel bij het groepje geïntroduceerd, dat zich Vallette tot leidsman gekozen had omdat hij zuinig was, goed kon rekenen en na een eerste roman geen belangstelling aan de dag legde voor het schrijven van een tweede. Vallette had een groot talent voor het ontdekken van wat waardevol was. De Gourmont zou een kwart eeuw lang de onbetwiste ‘paus’ van de Mercure zijn, en dat was wat anders dan de paus van het symbolisme. De Mercure stond open voor alles wat nieuw was en kwaliteit had. Het meeste wat de Gourmont publiceerde verscheen aanvankelijk in ‘zijn’ tijdschrift.Ga naar eindnoot18.
In deze periode van de Mercure-renaissance beleefde de Gourmont een vreemd avontuur dat pas tegenover de buitenwereld werd onthuld toen broer Jean in de jaren twintig de er op betrekking hebbende brieven publiceerde in het derde nummer van zijn zogenaamde Imprimerie Gourmontienne.Ga naar eindnoot19. Rémy had namelijk een reis naar België en Nederland gemaakt en dat was iets bijzonders omdat de landedelman zich vanuit Parijs louter verplaatste naar zijn Normandische geboortegrond. Tijdens die merkwaardige reis schreef de Gourmont er brieven over aan zijn vriend Barbé, met wie hij rechten had gestudeerd in Caen. Hij noemt zich in die brieven ‘een enigszins verblufte pelgrim’ en hij reist vanuit Antwerpen tot Den Helder, waar hij uitziet op ‘het melancholieke Texel’. Erg tevreden over Holland is hij niet: ‘Holland is een land van kanalen, zakken met handelswaar, bordelen en musea. Niets van Descartes, niets van Bayle,Ga naar eindnoot20. nergens meer boeken, niets anders dan een praktisch gericht verstand dat alleen door middel van het kasboek spreekt.’ Zijn grootste bewondering gaat tijdens de reis in Vlaanderen naar de mystiek uit: ‘naar de primitieven van Antwerpen, zoals Memling, Q. Massis en vijftien andere onbekende geniale schilders die lak hebben aan roem.’ En dan volgt in een andere brief aan zijn vriend Barbé een opmerking met dubbele bodem: ‘Nee, beste vriend, het mysticisme is - met zijn schilderkunst en architectuur - niet geboren in de krotten van een paar smerige Bretonse steden, dat gebeurde in Vlaanderen (...). Daar heeft het 't doordringendst geleefd en daar leeft het nog.’ De dubbele bodem is hoogstwaarschijnlijk dat de Gourmont zich hier vrolijk maakt over Gauguin en zijn mystiek-Bretonse periode. In 1886 was de schilder voor het eerst naar Bretagne gegaan en had er zich met discipelen omringd. In de kring van deze mystieke schilders zou de Gourmont zijn grootste bewonderaars vinden. Overigens legt hij in een van deze brieven aan Barbé een onverwacht enthousiasme aan de dag - en lang voordat Salvador Dali het station van Perpignan tot navel van de aarde uitriep - voor het station van Brugge, dat hij tot ‘oeuvre d'art’ uitroept. Dit enthousiasme loopt twee jaar vooruit op de verschijning van Rodenbachs Bruges-la-Morte.
In een van de brieven aan Barbé staat nog te lezen: ‘Ik voel me niet helemaal in orde en ben bovendien nog danig in de weer met, en zenuwachtig over Sixtine, dat trouwens goed ontvangen is. De mensen van wie ik wilde dat ze het goed zouden vinden vonden het goed en de anderen interesseren me niet.’ Sixtine (1890) was vanzelfsprekend het logisch vervolg op de Lettres à Sixtine, die toen nog niet waren gepubliceerd. Het is even duidelijk dat dit intellectuelen-praatboek nooit geschreven zou zijn zonder Huysmans' A rebours (1884). De Gourmont merkte later op dat ‘we nooit mogen vergeten in wat een grote schuld we staan tegenover dat gedenkwaardige brevierboek’. Hubert d'Entragues herhaalt als de tegenspeler van Sixtine de literaire credo's van Des Esseintes, de held van Huysmans' A rebours. De vertaler van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Engelse editie van dit boek raadt zijn lezers aan het in kleine doseringen te nuttigen en dat geldt evengoed voor Sixtine. D'Entragues is verliefd op de jonge weduwe Sixtine (ongetwijfeld een geïdealiseerde Berthe) die de graaf (want niemand in de Gourmonts roman-oeuvre is van mindere komaf) best aardig vindt. Als een echte vrouw, die bovendien niet door Schopenhauer gehinderd wordt, vindt ze dat d'Entragues als minnaar het eerst over de brug moet komen. De held leeft echter in een wereld waarin ‘alleen de droom enige logica bezit’ en hij trekt zich - in volledig onbegrip voor wat er van hem verwacht wordt - in briljant gebabbel terug. Aanvankelijk zijn het nog dialogen, maar dan geeft Sixtine er de brui aan en kan d'Entragues zijn hooggestemde overwegingen alleen nog maar aan zichzelf kwijt. Sixtine vlucht in de armen van een normale partner, een door d'Entragues zelf aan haar voorgestelde ‘Rus’, die naar de keukenmeiden roman naam Moscowitz luistert. In de grond van de zaak is d'Entragues door deze oplossing opgelucht: ‘Het ogenblik was aangebroken om hetzij het voorgoed op te geven dan wel om over de brug te komen. Hij koos de eerste mogelijkheid, want over de tweede had hij nooit nagedacht.’ In een afscheidsbrief schrijft Sixtine dan vanuit een hotel aan de ‘Côte’: ‘Waarom heb je me eigenlijk gewild? Als er buiten je fantasieën om niets voor je bestaat, achter welke hersenschimmen loop je dan aan? En wat een ontwaken, in die warrige harem, te midden van schimmen die je hebt vermoord, blauwbaard van het ideaal! Heb je ze wel eens geteld?’ In Sixtine openbaart zich de Gourmonts aforistische stijl die maakt dat deze ‘roman’ het vergelingsproces enigszins heeft weten te overleven. Het zijn de terzijdes die het nog doen en die apart in een bloemlezing konden worden gepubliceerd. ‘Als ik met iemand samen ben, heb ik er spijt van niet alleen te zijn en als ik alleen ben gaat de onrust van de leegte door me heen,’ bekent d'Entragues; en er is een bitse opmerking over ‘gezinnen waar impotentie voor kuisheid wordt aangezien’. Als Normandisch landedelman laat de Gourmont dan d'Entragues nog zeggen: ‘de uitvinder van het algemeen kiesrecht leek hem het monsterlijkste wezen toe dat de mensheid ooit had voortgebracht.’ Er is het modieuze: ‘Vrouwen zijn nooit verbaasd als je van hen houdt, het is veel meer het tegendeel dat hen verrast.’ De overigens als bot afgeschilderde Rus weet te melden: ‘Een vrouw wil altijd en voor alles lichamelijk worden begeerd, de rest komt wel of komt niet, dat krijg je op de koop toe.’ En ten slotte de wijze raad: ‘Wees eerlijk en rijk, de rest is ijdelheid.’ Sixtine stond aan het begin van de symbolistische tunnel, waaruit de Gourmont pas zo'n vijf jaar later weer te voorschijn kwam. Zijn bewondering voor Huysmans en Villiers de l'Isle-Adam,Ga naar eindnoot21. zijn idolatrie voor MallarméGa naar eindnoot22. versterkten de Gourmonts geestelijk isolement van katholiek en Normandisch edelman. Pas later ontdekte hij geestelijk sterk genoeg te zijn om zich van het symbolisme te bevrijden. Die ontdekking kwam aan de late kant. De debâcle die hij in het rampjaar 1891 beleefde met de publicatie van Le jou-jou patriotisme was toch ook min of meer het gevolg van het feit dat de Gourmont vanuit dat isolement met de realiteit geen voeling meer had. Le jou-jou verscheen in april van dat jaar in de Mercure de France. In niet mis te verstane taal rekende de Gourmont er af met het patriottisme rond Elzas en Lotharingen, de gebieden die de Fransen na de oorlog van 1870 aan de Duitsers waren kwijtgeraakt. Hij merkte in het artikel onder meer op dat hij er niet over dacht om wakker te liggen over het probleem, omdat er belangrijker dingen waren. ‘Ik zou in ruil voor die vergeten plekken op aarde nog niet mijn rechterpink willen afstaan, want daar ondersteun ik mijn hand mee bij het schrijven, en de pink van mijn linkerhand evenmin, want daarmee tik ik de as van mijn sigaret.’Ga naar eindnoot23. De Gourmont betoogde nog dat patriottisme niets anders is dan ijdelheid en dat dit in het geval van Elzas en Lotharingen wilde zeggen hoezeer ‘wij Fransen de beschaving zouden symboliseren en hoezeer de Duitsers barbaren zijn’. Hij was zijn tijd te ver vooruit toen hij stelde: ‘Het liefst zag ik een verbond met Duitsland, dat ons tegen buren-oorlogen zou beschermen. Maar voor we zover zijn moeten we eerst de gedachte aan vergelding laten varen.’ Erger nog werd het toen de Gourmont in Le jou-jou honend opmerkte: ‘En als Henri RegnaultGa naar eindnoot24. nu eens niet was gevallen bij Buzenval (...) Toch | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hebben de Pruisen hem doodgeschoten en dat betekent nooit meer dan dat er nu een middelmatige schilder minder is, terwijl er al zoveel van zijn!’ Gourmonts tijdgenoot Louis Dumur merkte eens op: ‘In die dagen waren we allemaal aristocraten en allemaal anarchisten.’ Ook de inleider van een moderne uitgave van Le jou-jou patriotismeGa naar eindnoot25. zegt in zijn voorbeschouwing dat het artikel dient te worden opgevat als ‘een kreet zonder toekomst van een bepaald soort bourgeoisie die op een bepaalde en comfortabele manier anarchistisch was’. Na het verschijnen van het artikel in de Mercure eiste een journalist in een heftig tegen-artikel dat een nietswaardig mens als de Gourmont niet langer recht kon doen gelden op een rijksinkomen uit hoofde van zijn functie bij de trotse Bibliothèque Nationale. Deze ontslageis werd opvallend snel ingewilligd en daarmee verloor de Gourmont de enige vaste baan die hij in zijn leven ooit had. In datzelfde jaar openbaarde zich bij'de Gourmont het begin van aangezichts-lupus. Het leek wel het onbewust-gewild symbool van de nieuwe toestand waarin het slachtoffer zich gemanoeuvreerd had. Mario PrazGa naar eindnoot26. sprak van ‘een intellectueel wiens afschuw voor actie door de lupus chronisch werd’, en Praz heeft de wetenschappelijke naam voor het fenomeen: ‘facies leontina’. Het is even opvallend dat deze vreselijke kwaal in zijn gezicht (‘het trefvlak der ontmoeting’, zoals prof. Buytendijk het noemde) zich bij de Gourmont openbaarde op een moment dat zijn relatie met Berthe de Courriere een bijna al te menselijk-normaal verloop begon te krijgen. Er is dan de volledig onbewijsbare parallel met Marcel Schwob, die andere grote worstelaar met het banale leven, die een ongeneeslijk soort onderbuiktuberculose ontwikkelde tegen het moment dat hij na lang wachten met de zo hartstochtelijk begeerde actrice Marguerite Moreno in het huwelijk zou treden. De verhalen over de Gourmont nadat de ‘facies leontina’ zijn verwoestend werk had gedaan zijn vele. De uiterlijke toestand was nog verergerd nadat men in een ziekenhuis had geprobeerd de zich snel verspreidende rode plekken weg te branden. ‘Hij zag eruit als een gnoom,’ schreef Léautaud later. Zijn haar was uitgevallen en zijn lippen waren dik opgezet. Als broer Jean met Rémy bij een bezoek aan Coutances door papa van het station wordt gehaald en ze beiden uit de trein zijn gestapt, kijkt de markies om zich heen en vraagt: ‘Waar is Rémy?’ Op het achterbalkon van de Parijse omnibus draaien passagiers vol walging hun gezicht af. In restaurants kiezen de klanten een ander tafeltje. Op een bankje bij het palais de Justice - samen met Léautaud - wordt hij door jongens met stenen bekogeld. (Léautaud gooit terug en geeft de jongens ten slotte een pak rammel.) De hoertjes bij de hekken van de jardin du Luxembourg nemen de benen als hij er aan komt, zelfs als hij uit de verte al met zijn geld zwaait. Na de operatie blijft de Gourmont drie maanden bij de Mercure weg. Over de kwaal zal nooit met een woord worden gerept. Berthe gedraagt zich bij dit alles als een heldin en alle getuigen melden dat ze haar geschonden ‘d'Entragues’ verzorgde als een kind.
Het rampjaar hinderde de Gourmont allerminst in zijn literaire produktie. Integendeel: het stond aan het begin van een niet te stuiten reeks publicaties, zozeer zelfs dat in Parijse kringen wel werd beweerd dat de naam de Gourmont stond voor een hele groep van schrijvers, die met elkaar aan dezelfde boeken werkten. Le latin mystique en Litanies de la rose verschenen in 1892, Le Fantôme in 1893, de Histoires magiques het jaar daarop. Van 1894 tot 1896 was er bovendien de samenwerking met Alfred Jarry aan het curieuze tijdschrift L'Ymagier. Berthe speelde een belangrijke rol bij het tot stand komen van Le Fantôme en de Histoires magiques, terwijl ze ook betrokken was bij het vooronderzoek voor Le latin mystique. Dit werk viel overigens samen met de adviezen die ze Huysmans gaf bij de voorbereiding van diens Là-bas. De Gourmont vertelt zelf uitvoerig over deze activiteiten in zijn Souvenirs sur Huysmans.Ga naar eindnoot27. Berthe introduceerde hem bij dubieuze priesters die ‘zeldzaam ontroerende religieuze ceremoniën’ opvoerden, waaronder ‘het lugubere psalmodiëren van de carmelieten in de avenue de Saxe, dat diep in je ziel een soort heilige angst achterliet en waardoor Huysmans van zijn stuk raakte’. De Gourmont verwerkte zelf ‘die indrukken van een al te romantische en uitermate ongezonde poëzie’ in Le Fantôme. En terwijl Rémy zijn Berthe aan Huysmans had voorgesteld was het Berthe weer die Huysmans in contact bracht met de abbé Mugnier,Ga naar eindnoot28. de priester die bijdroeg tot de overgang van | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Huysmans tot het katholicisme. De Gourmont ontzenuwt zelf de geruchten dat dit gezelschap deel zou hebben genomen aan zogenaamde zwarte missen. Berthe ‘ondernam weliswaar stappen bij bepaalde occultisten en - wat een belangrijk moment was - legde zo ook de hand op de bekentenissen van een buitengewoon vreemde pater die ze vroeger gekend had’. Maar dan schrijft de Gourmont: ‘Ik zocht zelf ook naar details over die krankzinnige plechtigheden (de zwarte missen), maar ik vond niets, om de eenvoudige reden dat er niets was.’
Le Fantôme verscheen in 1893 bij de Mercure de France, al was het in het rampjaar 1891 geschreven. Het sluit aan bij de vraag van Sixtine, als die d'Entragues voor de voeten werpt: ‘door welke schim word je eigenlijk achternagezeten?’ In Le Fantôme zijn het Damase en Hyacinthe die worstelen met het schopenhaueriaanse uitgangspunt van de wereld als hoogst individuele presentatie. Om te beginnen al kan Hyacinthe zich uitsluitend manifesteren wanneer haar minnaar Damase het wil en er is op gewezen dat deze kunstgreep later ook door Pirandello werd toegepast. Zo gemakkelijk valt het Damase overigens niet om Hyacinthe tot leven te wekken: ‘Ik ken je niet, o zuster, en wat je bent maakt me bang.’ In dit verband moet worden geconstateerd dat een zinvolle vertaling van deze ‘oerwilliaanse’ teksten enige problemen oplevert. Niet voor niets vergelijkt zijn latere vriend Rouveyre het taalgebruik van de Gourmont in deze periode met dat van de ‘précieuses ridicules’. Toch verloopt het eerst nog redelijk normaal met de beide minnaars: ‘de kleumende lichamen lagen in afwachting, nog met de kap van de slaap bedekt, onrustig maar tot diep in de ziel getroost bijeen, in de hoop op hereniging.’ Deze uitgangspositie wordt gevolgd door een gymnastische orgie, die er op uitloopt dat Hyacinthe een ‘zevenstaartige roede’ te voorschijn tovert. Damase aarzelt eerst, maar geeft dan toe: ‘ik voelde haar armen om mijn hals en ze stortte zich, mij met zich meesleurend, in de onvergetelijkste afgronden van wellustige uitweidingen en daar bleven we voor altijd.’ Die poëtische eeuwigheid is van korte duur: ‘we zagen op onze uitgeputte gezichten de ironische blik van mensen die elkaar niets meer toe te wensen hebben. Ik zag haar weggaan en zich weer voegen bij de groep vage vrouwen waaruit mijn liefde haar had losgemaakt. Ik zag hoe ze weer een schim werd, een schim met de anderen.’ Mario Praz merkte op dat Hyacinthe gelijkenis vertoont met de ‘Bérénice’ uit Le jardin de Bérénice (eveneens uit 1891) van Maurice Barrès, een auteur die volgens Praz ‘nog meer dan de Gourmont van metafysische subtiliteiten en verfijnd sadisme hield, een sadisme dat overigens etherischer en geconcentreerder was, maar niet minder in het oog lopend’. Met dit alles was de romantiek in het laatste stadium, dat van de doodsstrijd, getreden, aldus Praz. Ook Rachilde en Schwob behoorden enige tijd tot deze trieste horde. Het waren de laatste der romantici, aldus Rouveyre, ‘die met een soms demonische wil naar zichzelf op zoek waren, en zichzelf nooit vonden. Het waren echte bezetenen.’ Deze bezetenheid had ook te maken met de oerwil in de zin waarin de Gourmonts vriend de psycholoog Théodule Ribot (1839-1916), de verdediger van de zogenaamde experimentele psychologie, die in zijn geschriften uiteen zette. De wil wordt door het onderbewuste gedicteerd, aldus Ribot, en ze is daar dus ook de uitdrukking van. Wat ‘keuze’ wordt genoemd is dan ook niets anders dan het gehoorzamen aan ‘het meest intieme in een individu’. Uitti wijst in dit verband op een schoolvoorbeeld van deze theorie van Ribot in Heinrich Manns Professor Unrat, dat later onder de titel Der blaue Engel werd verfilmd. De enige verklaring die professor Unrat voor zijn curieuze gedrag geeft is immers dat hij ‘het ook niet helpen kan’. In dit verband loopt Le Fantôme ook nog vooruit op het door de Gourmont in zijn latere essays herhaaldelijk ter discussie gestelde thema van de ‘création esthétique’. Hij gaat er dan van uit - en dat was niet nieuw - dat niet de stijl van de kunstenaar van belang is, maar louter de op diens hoogst persoonlijke fysiologie gebaseerde intelligentie. Deze intelligentie dient dan in de theorie van de Gourmont wel aan de hoogste eisen te voldoen. Het is boeiend te lezen hoe de abbé Mugnier in zijn dagboek op 20 januari 1893 noteerde: ‘Rémy de Gourmont stotterde zojuist enige woorden aan mijn haardvuur’ (want tegelijk met het uitbreken van de facies leontina had zich een snel verergerend stotteren geopenbaard). ‘En hij herhaalde steeds weer het epitheton dat hem het liefste is: “middelmatig”.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Histoires magiques (1894) vormden een laatste hoogtepunt in dit decadent-sadistische tranendal. In deze bundel verhalen gebeuren de wreedaardigste dingen, allemaal omdat niemand ‘het helpen’ kan. Een naakte vrouw wordt er in het voorbijgaan omschreven als ‘een afwijking, net zo iets als een kale parkiet of een geplukte kip’ en er is het verhaal van de vrouwelijke kwelgeest, die tijdens het overspel vaststelt dat haar minnaar de geest gegeven heeft en hem dan opbaart met kaarsen en bloemen. Vervolgens knielt ze in valse devotie naast het bed en wacht rustig af tot haar echtgenoot thuiskomt, zodat hij het tafereel goed zal zien. En er is de witte-jurkenfetisjist die een hoer wurgt en vervolgens ‘onbewust van zijn daad zijn lichaam aan het hare paart’. De vrije-versvorm van Litanies de la rose - een van de essentialia van het symbolisme - maakte grote indruk op jonge Engelse en Amerikaanse vrienden van de Gourmont, terwijl Mario Praz de inhoud bondig omschreef als ‘een verzameling valse en wrede vrouwen die ieder de naam kregen van een roos’. Het zeer lange gedicht klinkt als ‘het psalmodiëren van de carmelieten’ met een inzet waarvan de woorden even onontkoombaar worden gerepeteerd als in een pop-song: ‘Fleur hypocrite,
Fleur du silence.
Rose couleur de cuivre, plus frauduleuse que nos
joies,
rose couleur de cuivre, embaume-nous dans tes
mensonges, fleur hypocrite, fleur du silence.’
In de jaren twintig hield Richard Aldington - altijd om geld verlegen - een lezing over de Gourmont voor de ‘Newcastle Literary and Philosophical Society’. Aldington was niet bitter, maar wel streng, toen hij zijn idool omschreef als ‘a man of letters’, dat wilde zeggen: niet minder, maar ook niet meer. En hij verweet de Gourmont dat hij te lang op de verkeerde paarden had gewed, alvorens zijn eigen weg te gaan. Die verkeerde paarden waren in de ogen van Aldington zowel Huysmans als Villiers de l'Isle-Adam geweest omdat ze beidenals mens en als kunstenaar - ‘in die periode al bezig waren te falen, zodat hun jeugdige adepten ten onrechte teleurgesteld gemok van een literaire sekte aanzagen voor theorieën van algemeen-artistiek belang.’ Aldington is vooral buitengewoon streng over de Gourmonts Le latin mystique: Les Poètes de l'antiphonaire et la symbolique au moyen âge (1892). Het onderzoek voor dit boek had de Gourmonts tijd versnipperd, aldus Aldington, en het voerde hem in een intellectueel slop. De experts gingen bovendien ‘in zwijgende minachting voorbij aan een studie die voor hen geen nieuwe dingen aan het licht had gebracht’. Het is best mogelijk dat Aldington gelijk heeft met die opmerking dat de experts het beter wisten. Dat neemt niet weg dat ‘experts’ bijna nooit de gave hebben hun kennis zodanig op te schrijven dat ‘leken’ er iets van begrijpen. De Gourmont pretendeerde bovendien nooit dat hij expert was. Dat zijn invloed zo groot was bewijst dat hij het juiste talent had de ‘leek’ enthousiast te maken voor het werk van de ‘expert’. Hoezeer hier inderdaad amateuristisch in het duister werd getast bewijst een opmerking van de Gourmont zelf naar aanleiding van het voorwoord, dat Huysmans voor Le latin mystique geschreven had. ‘Huysmans was buitengewoon verwonderd over mijn werk met de Latijnse dichters van de middeleeuwen, terwijl het idee toch van Des Esseintes afkomstig was (...) Zijn vreemde voorwoord bij Le latin mystique toont aan dat zijn filologische kennis uitermate beperkt was.’ In de Imprimerie Gourmontienne komt nog een brief van de Gourmont aan zijn vriend Barbé voor, waaruit blijkt dat de auteur van Le latin mystique het belang van zijn werk allerminst had overschat. Zo schreef hij op 5 mei 1892: ‘Ik ben dus bezig om tegen intekening een werk uit te geven dat ik zo onvoorzichtig was te schrijven over de Latijnse dichters die decadent worden genoemd, vanaf Claudius (d.i. Claudius Claudianus: 370-404) tot aan de auteur van het Stabat in de dertiende eeuw toe (d.i. Jacopone de Todi, 1230-1306). Ik heb speciaal papier laten maken, in de kousenkleur van Monseigneur; iedereen wil het hebben en het is al op. U ziet dus dat mijn handeltje loopt. Ik denk nu aan papyrus in een kouseband-van-de-kardinaal-kleur. (...) Voor mijn volgende boek: 20 exemplaren op papier uit de ateliers van de Rajah van Masulipatem! Van een fakirhuidje zou ik helemaal door het dolle heen raken, want dat moet je wel heel duur kunnen verkopen.’ kopen.’ Le latin mystique was niet zonder invloed op de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schilderschool van Pont-Aven, de mystiekerige adepten rond Gauguin in diens Bretonse periode. Een duidelijk slachtoffer van dit modeverschijnsel was de Nederlander Jan Verkade (de zoon van de koekfabrikant), die als kind uit een vrijdenkersgezin tot het ergst denkbare katholicisme overging en zich in het klooster van Beuron vervolgens artistiek om hals liet brengen.Ga naar eindnoot29. Le latin mystique was de eerste titel in het fonds van de Mercure de France, nadat de deelhebbers hadden besloten naast het tijdschrift ook een uitgeverij te exploiteren.Ga naar eindnoot30. Hoewel de Gourmont kennelijk niet veel op had met de mystiek die uit ‘de smerige Bretonse dorpen’ opsteeg, had hij toch op intensieve en heel bijzondere manier deel aan het ‘cloisonnistisch’ avontuur van Pont-Aven. Zelf had hij een bescheiden tekentalent, dat onder andere tot uiting kwam in twee waterverflandschapjes, waarvan er in 1984 een opdook op een tentoonstelling in het Parijse Musée Balzac.Ga naar eindnoot31. De meest intensieve periode van de Gourmonts flirt met de schilders van zijn tijd viel in de periode waarin hij te zamen met Alfred JarryGa naar eindnoot32. van 1894 tot 1896 het superindividualistische tijdschrift L'Ymagier uitgaf. Jarry was in de salon van Rachilde in aanraking gekomen met de schrijvers van de Mercure. Vooral de Gourmont prees Jarry waar hij kon en diens Les minutes de sable mémorial verscheen aanvankelijk bij de nieuwe uitgeverij van de Mercure de France. In 1894 had Jarry flink wat van zijn moeder geërfd en hij stak dat geld voor een deel in L'Ymagier, dat zo goed als helemaal aan middeleeuwse en moderne houtsnijkunst en aan ‘images d'Epinal’ was gewijd, waarvoor Jarry een grote hartstocht bezat. Met de mystiek als mode hadden schrijvers en schilders (onder anderen Gauguin) de charme van de houtsnede herontdekt. Ze meenden daarin terug te vinden wat ze aanzagen voor primitief en naïef. In het eerste nummer van L'Ymagier legt de Gourmont (zat er ook geld van Berthe in de onderneming?) uit dat het om ‘niets dan voorstellingen, religieus en legendarisch’ zal gaan en de vreemde schrijfwijze van de naam van het tijdschrift legt hij in een later nummer uit: ‘Het heeft een decoratieve reden, namelijk om in de belettering een symmetrie aan te brengen tussen de ‘y’ en de ‘g’. Een complete Ymagier is nauwelijks meer te vinden. Er is er een in de ‘Bibliothèque Doucet’ in Parijs, waar je hem zien mag als je belooft je adem in te houden. Het bijzondere aan deze zeldzame serie is bijvoorbeeld dat in het tweede nummer de enige lithografie voorkomt die le douanier Rousseau ooit maakte. En in het aprilnummer van 1895 is een zeldzame bijdrage van Gauguin te vinden: ‘La Madeleine d'après bois, tiré en sanguine’. De Gourmont zelf leverde een houtsnede voor het oktobernummer van 1895 (‘Le miracle de Théophilé) en er werd werk van Filiger en BernardGa naar eindnoot33. in afgedrukt. De om hun ‘pure mystiek’ geprezen Belgen waren in het laatste nummer met een van die gul over het tijdschrift verdeelde kleuren-uitklapplaten vertegenwoordigd, te weten een ‘Beschrijving over het toenemen der devotie tot Maria te Scherpenheuvel’, met de treffende tekst: ‘Zie! elken stap die gij in Bedevaart zult gaan, zal in des Levensboek u aangetekend staan’. Het einde van de samenwerking tussen de Gourmont en Jarry kwam door de schuld van Jean de Tinan, een symbolistisch schrijver van het tweede plan, onder andere van een Document sur l'impuissance d'aimer (1894). De Tinan had op een bijeenkomst bij Rachilde Berthe verteld dat Jarry een ware hartstocht voor haar had opgevat. Jarry was tweeëntwintig en Berthe - in de woorden van Robert ShattuckGa naar eindnoot34. - op dat moment een ‘oudere wulpse en ambitieuze vrouw die achter de rokken van de paters aan zat’. Jarry noemde Berthe ‘La vieille dame’ en toen hij een verhitte brief van haar ontving, waarin ze aanbood voortaan ‘zijn sokken te stoppen’, raakte de toch al emotioneel gestoorde Jarry danig in de war. Hij schijnt het een kort moment met Berthe geprobeerd te hebben, maar besloot toen ‘zijn sokken maar zelf te stoppen’. Het resultaat van dit korte avontuur liep vooral voor Berthe funest af. Jarry schreef een gedicht, dat ‘L'amour en visite’ heette en waarin Berthe sprekend wordt ingevoerd en over haar turbulente leven vertelt. Het waren de gebruikelijke praatjes die de ronde over haar deden, maar er komt in het gedicht ook de treffende strofe voor:
‘Et j'ai logé, je baise [= neuk] et je caline [= vertroetel]/R. de Gourmont, dont je suis la cousine’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten slotte noemt hij de ‘vieille dame’ een ‘dromedaris’ en dat is voor de Gourmont als edelman uit Normandië voldoende om met Jarry te breken. Een opstel, dat hij over de auteur van ‘L'amour en visite’ voor zijn Le livre des masques aan het schrijven was, gaat dan ook niet door.
Met het eerste deel van Le livre des masques (1896) heeft de Gourmont de tunnel van de decadentie achter zich. Over symbolisme en ‘idealisme’ schrijft hij voortaan met enige afstand, waardoor het perspectief voor de lezer er duidelijker op wordt. Le livre des masques is verplichte lectuur bij de bestudering van het symbolisme. Zo schrijft de Gourmont er in de programmatische inleiding onder meer: ‘Wat symbolisme zeggen wil? Bijna niets in strikt-etymologische betekenis. En daarbovenuit wellicht: individualisme in de literatuur, vrijheid in de kunst, het verwerpen van aangeleerde formules en de neiging tot wat nieuw, vreemd en zelfs bizar is; het wil ook zeggen: idealisme, het minachten van de sociale anekdote, anti-naturalisme, de neiging uit het leven louter het karakteristieke te lichten, alleen aandacht te schenken aan de daad waarmee de ene mens zich van de ander onderscheidt. En ten slotte, wat de dichters betreft, schijnt het symbolisme verbonden te zijn met de vrije-versvorm.’ Na zijn onhandige schuiver met Le jou-jou patriotisme begon de Gourmont in 1895 een nieuw alledaags ‘engagement’ met artikelen die later gebundeld werden onder de titel Dialogues des amateurs sur les choses du temps en Epilogues. De serie loopt door tor 1913 en mondt dan uit in een nieuw drama, waarover later te spreken valt. In feite zijn de Dialogues oefeningen in ‘dissociatie’, waarover de Gourmont uitvoerig zal theoretiseren in zijn La culture des idées van 1900. Het moet gezegd worden dat de Gourmont in zijn dagelijkse ontboezemingen zijn afkomst niet onder stoelen of banken stak en hij ontkwam ook niet helemaal aan de verderfelijke lectuur uit zijn vaders boekenkast, namelijk die van theoretisanten als Chamberlain en Gobineau. Het was een tijdperk waarover iemand als Marcel Schwob in zijn pas later ontdekte krantebijdragen verstandiger taal liet horen. Allereerst was er natuurlijk de affaire-Dreyfus, waarover de auteur van de Dialogues en de Epilogues opvallend zwijgzaam is. Op een gegeven moment noemt hij het geval ‘een voorbeeld van religieus fanatisme, waarvan de psychologische achtergronden duister zijn’, terwijl hij enige tijd later opmerkt: ‘Die arme meneer Dreyfus! Om hem heen werd zo hard gevochten dat hij ten slotte zelf ging geloven dat het om hem ging.’ De Gourmonts nazaat Olivier Michel vertelde me dat zijn voorvader ‘natuurlijk antisemiet was, net als alle adel in die dagen, wat weer niet wilde zeggen dat hij geen joodse vrienden zou hebben gehad’. Het kenmerkende van deze korte kranteopstellen is, dat ze weer gebaseerd zijn op de theorieën van Schopenhauer over wat de mensen in beweging brengt. En ze sluiten herhaaldelijk aan bij de theorieën van een man als Gustave Le Bon (1841-1939), wiens naam bij mijn weten door de Gourmont nergens wordt genoemd. Le Bon had als eerste over massapsychologie nagedacht, nadat hij als ooggetuige had vastgesteld waartoe van huis uit normale mensen tijdens de commune van 1871 in staat waren. Het spreekt vanzelf dat de Gourmont zijn theorieën op geen enkele concrete ervaring kon stoelen. Heel wat van de Gourmonts bitsheden konden in een afzonderlijke verzameling worden opgenomen. Zo merkt hij ergens op: ‘De behoefte van de mens om er op los te slaan is zo sterk dat hij bij gebrek aan echte vijanden die in zijn directe omgeving kunstmatig oproept.’ In een ‘dissociatief’ terzijde over Jeanne d'Arc vraagt hij zich af: ‘Wat voor verband bestaat er eigenlijk tussen de maagdelijkheids-idee en vaderlandsliefde.’ Of: ‘Hoe komt het dat de heer Loti zo lang kon worden verward met een goed schrijver.’ En dan zijn politieke credo: ‘De revolutionaire socialisten hebben de hersens van een kind van dertien, want wie een beroep op egoïsme doet weet ook zeker dat hij antwoord krijgt (...) Mijn instinct is niet socialistisch: ik zal sterven te midden van de laatste verdedigers van de vrijheid.’ Dialogues en Epilogues hadden in hun dagen een groot succes. Twee jaar na de Gourmonts dood schrijft Ezra Pound zijn vriend William Carlos WilliamsGa naar eindnoot35. ‘Try de Gourmont's “Epilogue” (1895-1898)’ en de Epilogues legden ook de eerste band tussen de Gourmont en Paul Léautaud. De dagboeken van Léautaud vormen met de herinneringen van André Rouveyre de belangrijkste bron van informatie over de Gourmonts leven van alledag. Léautaud voelde zich aangetrokken | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tot de bitter-droge commentaren van de ‘grootste essayist van zijn tijd’ en als hij de Gourmont op 25 oktober 1897 voor het eerst in zijn dagboek noemt is dat om te melden dat hij hem via Vallette een idee voor een Epilogue heeft toegespeeld. De opmerking van de Gourmont die de meeste indruk op Léautaud maakte was dat je ‘makkelijk moet schrijven’ en dat je dat ‘uitsluitend voor je plezier moet doen’. In die dagen stond Léautaud nog onder de invloed van Marcel Schwob, die hij toen iedere dag op zijn kamer op het Ile Saint-Louis bezocht. Ook Schwob ging wel door voor de ‘grootste essayist van zijn dagen’ en iemand als Paul Valéry vond inderdaad ‘Schwob intelligenter dan de Gourmont en meer werkelijk onderlegd’. Valéry merkte tegenover zijn vriend Léautaud letterlijk op: ‘De Gourmont geeft dikwijls de indruk van een man die dingen pas kort weet’ en Léautaud voegt er in zijn dagboek aan toe: ‘Dat is waar.’ Na Schwobs dood in 1905 blijkt de auteur van Le petit ami zich meer op zijn gemak te voelen bij de Gourmont. Schwob was hooghartig en afstandelijk, de Gourmont spontaner, ‘maar zonder familiariteit’, en opener van geest, aldus Léautaud. Over elkaar deden de ‘grootste essayisten van hun tijd’ niet altijd even vriendelijk. En als de Gourmont loslaat - en Léautaud noteerde het in zijn dagboek - ‘Er komt altijd een moment waarop een jood vulgair wordt, dat hij afzakt’, voegt Léautaud er snel aan toe: ‘Bij Schwob was dat 't moment van zijn “Diurnales”.’Ga naar eindnoot36. De vreemde roman Le songe d'une femme uit 1899 is een van die illustraties van de stellingen van Foucault. En het ziet er in deze roman helemaal niet naar uit dat de auteur er vrolijker op geworden is sinds Berthe zijn ‘sokken stopt’. Een van de heren in het drama laat zich op een gegeven moment ontvallen: ‘Maar hoe zou ik me ooit helemaal aan je kunnen geven, lieve vriendin, iedere keer als ik er maar aan denk word ik al zo moe, dat ik er nooit de moed toe had.’ En een hoofdroldame merkt bits op: ‘Ik heb me mijn hele leven er op toegelegd niet van mijn man te houden. Alles wat in het leven gebeurt is toch maar slechte literatuur.’ Ondanks al deze uitzichtloosheid kruipt de adrenaline waar ze niet gaan kan: een van de heren krijgt een nachtmerrie en hij brengt daarvan aan zijn vriend verslag uit. Het verhaal dat dan volgt lijkt sprekend op een fantasme van Hans Bellmer, de geamputeerde-poppenfetisjist. De held wordt in zijn droom wakker in een harem, waar een wulpse schone uit India hem aankondigt dat ‘de bloemen weldra zullen opengaan’. Dan begint een angstaanjagend ballet van gedrochten die de vreemdste vormen aannemen, hoewel daarin altijd wel de resten van een aantrekkelijk vrouwelijk naakt herkenbaar blijven: ‘Verderop zie ik cacteeën, de stelen als benen bij de knie afgesneden als afgeknotte zuilen aan de onderkant van een buik. Rondkruipende buiken zijn behangen met kwasten, in de boomstronken vermoed ik een harteklop en dan zie ik kaalgeschoren hoofden, rond en halfroze en wit als van speenvarkens (...) Ik geef een trap tegen een rondkruipende buik als een meelzak, maar de buik springt op een afgeknotte zuil; bovenlijf en armen kleven aan zijn klamme vlees; de armen kiezen hoofd, ogen en mond (...) en dan komt het monster aanhalig op me af en houdt een toespraak: “herken je me niet, minnaar? Ik ben wat je liefhebt en wat je afzonderlijk hebt bemind. Wat doen onze vormen er toe? Wil je dat de benen armen worden en de armen benen? Hopla, daar is het al. Wil je de ogen aan het eind van de borsten, of frambozen als borsten in plaats van ogen? Hopla, daar is het al. Wil je, lieveling, dat de mond die met je praat van tussen mijn blanke dijen komt? Hopla, daar is het al. Of wil je dat mijn hoofd afdaalt tot op de hoogte van mijn buik en dat mijn buik mijn hoofd wordt? Hopla, daar is het al. Je ziet dat ik heel best kan praten en toch heb ik geen tanden. En ben ik er minder om? (...) Oh, wat ben ik knap. Want dat is voortaan de ware orde der dingen: de afwijking tot schoonheid verheven!”’
Na Le livre des masques met zijn programmatische inleiding uit 1896 volgden in dit spoor La culture des idées (1900), Le chemin de velours en Le problème du style, beide in 1902, Physique de l'amour in 1903 en vanaf datzelfde jaar de reeks Promenades littéraires, waarvan de publicatie pas in 1927 werd voltooid. Het is praktisch onmogelijk verslag te doen van alle theorieën en ideeën die de Gourmont in deze lange reeks opstellen ontwikkelde, waarbij nog | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Gourmonts etage 71 Rue des Saints-Pères17. Werkkamer
18. Cour
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Gourmonts etage 71 Rue des Saints-Pères19. Houtsneden overgenomen uit André Rouveyre's: Souvenirs de mon commerce, G. Crès, Paris 1921
20. Houtsneden overgenomen uit André Rouveyre's: Souvenirs de mon commerce, G. Crès, Paris 1921
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Familie en vrienden21. Broer Jean en vrouw Suzanne
(foto eigendom M. Jean de Gourmont, Villons les Buissons) 22. Tekening Henri de Groux t.o. titelpagina Le Fantôme (1893)
Onder: détail 23. Tekening Henri de Groux t.o. titelpagina Le Fantôme (1893)
Onder: détail | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Familie en vrienden24. Tekening de Groux in tekst Le Fantôme. (22, 23 en 24 zouden Berthe de Courriere voorstellen)
25. Paul Léautaud (l), André Rouveyre (r) en André Billy (midden) in Barbizon. (in: Paul Léautaud, textes et images réunis par Marie Dormoy, Mercure de France, Paris 1969)
26. Nathalie Barney, rond 1930. (t.o. titelpagina cat. ‘Autour de Nathalie Clifford Barney’, exp. in Bibliothèque Doucet, 1976.)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Gourmont als ‘artiste peintre’27. Houtsnede ‘Le sol se lève sur la montagne’. In L'Ymagier nr. 2, janvier 1895
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Gourmont als ‘artiste peintre’28. Aquarel ‘Paysage au bord de fleuve’, niet gesigneerd en niet gedateerd. ‘probablement une aquarelle de jeunesse exécutée en Normandie’ (cat. ‘Dessins d'Ecrivains Français du xixe Siècle’, Maison de Balzac 1984). (part. bezit)
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Publicaties29. L'Ymagier, een titelpagina
30. Imprimerie Gourmontienne, een titelpagina
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na het overlijden31. Rouwkaart familie (eig. M. Jean de Gourmont, Villons les Buissons)
32. Graf op Père Lachaise (eigen foto) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na het overlijden33. Buste de Gourmont in het park van Coutances (eigen foto)
34. Buste de Gourmont in het park van Coutances (eigen foto)
35. Herinneringsmedaille 1975 (60 jaar na overlijden), geslagen door de Munt van Parijs. (als onderdeel van serie ‘Normandische schrijvers’; eig. M. Jean de Gourmont, Villons les Buissons). Op achterzijde Nathalie Barney als ‘amazone’
36. Herinneringsmedaille 1975 (60 jaar na overlijden), geslagen door de Munt van Parijs. (als onderdeel van serie ‘Normandische schrijvers’; eig. M. Jean de Gourmont, Villons les Buissons). Op achterzijde Nathalie Barney als ‘amazone’
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Documenten37. Brief ‘samedi’, afgezonden uit de rue du Bac, dus de oudste
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Documenten38. Brief 26 juni 1892
39. Brief 26 nov. 1908
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Documenten40. Visitekaartje met doorgestreept: ‘de la Bibl. Nat.’, eveneens uit de rue du Bac. (37 t/m 40: originelen in bibl. van het Musée Maurice Denis in St. Germain-en-Laye)
41. Visitekaartje uit tijd rue des Saints-Pères. (eig. M. Jean de Gourmont, Villons les Buissons)
42. Houtsnede van RdG langs de Seinekaden
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kwam dat hij ook nog regelmatig van theorie en van idee veranderde. De stimulans die van deze opstellen uitging op de artistieke intelligentsia van zijn tijd was echter opvallend en in onze ogen alleen raadselachtig als we niet willen bedenken dat hetgeen de Gourmont uiteenzette toen nieuw was en nu gemeengoed (aldus Burne in zijn dissertatie). Behalve de buitenlandse invloeden die de Gourmont onderging waren er ook een aantal binnenlandse, met name was hij, behalve van Ribot, onder de indruk van het werk van de entomoloog Jean-Henri FabreGa naar eindnoot37. en de bioloog Quinton. Het dierenleven achtte de Gourmont de belangrijkste informatiebron over 's mensen gedrag en zo kwam hij in 1904 tot de oprichting van de ‘Revue des Idées’ samen met Quinton en Jules de Gaultier.Ga naar eindnoot38. Quinton ging van de stelling uit dat gewervelde dieren er toe neigen de lichaamstemperatuur die ze bij de schepping meekregen in alle omstandigheden te behouden. Dat pastte in de Gourmonts theorie van de ‘constante’. Die theorie van de constante werd ook met een zekere heftigheid aangehangen door Fabre, die schermde met zijn observaties van de sluipwesp, die zijn prooi - meestal een krekel - ‘instinctief’ drie gifinjecties toedient om hem te verlammen en de buit ‘vers’ te houden. Dit ‘weten’ van de sluipwesp berust volgens Fabre op een soort duistere inspiratie, waarbij niets te leren of te weten valt. Met deze stelling kwam Fabre in botsing met Darwin en zijn evolutieleer. Darwin zag, overigens even onverwachte als onverklaarbare, veranderingen die in algemeen filosofische zin in de term ‘transformisme’ gevangen worden, waarbij er van wordt uitgegaan dat deze onverklaarbare veranderingen zich in alle ‘soorten’ op aarde voordoen. De Gourmont bestreed dit even heftig als Fabre. Op zoek naar de wortels van ieder ‘idee’ werd de Gourmont een bewonderaar van Hippolyte Taine (1828-1893) en diens theorie dat culturele en sociale ontwikkelingen worden bepaald door ‘race, moment et milieu’. Aan ieder ‘idee’ ligt volgens Taine een ‘sensation’ ten grondslag en in feite is de mens niet meer dan een ‘sensibilité’ die, zoals ze tot uitdrukking komt in stijl, houding en besluitvorming, een onverbrekelijke eenheid vormt met de menselijke fysiologie, die weer onderworpen is aan de ‘tirannie van het zenuwstelsel’. In zijn La culture des idées stelde de Gourmont dat ‘bewustzijn weliswaar het principe is van de vrijheid, maar niet van de kunst’ en hij ging voort: ‘Je kunt niet echt naar een symfonie luisteren als je je er van bewust bent dat je luistert; en je denkt slecht als je weet dat je denkt: het bewust-zijn is niet “denken”. Het imaginatieve-intellectuele scheppen is niet los te zien van het onderbewuste.’ Bewustzijn is weliswaar het principe van vrijheid, maar de mens is in principe een automaat, aldus gaat de Gourmont verder en als je deze gedachtengang op de massa overbrengt komt daar iets buitengewoon naars uit voort: ‘Het bewustzijn is het erfgoed van het kleinst denkbare deel der mensheid, terwijl in een massa een mens uitzonderlijk automatisch wordt. Het instinct dat mensen in een massa tonen om dicht bij elkaar te zijn en op een gegeven ogenblik allemaal hetzelfde te doen getuigt van het ware kaliber van hun verstand. De bewust-levende mens die buiten de massa treedt houdt aan die ervaring de herinnering over van een drenkeling die net boven water komt. Onder dit geringe aantal uitverkorenenvan-het-bewustzijn moeten we dan weer de waarlijk superieure exemplaren uitzoeken die niet de leiders moeten zijn van de mensheid maar haar rechters.’ De stelling dat fysiologie het enig zinnige uitgangspunt is bij iedere discussie over ‘stijl’ wordt uitgewerkt in Le problème du style. Deze thematiek valt te vergelijken met de ‘vorm of vent’-controverse die Forum-schrijvers als Ter Braak en Du Perron bezighield. Voor de Gourmont was - in de woorden van Buffon - ‘de stijl de man zelf’ en hij citeerde nog Buffons stelling dat het onmogelijk is enige overdraagbare kennis te verzamelen anders dan door zelf te hebben ‘gezien’. ‘We schrijven evenzeer als we voelen met ons hele lichaam. Een schrijver mag als hij schrijft noch aan zijn leermeesters denken noch aan zijn eigen stijl. Als hij werkelijk kan “zien” en kan “voelen” dan heeft hij ook zeker wat uit te drukken, want stijl is niet anders dan voelen, zien en denken. Als Buffon zegt dat de stijl de man zelf is weet hij dat het zingen van een vogel wordt bepaald door de vorm van zijn bek, de plaatsing van zijn tong, de omvang van zijn borst en longen.’ En de Gourmont haalt in dit verband Taine aan die opmerkte dat een stijl niet iets is dat je uitkiest, maar dat wordt bepaald door je ‘hersens’. De Gourmont verbindt daar de conclusie aan dat er niet een ‘zus of zo kunst’ bestaat, maar dat het er louter om gaat of hersens | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
goed werken of slecht. In deze gedachtengang valt ook de Gourmonts ironiserende definitie van het symbolisme: ‘op het ogenblik zijn er twee klassen van schrijvers: zij die talent hebben en dat zijn de symbolisten en zij die het niet hebben: dat is de rest.’
In La culture des idées wordt het thema van de fysiologie als enig belangrijke bron van alle creativiteit uitvoerig uitgewerkt. Boeken van vroeger staan alleen nog overeind dank zij hun individualiteit, aldus de Gourmont, en niet om het verhaaltje ‘want in feite zijn er maar zesendertig thema's voor een roman en eigenlijk niet meer dan vier, terwijl alleen het thema van Daphnis en Chloé al rijkelijk voldoende zou zijn geweest’. De Gourmont weigert over schrijven dan ook te spreken als over een handwerk, want dat past in de rij van de schoenmaker en de timmerman. De vraag naar nut of noodzaak van spontaniteit bij het creëren heeft hele generaties beziggehouden en de meningen die de Gourmont daarover verkondigde werden met name door zijn bewonderaar T.S. Eliot in essays omspeeld. De fysiologische werking van het creatieve systeem kan ook kunstmatig worden opgewekt, aldus de Gourmont en hij wijst op het voorbeeld van Schiller (in Le chemin de velours), dat overigens en evengoed van toepassing is op de moderne reclametechnieken. In dit verband komt ook de essentiële aap uit de mouw van de onverbrekelijke keten kunst = mooi = vrouw, dat wil zeggen kunst is voor alle dingen een genitale prikkeling. De Gourmont haalt Schiller aan als het voorbeeld van iemand ‘bij wie de lucht van rotte appelen al sterke en onvermijdelijk-sexuele emoties oproept. Schiller had altijd een hele voorraad rotte appelen in de la van zijn werktafel liggen, maar omdat hij over een weerspannig doorgangsluik beschikte, waartegen het grootste deel van de emotionele stroom te pletter liep, maakte hij verzen in plaats van liefde, nadat hij de lucht van die rotte appelen opgesnoven had.’ En hoogst waarschijnlijk aan zichzelf denkend, voegde de Gourmont daar - bijna mompelend - aan toe: ‘verstand is een ongeval, genialiteit een catastrofe.’ Toch moet deze boutade serieuzer worden genomen dan zij eruitziet, want de Gourmont geloofde hartstochtelijk in een intellectuele hiërarchie die nauw zou samenhangen met de gradatie waarin iemand voor emoties openstaat: ‘Natuurlijk staat iedereen wel ergens voor open en dat is het belangrijkste. Tenslotte zijn er ook mensen die oog in oog met een stuk omhoogstekend schroot als de Eiffeltoren of soortgelijke prullaria nog lyrisch worden.’
Het was Paul Léautaud geweest die hem had ingewijd in de wereld van Stendhal en zoals dat dikwijls met zijn enthousiasmes ging, wist de Gourmont daarna van geen ophouden meer. Van alles wat hij van Stendhal onder ogen kreeg ging hem natuurlijk het meest De l'amour ter harte. Hij citeert herhaaldelijk Stendhals: ‘Schoonheid is een belofte tot geluk’ en borduurt daar op voort met te stellen dat deze ‘schoonheid’ tot alles werd wat ‘voor de mens de belofte inhoudt tot de realisatie van zijn steeds talrijker en steeds ingewikkelder wensen, net zo goed als het ten grondslag ligt aan de verschrikkelijkste en bloedigste emoties’. In Schopenhauers visie, door de ogen van de Gourmont, had al deze opwinding maar één enkel doel: het behoud en het voortbestaan van de soort. Toch hoeft er natuurlijk niet altijd bloed te vloeien en zolang dat niet gebeurt, en we blijven bij een meer bedwongen schoonheidsbeleving, ‘kun je bijvoorbeeld een landschap heel goed beschrijven in termen die evengoed van toepassing zijn op de schoonheid van een vrouw. Schoonheid is namelijk dermate sensueel dat de enige kunstwerken waarover geen verschil van mening bestaat eenvoudig het menselijk lichaam in zijn naaktheid uitbeelden. Dit intieme samengaan van kunst en liefde is de enige verklaring die er aan kunst te geven valt. Alle emoties, van welke aard of intensiteit ook, werken min of meer op het genitale zenuwstelsel.’ De kwestie kunst = mooi = vrouw komt ook aan de orde in de Gourmonts beroemde dissociatie-theorie, die ook in La culture des idées te vinden is. Deze theorie heeft als uitgangspunt dat ieder ‘idee’ zo goed als altijd ‘een versleten beeld’ is. Toen er voor het eerst over de ‘mond van een kanon’ werd gesproken, leverde dat wellicht protesten op, maar nu weet niemand beter of een kanon heeft een ‘mond’. De meeste waarheden gaande wereld rond als gemeenplaatsen, dat zijn associaties van ideeën waaraan niemand durft te tornen. Een groot aantal van deze gemeenplaatsen heeft een historische achtergrond, aldus de Gourmont. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee ideeën verenigden zich onder de invloed van de gebeurtenissen, zoals bijvoorbeeld de opvatting Byzantium = decadentie. Deze gemeenplaats komt uit een christelijke koker, aldus de Gourmont, en ze werd door GibbonGa naar eindnoot39. nog eens extra aangedikt, terwijl ze door Gaston ParisGa naar eindnoot40. ten slotte ontzenuwd werd. De meeste ‘waarheden’ zijn niet anders dan vooroordelen, zo gaat de dissociatie-theorie voort. Zo is er bijvoorbeeld het sociale instinct dat zich verzet tegen het individuele instinct met het gevolg dat gemeenschappen een moraal prediken die ieder van zijn leden op zich veroordeelt, maar die door ‘de zinloze, overjarige en tirannieke kudde grotendeels wordt gevolgd’. Dit verschijnsel doet zich met name voor bij de christelijke sexuele moraal, die gebaseerd is op de associatie van het idee ‘vleselijke liefde’ en het idee der voortplanting. Hoe minder kinderen men verwekt - aldus de Gourmont - hoe intelligenter moeder en vader hebben weten te ‘dissociëren’. En hij gaat voort: ‘Het christendom - en onze burgerlijke wetgeving is niet anders dan een parodie op religieuze wetten binnen een essentieel-christelijke beschaving - heeft op zijn beurt groot succes geoogst met de dissociatie van de idee: liefde = lichamelijk plezier. Het heeft het idee van de vriendschap losgekoppeld van het idee van de vleselijke lust. Dat is de ideale toestand van de menselijke genegenheden en in feite de eerste fase van het ascetisme, dat men op zijn beurt zou kunnen definiëren als de toestand waarin alle ideeën gedissocieerd zijn.’ Zoals de Gourmont het hier stelt had Foucault hem niet kunnen verbeteren.
In La culture des idées stelt de Gourmont nog dat christelijke kunst geen kunst is, omdat het evangelische christendom in principe gekant is tegen iedere uitbeelding van wat mooi is, of het nu gaat om het menselijk lichaam dan wel om de rest van de natuur. En het gaat de Gourmont dan vooral om het protestantisme, dat hij haat. Het katholicisme is namelijk een ‘verheidenst’ christendom, dat wil zeggen het is mystiek en sensueel en bevredigt daarom gevoel en verstand. Er is dan ook wél sprake van een katholieke kunst. In zijn brieven vanuit Nederland aan zijn vriend Barbé had de Gourmont al afgegeven op de Rotterdamse St. Laurenskerk en in dit opstel in La culture des idées komt die gramschap weer aan de orde. In die brief had hij opgemerkt: ‘Ik herinner me niet zonder emotie te hebben kunnen zien wat de calvinisten in Holland met hun kathedralen hebben gedaan. Iedereen die de St. Laurenskerk heeft gezien weet dat het christendom, zodra het pretendeert terug te gaan tot de evangelische eenvoud, zich niet in soberheid vermijdt, maar in banaliteit.’ Vanzelfsprekend verwerpt de Gourmont ook de cisterciënzer kloosters, ‘die worden gekenmerkt door een bijna naargeestige naaktheid’. En hij steekt de loftrompet over Chateaubriand, die (in Le génie du chrirtianisme) in één klap het katholicisme, de middeleeuwen en de traditie heeft teruggevonden: ‘heel onze eeuw wordt door dit grote literaire feit beheerst.’ Overigens vindt de Gourmont nog een dissociatie binnen zijn eigen gedachtengang, als hij achter de trits kunst = mooi = harmonie = logica = plezier = vrouw plotseling een vraagteken zet en opmerkt: ‘Maar is de vrouw wel zoveel mooier dan de man?’ En hij gaat voort: ‘Het idee vrouw = mooi weerstaat zo weinig de kritiek, dat we moeten besluiten tot een sexuele illusie.’ Eén ding is evenwel zeker, aldus de Gourmont en dat is dat kunst = nuttig op onzin berust. Hij gaat voort: ‘Opnieuw is het idee kunst bevlekt met het idee van het nut, door zedenprekers ook wel met “sociaal” omschreven. Het wordt ook geassocieerd met “democratisch” wat een ontkenning inhoudt van zijn voornaamste functie: een kunstwerk richt zich louter op het esthetisch gevoel en op niets anders; wat het nog meer te vertellen zou hebben loont niet de moeite om te worden aangehoord.’
Tot slot van deze gang door de ideeën in La culture des idées een raad, die de Gourmont aan jonge schrijvers geeft als ze vlug beroemd willen zijn, een soort kookrecept voor mandarijnen op zwavelzuur: ‘Verbreid met gulle hand onder al uw vrienden en vakgenoten en alle schrijvers in het algemeen de meest vuige laster en de vreselijkste verhalen. Probeer hen te raken in hun werk, hun gezin en hun gezondheid en u zult doorgaan voor een welingelicht en geestig mens. Bovendien zullen er journalisten bij u komen, wat altijd goed is, want publiciteit wordt gemaakt net als onweer, dat wil zeggen uit de vermenigvuldiging van kleine echo's die eindeloos tegen elkaar aanbotsen en aanbolderen.’ Het lijkt me niet dat de Gourmont zich om | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
journalisten of publiciteit bekommerd zal hebben. Hij had met een lange reeks van verbazingwekkende opstellen het hoogtepunt van zijn kunnen bereikt en hetgeen hij geschreven had werd in vele talen vertaald. Vooral in Zuid-Amerika was de belangstelling voor zijn werk opvallend groot, maar hij werd ook tot in Italië, Oostenrijk en Rusland gepubliceerd. Om nog niet te spreken over de activiteiten van zijn vrienden Pound, Aldington, Eliot en Huxley die zijn faam verbreidden in de Verenigde Staten en in Engeland. Het lijkt wel of de ongebreidelde vrijheid waarmee de Gourmont geestelijk van de hak op de tak sprong, en zich letterlijk overal mee bemoeide, in het buitenland meer werd geaccepteerd dan aan het thuisfront. De Gourmonts trouwe bewonderaar Léautaud kon zijn ergernis over de grote meester in zijn dagboek soms niet onderdrukken en zo vermeldt hij met een zekere hartstocht het woord van zijn medewerker Ad van Bever op de Mercure, die eens opmerkte - maar hij had het de Gourmont recht in zijn gezicht gezegd -: ‘U bent net als die Normandiërs die een touw langs de weg vinden en het dan meenemen tegelijk met de koe die er aan vastzit en als je daar dan wat van zegt krijg je ten antwoord: is er wat tegen als ik dat touw meeneem en kan ik het helpen dat er een koe aan vastzit?’ De Gourmont heeft zich nu ‘in de wereld van de geest’ comfortabel geïnstalleerd, terwijl de realiteit zich beperkt tot zijn dagelijkse gang naar de Mercure en de bezoeken aan de bouquinistes. Daar - bij de boekenstalletjes langs de Seine - scheerde hij soms rakelings langs een andere adept: Marcel Schwob met zijn hond Flossie. Met elkaar spreken deden ze nooit, aldus André Rouveyre in zijn herinneringen. Thuisgekomen stommelde de Gourmont naar de zevende etage onder de dakpannen, waarbij hij langs de voordeur van Berthe kwam, die altijd dreigend door een klein luikje keek als er stappen omhoog gingen. De met boeken volgepropte kamer van Rémy benam de bezoekers de adem en de curieuze ‘baron’ Mollet, de trouwe vriend van Apollinaire, om een speciale reden. Mollet schreef later dat hij het nooit langer dan tien minuten daarboven uithield, door de stank die er hing. Iedereen was het er inderdaad over eens dat er meestal een niet geleegde pispot op een van de kasten stond. De meester zelf was in een soort monniksgewaad gestoken en hij droeg een vreemd kalotje, dat de bizarrerie van zijn door de facies leontina geschonden gezicht nog verhoogde. Léautaud meldde met ontzag dat de Gourmont ieder willekeurig stuk op ieder gewenst moment kon onderbreken, om een meeslepende monoloog aan te vangen over iets geheel anders, om vervolgens het artikel te hervatten. De Gourmont was bezeten van de studie van het woord. Op zich zijn woorden klanken zonder waarde, zo vond hij, maar de geest laadt ze op en geeft ze een betekenis. De mooiste beelden liggen opgesloten binnen de woorden van alledag en ik vind ook helemaal niet - zo schreef hij in La culture des idées - ‘dat je zo iets als “zij huilde bittere tranen” als een cliché moet zien, want tranen kunnen net zo goed bitter zijn als zoet’. Woorden, metaforen, dissociaties: ze hielden hem eindeloos bezig. ‘Homerus kende geen metaforen,’ zo merkte hij op, ‘en de stijl van de Ilias, ligt dan ook heel ver van ons af. Zoals de Grieken hele rijen zuilen nodig hadden om het dak van hun tempel te stutten, hadden ze ook reeksen woorden nodig waarvoor later de metafoor in de plaats kwam, net als de spitsboog die voortaan de daken van de kathedralen steunde. Je kunt Homerus dan ook letterlijk illustreren, terwijl het illustreren van bijvoorbeeld Flaubert zou neerkomen op dom verraad’ (want teken maar eens ‘de mond van een kanon’). In L'Esthétique de la langue françaùe stelt de Gourmont dat ‘in de Europese talen bijna alle woorden metaforen zijn’ en hij besteedt dan een hoofdstuk aan de namen van planten en vogels. Als voorbeeld geeft hij onder andere de vogelnaam ‘roitelet’ en plaatst er de andere Europese benamingen naast. Het Nederlandse equivalent is dan in zijn ogen iets wat hij spelt als ‘konidgje’. Mijn eenvoudige Herkenrath-Dory geeft voor ‘roitelet’ echter ‘goudhaantje’, terwijl ‘roitelet’ de geheel andere betekenis heeft van ‘koninkje’ in de zin van ‘potentaatje’. Een blunder van andere aard maakte de Gourmont in L'Esthétique toen hij doodleuk uitlegde dat ‘tweetalige volkeren altijd inferieure volkeren zijn’. Biograaf Uitti doet zijn best uit te leggen dat dit als een lamentabele vergissing moet worden beschouwd en hij wijst er op dat dit ‘napraten van Gobineau en Chamberlain een van de heel zeldzame gevallen was dat de Gourmont zich beet liet nemen door de vooroordelen die in zijn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijd werden verspreid’. Veel meerdan op Le problème du style is op het te haastig geconcipieerde L'Esthétique de la langue française en op Le latin mystique de anekdote van het touw en de koe van toepassing. Met enthousiasme en een ‘superieure geest’ alleen valt tegen de wetenschap niet altijd op te tornen. Wat niet wegnam dat het boek over de taal toch succes had. In ieder geval had de Gourmont zijn aanhang weer aan het denken gezet. Naarmate de Gourmont door zijn verergerend stotteren steeds meer bij het spreken gehinderd werd, nam zijn literaire produktie toe, zo werd in zijn omgeving wel beweerd. In ieder geval was Physique de l'amour, essai sur l'instinct sexuel (1903) weer zo'n boek dat je alleen maar kon samenstellen als je dag en nacht in je kamer zat en daarenboven nog gefascineerd was door de bij jezelf fout gelopen sexualiteit. Mario Praz geeft een goede karakteristiek van het boek als hij zegt dat de Gourmont aan de hand van de dierenwereld probeert aan te tonen dat de sexuele praktijken die door de mens pervers gevonden worden in de wereld der insecten de gewoonste zaak van de wereld zijn, terwijl in de dierenwereld bovendien alles neerkomt op diefstal en doodslag, wat we dus ook als normaal dienen te aanvaarden. De wellust waarmee de Gourmont in Physique de l'amour het krankzinnigste gedrag van allerlei spinnen en mieren met een soort stoere jongensernst beschrijft lijkt wel een beetje op hard zingen in het donker. Wetenschappelijk zal er aan het boek ook wel een en ander niet kloppen, wat de adepten van de Gourmont niet konden controleren, maar daar ging het niet om. Alle theorieën van Schopenhauer, Ribot, Quinton en de door de Gourmont hogelijk bewonderde Jean-Henri Fabre - die in 1901 zijn befaamde Souvenirs entomologiques had afgesloten - paraderen er voorbij, terwijl Darwin met zijn transformatieleer voor een zachtaardige gek wordt versleten. Als er in de dierenwereld geen evolutie is, is die er in de mensenwereld ook niet, want de mens is op zijn beurt ook een dier, aldus de Gourmont. In een telefoongesprek vertelde de Nederlandse herpetoloog Dick Hillenius (die even boeiend schrijft als J.-H. Fabre) me overigens iets dat een heleboel dingen duidelijker maakt. Hij legde me uit dat niet minder dan vijfennegentig procent van alle levendewezens uit insecten bestaat, terwijl de evolutie-kwestie zich voornamelijk voordoet bij zoog dieren en andere gewervelde dieren, die zich veel beter en sneller aanpassen dan insecten. Wat zijn insecten betreft had Fabre dus wel gelijk, al kon je daar geen algemeen geldende theorie op bouwen. Dat wist de Gourmont niet en hij kon zich dan ook nog (vergeefs) moed inspreken door in Physique de l'amour te stellen dat ‘desuperioriteit van de mens alleen ligt in de immense verscheidenheid aan houdingen die hij - met name in de mimiek - kan aannemen, terwijl ook bij de mens in zijn diepgewortelde dierlijkheid alles draait om copuleren, bevruchten en leggen’. Physique de l'amour is een grappig boek en het werd door Ezra Pound in het Engels vertaald.
De roman Un coeur virginal uit 1907 herinnert zowel aan J.-H. Fabre als aan Physique de l'amour als de Gourmont het doek laat opgaan voor een idyllische scène waarin een meisje in een beek haar bramehanden wast en haar minnaar quasi-onschuldig over een margriet gebogen staat ‘waarop twee scharlakenrode insecten in nauwe vereniging te zamen niet meer waren dan één’. Het mannetje was bezig ‘de bewegingloze hals van het wijfje met zijn spitse snuit wellustig vol te pompen’. En dan gaat het voort: ‘Monsieur Hervart had er best bij willen blijven tot dit hartstochtelijk onderhoud achter de rug was, maar dat kon nog wel uren duren. Hij verloor de moed.’ Het thema van deze roman vinden we ook terug in een van de Promenades littéraires, waar de Gourmont zuiver ‘dissociatief’ opmerkt: ‘Het is een bizar idee dat bij de mens de jeugdige wijfjes gezegend zouden zijn met alle deugden, terwijl de jongelieden voortdurend in een toestand van onreinheid zouden verkeren. Het zou interessant zijn de oorsprong van die opvatting na te gaan. Het moet iets van de laatste honderd jaar zijn, want op geen enkel ander moment in de achter ons liggende eeuwen zou iemand van een dergelijk soort duivelse maagden de dupe geworden zijn.’ Dokter Voivenel ontleedt de hoofdpersoon Hervart als een van die mannen ‘bij wie de sexualiteit zich met groot gemak sublimeert’. Hervart is inderdaad al lang blij als het huwelijk met het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meisje met de bramehanden niet door hoeft te gaan. Het blijft bij hem (in de woorden van Voivenel) ‘een abstractie die de liefde tot een obsessie maakt’. Paul Léautaud noteerde op 26 januari 1908 in zijn dagboek een bezoek aan de Gourmont, die hem vertelt regelmatig bezoek te krijgen van een vrouw die Un coeur virginal gelezen had. Soms loopt ze met hem mee tot aan de Mercure en op een gegeven ogenblik had ze gezegd: ‘Van de zomer kom ik bij je en dan zal ik me uitkleden.’ De reactie van de Gourmont achtte Léautaud tekenend: hij meende dat de vrouw ‘hysterisch’ was. En Léautaud meent dat zijn vriend op een vrouw wel een perverse aantrekkingskracht moet uitoefenen ‘met zijn gezicht dat voor de meeste mensen verschrikkelijk is om aan te zien.’ In deze zelfde periode valt de voor de buitenwereld onduidelijk gebleven relatie tussen de Gourmont en een zekere Georgette Avril, die op de hoek van de rue de la Serpente en de Boulevard Saint-Michel woonde. De literatuur-historicus Garnet Rees probeerde voor zijn dissertatieGa naar eindnoot41. meer te weten te komen, maar hij kwam niet verder dan een brief van Rémy aan Georgette, die hij ‘van een oude dame had gekocht’ (Léautaud citeert er de raadselachtige frase uit: ‘Mannen kunnen alleen bij vrouwen hun egoïsme bevredigen. Wees egoïstisch. Adieu zwaluw! Ik noem u zwaluw omdat dat een wilde vogel is’). De enige reden waarom het oprakelen van deze historie de moeite waard is ligt in de opmerking van Léautaud: ‘het zijn heel andere brieven dan die aan Sixtine en de Amazone, misschien had de Gourmont met deze Georgette wel een echte menselijke liefde, gewoon zoals die tussen iedere willekeurige man en vrouw.’ Dat was het drama. Mijn vriend Olivier Michel bezit een brief van de Gourmont aan een ‘onbekende’, waarbij het bijna zeker om Georgette gaat. Deze brief eindigt met de (voor de Gourmont) historische woorden: ‘Mapoupée, jet'adore.’ Berthe wist van de relatie en was eerst razend en het is vreemd dat zijn beste vrienden, zoals Léautaud, nooit de Gourmont op de man af gevraagd hebben hoe dat met die Georgette nu eigenlijk zat. Te meer waar de Gourmont zelf ‘over vrouwen sprak’. Zo meldt Léautaud dat hij tijdens de zondagse bezoeken ‘graag obscene verhalen voorleest’, wat Léautaud dan weer in niet geringe mate geneerde. De eerste ‘serie’ Promenades littéraires verscheen in 1904, de laatste in 1927, lang na de Gourmonts dood. Ze vormen - met de Promenades philosophiques de hoekstenen van zijn oeuvre. In 1963 werd door de Mercure een driedelige bloemlezing van de Promenades littéraires uitgegeven, waarin de opstellen niet langer zijn afgedrukt in volgorde van verschijnen, maar in chronologie met de bestudeerde periode. Zo ontstond een hoogst eigen literatuurhistorie, van Abélard tot Verlaine. Zijn promenades noemde de Gourmont zonder enige terughoudendheid ‘herscheppingen’. Wat hem aan een auteur interesseerde was namelijk minder het verhaal dan de achterliggende idee, dat wil zeggen de ‘sensation’ die de auteur had weten op te roepen. De Gourmont kwam daarmee onvermijdelijk in het vaarwater van Sainte-Beuve,Ga naar eindnoot42. die grote waarde hechtte aan biografische gegevens in de trant van Taine en diens ‘race, moment et milieu’. De Gourmont kon bij dit alles trouw blijven aan zijn opvatting dat de wereld is wat we ons er zelf van voorstellen. Voor de Gourmont ging het er altijd om zichzelf te projecteren, eventueel in reactie op de ‘sensation’ die een ander (dat wil zeggen de stijl van de ander, dat was ‘diens superieurste persoonlijkheid verwoord’) in hem opgeroepen had. Hiermee kreeg hij het aan de stok met Eliot, die er van uit ging dat kunstcritici zich niet als would-be kunstenaars dienen te gedragen, en werd hij bijvoorbeeld gesteund door Middleton MurrayGa naar eindnoot43. die in een eigen The Problem of Style het voetspoor van de Franse meester volgde. En natuurlijk was het waar wat de Gourmont opmerkte. Ook de Promenades littéraires zijn na tachtig jaar nog heel goed leesbaar, niet om het verhaaltje, maar om het authentieke geluid van de ‘stijl die de man zelf was’. Van zijn min of meer aforistische terzijdes kon een boekje worden gevuld. Aan het eind van dit opstel wordt er een kleine keus uit afgedrukt.
In de jaren van de Promenades littéraires gaat het met de gezondheid van de Gourmont hard achteruit, hoewel de kluizenaar van de rue des Saints-Pères dan toch pas een midden-veertiger is. Deze aftakeling wordt in een mengsel van zakelijkheid en ontroering beschreven door Voivenel, terwijl Rouveyre het later allemaal opschreef in zijn Souvenirs de mon commerce en Le reclus et le retors. De voornaamste bron was altijd Paul Léautaud, hoe- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel diens bezoeken aan de Gourmont verminderden en ten slotte geheel ophielden nadat Léautaud in 1911 naar Fontenay-aux-Roses was verhuisd. Het was in die periode dat Rouveyre de plaats van vriend en verslaggever overnam. Voivenel meldt in die jaren ‘twee periodes van sexueel misbruik’ bij de Gourmont: de eerste in 1908 werd afgestraft met twee lichte aanvallen van apoplexie die hem hinderden bij het spreken, maar daarvan merkte niemand wat omdat hij toch al stotterde; en een tweede in 1913, die Voivenel minzaam als ‘het avondrood’ aanduidt. Over de aard van dit ‘sexueee misbruik’ worden geen mededelingen gedaan, waarbij niet uit het oog moet worden verloren dat Voivenel tot het kamp hoorde van degenen die meenden dat de Gourmont impotent moet zijn geweest. De schrijver van Un coeur virginal had inmiddels het loopje ontwikkeld van een motorisch gestoorde dansleraar en Rouveyre geeft in Le reclus et le retors - na een briljante beschrijving van de tango - een indringend en gedetailleerd beeld van de vreemde manier waarop de Gourmont zijn ledematen - van het lichaam vervreemd net als in Le songe d'une femme - een voor een en na lang overwegen met grote onhandigheid in beweging bracht. Rouveyre was berucht om zijn wrede karikaturen, maar wat hij in Le reclus et le retors over de relatie tussen de Gourmont en Nathalie Barney - alias de Amazone - opmerkt is wreed uit emotionele betrokkenheid. Na een vruchtbaar leven als criticus en schrijver - zo ongeveer schrijft Rouveyre - stortte de Gourmont zich ten slotte in de schoot van een laatste hersenschim, van een frigide vrouw die zich het initiatief nooit liet ontnemen en die er allereerst op uit was zichzelf te vermaken. En daar lag de meester dan en brabbelde er als een drenkeling dement op los over zijn verscheurde en kinderachtige sentimenten. Hij was toen precies geworden zoals hij zelf ooit Don Juan beschreef: een lege geest, een dode menselijke cocon, almaar zeurend over zijn ‘geheim’. Over Nathalie Barney is waarschijnlijk meer geschreven dan over de meeste andere figuren in het leven van de Gourmont, en grotendeels op basis van die Lettres à l'Amazone, die Barney de bijnaam gaven waarmee ze de geschiedenis inging. Toch was de relatie tussen Barney en de Gourmont maar van betrekkelijk korte duur. Barney was in 1876 in de staat Ohio geboren en ze kwam voor het eerst naar Europa in het kielzog van haar rijke familie en in de beste traditie van Henry James. Tijdens een rit door het Bois de Boulogne viel haar oog op de magnifieke Liane de Pougy, voor wie ze in hete liefde ontbrandde. Liane echter verdiende haar geld met de liefde en zelfs een Barney zag geen kans haar deze zelf opgelegde dag- en nachttaak uit het hoofd te praten. Liane de Pougy eindigde als non. Barney had zich inmiddels geïnstalleerd in de rue Jacob, waar de paarden in de tuin werden gestald voordat ze als een der eerste Parijzenaars een auto had en er was een ‘Temple d'Amour’ uit het begin van de vorige eeuw, hoewel de liefde doorgaans in het statige hoofdgebouw werd bedreven. Huis, tuin en tempel zijn nu eigendom van de vroegere eerste-minister Michel Debré. Een van de Amerikaanse dames rond Barney in die dagen was Janet Flanner, die over haar in de New Yorker schreef: ‘She was a perfect example of an enchanted person not to write about.’ Dat werd toch gedaan door Jean Chalon, die alleen een zeer oude vrouw in de herinnering achterliet.Ga naar eindnoot44. Als in 1909 Renée Vivien overlijdt, die ook wel ‘de dochter van Sappho en Baudelaire’ werd genoemd, blijft Sappho-Barney in grote smart achter. Ze zet die om in een dichtbundel, waarmee ze naar de uitgever Edouard Champion gaat, die hem doorstuurt naar de Gourmont die weer Barney bij zich op zijn kamertje vraagt. Beiden stonden ze open voor nieuwe ‘avonturen van de geest’. De Gourmont was verpletterd van opwinding dat een zo mooie vrouw van hem wilde houden, Barney vermaakte zich voornamelijk met het gebruikelijke bijprodukt van de Gourmonts opwinding, namelijk zijn erudiet-artistieke babbel. Voor de Gourmont begon - met Berthe haar tijd verbeidend achter het luikje op de trap - een periode van gemaskerde nachtfeesten en dure cadeaus, van ritten door het Bois en boottochten op de Seine. Hij werd een regelmatige gast in Barney's ‘salon’, waar hij meteen in de diepste fauteuil plofte, terwijl Rouveyre met de gastvrouw de tango danste. Heel wat elegante gasten gingen de crapaud met de geschonden schrijver uit de weg, maar het is de vraag of de Gourmont dat zag. Ondanks deze regelmatige ontmoetingen ontstond er een briefwisseling op dubbel niveau. Er waren de Lettres intimes à l'Amazone die pas in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1926 werden uitgegeven. Daarvan zei Barney tegen Chalon dat ze maar beter ongelezen konden blijven omdat de Gourmont er alleen over zijn griepjes sprak. En er kwamen de Lettres à l'Amazone in de beste traditie van de ‘sixtijnse’ tijd. Deze Lettres zijn geen openbaring voor de trouwe lezer van de Gourmont, die zich door het voornaamste deel van zijn oeuvre heeft heengewerkt. Het vreemde is alleen dat dit soort literatuur tussen januari 1912 en oktober 1913 nog kon, in de dagen waarin Apollinaire's Chanson du mal-aimé in de goede kringen al furore had gemaakt. De Gourmonts beide vrienden Léautaud en Rouveyre doen uiterst bitter over de Lettres à l'Amazone. Voivenel heeft een laatste en doeltreffend woord. Rouveyre wijst op de ‘fysiologisch volmaakte onverschilligheid van het spel’. Léautaud roept in zijn dagboek uit: ‘Ik lach de Gourmont in zijn gezicht uit om die brieven. Laten we hopen dat ik nooit zo'n toon zal aanslaan in de trant van “O lieve vriendin... o lieve vriendin...”’Ga naar eindnoot45. Léautaud maakt zich dan nog vrolijk over een opmerking in een van de Lettres à l'Amazone waarin de Gourmont bekent dat hij ‘distels uit haar hand zou willen eten’. Terecht herinnert Léautaud dan aan een dergelijke zieke passage in een liefdesbrief van Marcel Schwob aan Marguerite Moreno, waarin hij in de vorm van een eenzijdig contract vermeldt: ‘Je suis entièrement à la discrétion de Madame Moréno et elle peut faire de moi tout ce qui lui plaira, même me tuer.’ T.S. Eliot koos als motto voor zijn opstel The perfect criticGa naar eindnoot46. uit een van de brieven aan de Amazone de zin: ‘Eriger en lois ses expressions personnelles, c'est le grand effort d'un homme s'il est sincère.’ Dokter Voivenel had de wijze opmerking: ‘Als de amazone geen amazone was geweest was het spel voor de Gourmont al gauw uit geweest. Want stel je eens voor dat Barney zijn woorden serieus genomen had! Gelukkige Gourmont, gelukkige amazone! Wie van de twee was nu echt de kat en wie de muis?’ In zijn bescheiden memoires vertelt William Carlos WilliamsGa naar eindnoot47. over zijn bezoek aan Barney's ‘salon’. Er is geen aanduiding van tijd, maar het moet in 1924 zijn geweest, toen Carlos Williams in Europa was. Hij is er met Pound en zegt dan: ‘It appears that there still existed a shred, a remnant of Rémy de Gourmont's (badly accoutered) old “salon” (...) presided over by a certain hardy character named Nathalie Clifford Barney (...) Ezra Pound was full of homage for Nathalie Barney, “l'Amazone” as she was called at one time (...) She was extremely gracious and no fool to be sure (...) I admired her and her lovely garden, well kept, her laughing doves, her Japanese servants. There were officers wearing red buttons in their lapels there and women of all descriptions (...) I went out and stood up to take a good piss.’ Als de Gourmont in 1915 overlijdt is Barney niet bij de begrafenis en ze is er evenmin bij als later het borstbeeld in Coutances wordt onthuld. De amazone heeft een nieuw slachtoffer gevonden in Romaine Brooks, die ze pas na de Tweede Wereldoorlog inruilt voor een tachtigjarig vrouwtje dat ze in een Parijs park op een bank heeft zien zitten. ‘De arme Gourmont heeft nooit geweten hoezeer ik echt een amazone was’ merkte Barney eens op, die zelf kennelijk nooit begrepen had hoezeer de Gourmont verliefd op haar was geweest. Daarvoor had hij zich te drukdoenerig in mooie woorden weten te wikkelen. Als jonge tijgerkat begonnen, eindigde Barney als vermoeide walrus en ze overleed toen ze zesennegentig was, in 1972. Het is dan toch een schok op haar grafsteen als enige tekst te lezen: ‘l'Amazone de Rémy de Gourmont’. De twee boeken waarmee de Gourmont buiten zijn eigen directe kring enige bekendheid verwierf waren de Lettres à l'Amazone en een ‘roman’ uit 1906: Une nuit au Luxembourg. En ze werden beide afwisselend bewierookt en bespot. Une nuit opent als een thriller van Agatha Christie, maar verandert al snel van vorm en wordt dan een vehikel voor het transport van een aantal bittere aforismen die geïnspireerd zijn op Epicurus en Schopenhauer. De held van het verhaal ontmoet tijdens een nachtelijke wandeling in de tuinen van het Luxembourg (waar de hoertjes voor de Gourmont op de vlucht sloegen) een drietal beeldschone godinnen en een niet nader benoemde ‘Hij’. De held wordt op een der godinnen verliefd, welke liefde beantwoord wordt (!), terwijl de ‘Hij’ losbarst in een onstuitbare reeks wijsgerigheden, waaruit ook weer een kleine bloemlezing samen te stellen zou zijn. Hier zijn er een paar: - De evangeliën: wat een opgang maakten die | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrome dromerijen van een handvol en door dolgedraaide profeten in de war geraakte joden. - Misschien zullen de mensen wel nooit genezen van de wond die het christendom hen heeft toegebracht. - Het idee van de onsterfelijkheid was ongetwijfeld het klapstuk van alle kerkelijke bedenksels. - De martelaar is een stijfkop. Hij had ongelijk want hij was overwonnen. De dood die hem bedreigde had hem wijzer moeten maken. Vooral onder de Amerikaans-Engelse aanhang had Une nuit au Luxembourg groot succes. Richard Aldington noemde het ‘een heidense versie van het christendom die Voltaire's pruik recht overeind had doen staan en die, behalve in de verdraagzame periode van de Derde Republiek, op de gevangenis of de brandstapel zou zijn uitgedraaid’. Zelfs Léautaud had er een goed woord voor over toen hij in zijn dagboek schreef: ‘Vanavond heb ik “Une nuit” gelezen en wat is dat een vreemd, mysterieus, wellustig en verwarrend boek. Op iedere bladzij is het vol van de emoties die hem alleen eigen zijn (...) Je krijgt de indruk van een kuis mens die er plezier in heeft geile beelden op te roepen.’ Biograaf Uitti is minder enthousiast en spreekt van een ‘shockerende dorheid’.
Facies leontina, zieke nieren en sclerose brachten het einde nader. Toen in augustus 1914 de wereldoorlog uitbrak was de Gourmont geestelijk uitgeblust. Hij was naar Coutances gereisd om er uit te rusten, maar verviel meteen in een bodemloze somberheid. De geestesverwarring ook onder de schrijvers bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog is geloof ik nooit beschreven. Voor een aantal onder de ouderen stonden de ‘Pruisen’ voor de tweede maal voor de deur en dat na al het hartverscheurende zelfonderzoek dat de Fransen na de debâcle van 1871 - en het verlies van Elzas en Lotharingen - al achter de rug hadden. De Mercure de France en zijn tegenpool, de Nouvelle Revue Française staakten hun publicatie, wat voor medewerkers als de Gourmont een ramp betekende, omdat zij eenvoudig niet meer werden uitbetaald. Het was op dat moment dat de Engels-Amerikaanse vriendenkring in het geweer kwam om de Gourmont te helpen. Hij was toen echter al te moe om nog originele bijdragen voor hun tijdschriften te kunnen leveren. Op 21 augustus 1914 schreef de Gourmont vanuit Coutances aan een vriend (de brief is te vinden in de Imprimerie Gourmontienne): ‘Ik doe niets. Ik heb hier trouwens ook geen kranten meer en ik ben niet helder genoeg om na te denken. Als u een paar ideeën voor me hebt, laat het me dan weten.’ En op 11 oktober daarop volgend: ‘Mijn gezondheidstoestand beïnvloedt mijn geest. Ik zou op dit ogenblik nog blij zijn met het gezelschap van imbecielen. De oude eenzaamheid die me zo dierbaar was, drukt nu op me.’ Ten slotte is er de beroemd geworden brief aan Vallette, die de Gourmont vanuit Coutances schreef met het uitzicht op de ginkko biloba en het labyrint van buxushagen, en waarin hij zich liet ontvallen: ‘Saamhorigheid is toch best mooi.’ Als Léautaud die brief onder ogen krijgt is hij verpletterd. Hij is zo boos over het ‘verraad’ van de vriend die ooit Le jou-jou patriotisme schreef, dat hij zichzelf belooft de Gourmont nooit meer te willen zien.
Het werd nog erger. De artikelen die de Gourmont met laatste inspanning van krachten dat eerste oorlogsjaar schreef werden later door broer Jean - die alles goedpraat - gebundeld in Pendant l'orage (1915) en Pendant la guerre. Lettres pour l'Argentine (1917). In deze artikelen zijn de Duitsers voortaan ‘barbaren die onze kathedralen willen vernietigen en onze waarden omver willen werpen’. ‘Ik heb lang geloofd,’ aldus de Gourmont, ‘dat sterven voor het vaderland niet meer was dan oorlogsromantiek, maar nu weet ik dat het een aangrijpende en edele werkelijkheid is.’ En dan houdt de man die zich ooit bijna vrolijk maakte over de dood van de schilder Regnault bij Buzenval in 1871 iedere dag een lijstje bij van gevallen of vermiste medeschrijvers en meldt hij na het verdwijnen van Alain-Fournier: ‘dat is een heel gevoelig verlies voor onze letteren’. Een man als de Gourmont, wiens generatie zoveel van de Duitse cultuur had opgestoken raakte ook daarom door de oorlog in geestesnood en hij probeerde zich er uit te redden met de redenatie dat ‘onze vijanden als Goethe en Beethoven, Schopenhauer en Nietzsche niet Duits dachten maar algemeen menselijk. Ze horen trouwens evengoed bij ons, want ze hebben de melk van onze cultuur gedronken, met name Goethe, terwijl Schopenhauer veel te danken heeft aan Chamfort en Voltaire.’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoger nog laait de waanzin op als de Gourmont in een van deze oorlogsartikelen op de gedachte komt: ‘wat waren die napoleontische oorlogen dan open en eerlijk en wat hebben die weinig bitterheid bij de overwonnenen achtergelaten!’ Met ten slotte de officiële volte-face en de bekentenis: ‘Ik moet me verwijten dat ik ooit een artikel schreef waarin ik het vaderland-idee mishandeld heb. Dat was een vergissing.’Ga naar eindnoot48.
Op 10 mei 1915 is de abbé Mugnier bij de Gourmont, in gezelschap van Nathalie Barney en een vriendin. De modieuze abbé had de Gourmont sinds 1892 niet meer gezien en hij beschreef hem in zijn dagboek nu als ‘een studieuze capucijner met een binocle die af en toe hinkt en constant stottert’. Overigens zegt de Gourmont niet veel: ‘heel weinig eigenlijk en je zou niet geloven dat dit nu de schrijver is van zoveel artikelen en boeken over alle mogelijke onderwerpen.’ De abbé wist toen niet dat de Gourmont op sterven na dood was. Zijn lopen werd zo slecht dat hij ten slotte gedragen moest worden en hij at weer braaf bij Berthe. Rémy de Gourmont overleed op 27 september 1915 aan uremie en sclerose in het hôpital Boucicaut, waar Berthe en Jean hem de vorige dag in bewusteloze toestand per taxi hadden heengesleept. Léautaud was van de dood van zijn vriend helemaal in de war en hij vergat al zijn gramschap toen hij in het amphitheater van het ziekenhuis voor het stoffelijk overschot stond en rozen op zijn voeten legde. De grafelijke familie drukte een grafelijke rouwkaart waar iedereen opstond behalve Berthe. Er was een uitvaartplechtigheid in een kerk, waar Léautaud weigerde binnen te gaan en de Gourmont wordt dan bijgezet in het graf van Clésinger op het kerkhof van Père Lachaise. Was Coutances in dat tweede oorlogsjaar te ver, of had de Gourmont het zelf zo gewild? Na de dood van Rémy brak er voor Berthe een korte periode van glorie aan. Op de Mercure vertelde ze trots dat hij haar tot universeel erfgenaam had benoemd. Bij haar laatste bezoek voegde ze er nog aan toe dat broer Jean op zijn beurt alles zou erven. Ze zei nog (in de woorden van Léautaud, die alles trouw optekende): ‘Ik heb honderdvijftigduizend francs voor Rémy uitgegeven. Twintig jaar lang heb ik voor hem gezwoegd en zijn huishouden gedaan. Maar ik heb Frankrijk een groot schrijver gegeven en daar kan ik me mee troosten.’ Het is dan 1916 en onverwacht sterft Berthe ook. Voivenel heeft voor alles een verklaring. Hij onthult dat de behandelende huisarts de Gourmont voor syfilis behandeld had wat hij - en dat was zonneklaar - niet had. Voivenel denkt dat de Gourmont in feite overleden is aan een teveel aan ‘606’-injecties tegen de geslachtsziekte. Dezelfde huisarts meende dat ook Berthe syfilis had, aldus Voivenel, en ook Berthe kreeg te veel 606-injecties, waaraan ze overleed. Een surrealistisch einde. Berthe werd op haar beurt neergelaten in het graf van Clésinger. Haar naam staat echter niet op de steen. Nazaat Olivier Michel ontdekte pas kort geleden de plek waar de Gourmont begraven was en hij was het ook die de naam van de schrijver op de steen liet beitelen.
De trouwe Jean, nu erfgenaam niet alleen van broer Rémy maar ook via Berthe van Clésinger, organiseerde op 24 september 1922 een herdenkingsfeest in Coutances, bij welke gelegenheid een buste van de meester werd onthuld, die was gemaakt door Jean's echtgenote Suzanne. In de Imprimerie Gourmontienne nr. 7 van dat jaar werd van de gebeurtenis op naïeve manier verslag gedaan. De bezoekers werden aangeduid als ‘pelgrims’ en er was een optocht van praalwagens die luisterden naar namen als de appelekar of de kersekar. Iedere kar was ‘versierd met groen en bloemen, met mooie meisjes en lieve kinderen en in het midden een koningin. De koningin der koninginnen troonde op de rozekar.’ Meer vrienden waren afwezig dan erbij. Vallette en Rachilde waren er en het echtpaar de Gaultier en Louis Dumur. Rouveyre en Léautaud waren thuisgebleven, evenals Nathalie Barney en de oude strijdmakker Quinton. In de archieven van de plaatselijke kranten heb ik naar beelden van deze fantastische waanzin gezocht, maar zijn schepper was Rémy de Gourmont te hulp gekomen tijdens de geallieerde invasie van 1944, toen alle foto-archieven in de stad - en met de stad - waren verbrand. Het beeld dat Suzanne maakte spiegelt zich in een vijver en dat wil al wat zeggen en de strakke, naar binnen gekeerde gelaatsuitdrukking past goed bij de man die dacht dat ‘de wereld als representatie’ hem de vrijheid geschonken had. Zou hij ooit hebben begrepen dat Schopenhauer hem bij de neus genomen had, omdat die vrijheid dan toch nooit meer was dan wat je eigen ‘fysiologie’ naar buiten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
toe wist te projecteren, zodat er van een echte vrijheid geen sprake kon zijn? Dat ook was de kern van het drama: de Gourmonts illusie dat hij door middel van zijn kunst aan de doem van Villeman, Coutances en Bazoches kon ontsnappen, berustte op zelfbedrog.
Jean stierf in 1928, nog maar eenenvijftig jaar oud. ‘De familie stak in een slecht vel,’ meldde Léautaud, die er nog bij vertelde: ‘Als je ze op straat zag lopen leek het net of er iets onder hun schoenen zat wat maakte dat ze vooruitgingen zonder dat ze daar zelf deel aan hadden.’ Een rampjaar voor de gourmontianen kwam in 1930, toen Suzanne alles wat ze van Rémy via Jean had geërfd naar een openbare veiling bracht. ‘Van de opbrengst kon ze wel een Bugatti kopen,’ meldde Léautaud: ‘het is altijd hetzelfde met die weduwes, eerst huilen ze tranen met tuiten en nu dit.’ Suzanne overleed in een krankzinnigengesticht. De gemeente Parijs liet zich ten slotte ook niet onbetuigd. In 1924 kwam er een herinneringsplaquette op de voorgevel van nr. 71 rue des Saints-Pères, en in 1927 een heuse ‘rue Rémy de Gourmont’ in het xixe, op de plaats van een sportveld. Eerst heette de straat ‘rue Rémy-et Jean-de Gourmont’. Het ‘Jean’ werd verwijderd. De straat is 154 meter lang en zes meter breed en hij loopt parallel aan de ‘rue Edgar Poe’.Ga naar eindnoot49. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage 1
|
- | La Fontaine heeft niet begrepen dat de schoonheid van het dierenleven te vinden is in een totaal gebrek aan belangstelling voor alles wat onnuttig is aan de directe instandhouding van het leven. Je haalt een beest naar beneden als je hem ook maar enigerlei menselijk inzicht toedicht. Beesten hebben weliswaar geen individueel verstand, maar wel een specifiek verstand dat dikwijls groot en bewonderenswaardig is. |
- | De onbekendheid van Rousseau met de natuurlijke feiten is bijna schandalig. Hij was een zuivere ideoloog, niet tot observeren in staat zodra dat de kring van zijn sociale gewoontes te buiten ging. |
- | Chopin: arm klein vrouwtje! |
- | Stendhal is een toetssteen. Als je niet meer van hem zou houden in de zin dat je hem niet meer in de praktijk zou brengen bleef er niets anders over dan maar een potje te gaan huilen, je maakte dan immers geen deel meer uit van de happy-few. |
- | Balzac: een laat op gang gekomen geest. Zijn literaire leven was een eeuwige strijd tegen slechte invloeden. Als je Balzac bent weet je hoe je rijk moet worden en je wordt het dan niet. |
- | Flaubert is een van die mensen die me literair misschien wel het allermeest heeft beziggehouden. Een origineel schrijver kan alleen maar met zijn leven schrijven, wat niet wil zeggen dat zijn leven hem zijn werk zou hebben gedicteerd. |
- | Renan: het verstand als van kinderen die zwijgend in hun spel verdiept zijn, als koorknapen die zich achter het altaar zwijgende nissen maken. De meesten hebben hun periode van het hoogste intellect van hun achtste tot hun veertiende. |
- | Sainte-Beuve heeft misschien meer voortgebracht dan Balzac. |
- | Huysmans: in ieder van zijn romans gaat het om een meneer die zich verveelt, die probeert zijn leven te verbeteren en daar dan niet in slaagt. Monsieur Huysmans is niet iemand die jegemakkelijk tevreden stelt. |
- | Anatole Baju: er wordt wel gezegd dat hij onderwijzer is geweest en dat wil ik graag geloven als je ziet hoe groot het gebrek aan fundamentele cultuur in zijn geschriften is. |
- | Mirbeau en het Dagboek van een kamermeisje: Er zijn walgelijke mensen onder de bourgeoisie; er zijn er nog meer onder het volk. Monsieur Mirbeau gelooft daar niet in. Hij gelooft zelfs het tegenovergestelde, namelijk dat het volk zich absoluut exquis zou gedragen als het helemaal de baas was. |
- | Nietzsche formuleert min of meer de idee dat een man niet van een vrouw fysiek zou kunnen houden als hij haar bewondert om haar intellect. Dat is wel de immoraliteit ten top gedreven, de naïeve immoraliteit van een man wiens zinnelijkheid zwijgt en wiens gevoel totaal cerebraal is ingesteld. |
- | De Hugo-cultus wordt vooral gepraktizeerd door vrome parasieten die van dat altaar leefden. |
- | Madame de Noailles: haar aard schijnt te zijn om ergens op weg naar toe aan de kant van de weg te gaan zitten en er over te mijmeren hoe heerlijk het is als je vergeten bent wáár je naar toe wilde. |
- | Gauguin probeert de symmetrie en het impressionisme met elkaar te verbinden. |
- | Revoluties als zodanig hebben geen enkel belang; ze dragen hun eigen doel niet in zich, maar werken naar een veel algemener einddoel, namelijk het behoud van de levens-energie. Als een sociale vorm niet langer deze energie weet te behouden, grijpt een revolutie in die een nieuwe vorm creëert. Het is allemaal niet meer dan biologie. |
- | God geeft niet iedereen antwoord, de zee evenmin. |
- | de kopie van iets moois is iets lelijks. |
- | het hart beveelt en gehoorzaamt nooit. |
- | stompzinnigheid vind ik walgelijker dan |
slechtheid. | |
- | wees dus verstandiger en geloof in de duivel, want hij is de Heer over de om ons heen in elkaar donderende wereld. |
En enige burgermanswijsheden uit ‘Les Pensées de M. Croquant’ (1918), de man die voor de Gourmont het ‘ergste’ vertegenwoordigde.
- | Wie de moraal kent past hem ook toe. |
- | Wat de zwakste wil is altijd juist. |
- | Als iedereen dezelfde opleiding krijgt is iedereen ook evenveel waard. |
- | De rijken zijn de parasieten van de armen. |
- | Duits patriottisme betekent haat, Frans patriottisme betekent liefde. |
- | Een superieur talent is een belediging van de massa. |
- | De ene vrouw is de andere waard. Je onderscheidt ze alleen door hun kleren. |
- | Literatuur zou achtenswaardig zijn als ze de wereld schilderde zoals die behoorde te zijn. |
- | Van poëzie heb ik nooit iets begrepen. |
- | Het ware devies voor de mensheid zou moeten luiden: gelijkheid, vrijheid, middelmatigheid. En je kon er zeker van zijn dat de beide laatsten van de eerste geen misbruik zouden maken. |
- | Wie recht heeft, heeft ook macht. |
Bijlage 2
De belangrijkste titels in de Gourmonts oeuvre
1886 |
Merlette |
1890 |
Sixtine |
1892 |
Le latin mystique |
Litanies de la rose |
1893 |
Le Fantôme |
L'Idéalisme |
Théodat |
1894 |
Proses moroses |
Histoires magiques |
1895 |
Phocas |
1896 |
L'Ymagier |
Le livre des masques |
Le Pèlerin du silence: Phénissa, Le Fantôme, Le château singulier, Le livre des litanies, Théâtre muet |
1897 |
Les chevaux de Diomède |
1898 |
Le deuxième livre des masques |
1899 |
L'Esthétique de la langue française |
Le songe d'une femme |
1900 |
La culture des idées |
1901 |
Simone, poème champêtre |
1902 |
Le chemin de velours |
Le problème du style |
1903 |
Epilogues |
Physique de l'amour |
1904 |
Epilogues ii |
Promenades littéraires. Eerste serie |
1905 |
Promenades philosophiques |
Epilogues iii |
1906 |
Promenades littéraires. Tweede serie |
Une nuit au Luxembourg |
1907 |
Un coeur virginal |
Epiologues iv (‘Dialogues des amateurs sur les choses du temps’) |
1908 |
Promenades philosophiques. Tweede serie |
1909 |
Promenades littéraires. Derde serie |
Promenades Philosophiques. Derde serie |
1910 |
Epilogues (‘Nouveaux dialogues des amateurs sur les choses du temps’) |
1912 |
Promenades littéraires. Vierde serie |
Divertissements |
1913 |
Promenades littéraires. Vijfde serie |
La petite ville |
Epilogues (Aanvullend deel 1905-1912) |
1914 |
Lettres à l'Amazone |
1915 |
Pendant l'orage |
1917 |
Pendant la guerre. Lettres pour l'Argentine |
1918 |
Monsieur Croquant |
1921 |
Lettres à Sixtine |
1923 |
Journal intime et inédit de Rémy de Gourmont (1874-1880), recueilli par son frère |
1925 |
Dissociations |
Nouvelles dissociations |
La fin de l'art |
1926 |
Lettres intimes à l'Amazone |
Promenades littéraires. Zesde serie |
1927 |
Promenades littéraires. Zevende serie |
‘Le Joujou patriotisme’ et documents annexes |
Bijlage 3
Gourmont en de Anglo-Amerikanen
De Gourmonts ‘populariteit’ in de Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk begint rond 1915, nadat zijn ster door een kleine gemeente van nieuwlichters al een tien jaar eerder was ontdekt. Het is curieus dat deze belangstelling in bepaalde kring kennelijk nog niet is verflauwd. Zo schreef Peter Fawcett in The Times Literary Supplement van 7 oktober 1983 naar aanleiding van het door Hubert Juin heruitgegeven Sixtine: ‘Sixtine is a better philosophical novel than “La Nausée” and, both technically and thematically, it paves the way for many modern novels, such as Gide's “Faux-Monnayeurs”, which it foreshadows in several respects.’
Het Franse symbolisme drong tot de Anglo-Amerikanen door dank zij het boek van de zeer oud maar gek geworden Arthur Symons (1865-1945), die in zijn The symbolist Movement in Literature (1889) aankondigde dat ‘de zichtbare wereld opgehouden heeft werkelijkheid te zijn’. Het inspireerde in eerste aanleg Oscar Wilde en de droeve dichter Dowson, maar drong ook tot jongere generaties door. Symons' boek wordt bijvoorbeeld gelezen door T.S. Eliot als hij, rond zijn twintigste, in 1910 in Parijs is en er Franse les krijgt van Alain-Fournier, die twee jaar ouder is dan Eliot en zwanger van Le Grand Meaulnes. In Parijs ontmoet Eliot ook Ezra Pound, die dan vol is van de Provençaalse troubadours en al aangeraakt door de magie van Rémy de Gourmont, die hij bewonderde om de vrijheid van zijn denken. Noch Eliot noch Pound hadden ooit een ontmoeting met de Gourmont. Symons had met hem gecorrespondeerd en hem ook opgezocht.
Niet alleen de Brit (of liever gezegd de Cornwallis) Symons had de Gourmont opgemerkt. Ook de Amerikaan James Huneker, een bereisd literair journalist, was in een ouderwets enthousiasme voor de Franse essayist en romancier ontstoken en ook hij had de Gourmont in levende lijve aanschouwd. Het was in de jaren negentig dat Huneker opgewonden stukken over de Fransman schreef. Zowel hij als andere figuren tussen de coulissen, zoals de dichteres Amy Lowell en later Harriet Monroe met haar in 1912 opgerichte tijdschrift Poetry, propageerden het Franse symbolisme in de Verenigde Staten en in wat zij schreven nam de Gourmont een belangrijke plaats in.
Behalve om zijn ‘dissociations’ was de Gourmont de held van de jonge dichters omdat hij zich een voorvechter had getoond van het vers-libre, een van de essentialia van de symbolistische poëzie. De Gourmont sprak overigens liever en voorzichtiger over het ‘vers-libéré’ en waarschuwde voor een al te roekeloze toediening van het nieuwe recept. In Engeland was de ‘minor poet’ Frank Stewart Flint de grote propagandist van het vrije vers en hij introduceerde in zijn land wat de Gourmont er over beweerd had. Grote indruk maakten de Gourmonts ideeën over de ‘nonrimed cadence’, die uitgingen van het heilige geloof in de fysiologische basis van het ritme ook in het proza, dat wil zeggen gebaseerd op de aard en de intensiteit van de gevoelens die een individu bij
zichzelf waarneemt.
Flint stak nooit onder stoelen of banken dat hij veel van de Gourmont had opgestoken. Met T.S. Hulme - vriend van Pound en ook een ‘minor poet’ - was dat anders. Zijn Notes on Language and Style zijn ongetwijfeld op de Gourmonts Le problème du style geïnspireerd, maar Hulme zwijgt daarover. In een latere inleiding tot Hulme's studie zet Herbert Read de zaak recht. Hulme's naam dient te worden vermeld omdat hij doorgaat (want daarover bestaat strijd) voor de vader van de ‘imagisten’, een kortstondige beweging van dichters die de nadruk leggen op de noodzaak van zintuiglijke (in tegenstelling tot cerebrale) waarneming als inspiratiebron. ‘Denken als een Griek’ werd dat genoemd, wat in de woorden van Pound wilde zeggen een poëzie vol ‘hard light and clear edges’. De imagisten citeerden met overgave Aristoteles, die ervan uitging dat de geest niet in staat is iets te bevatten als het niet eerst zintuiglijk is waargenomen. In dit verband dient de drieste uitspraak van de jonge Eliot te worden geciteerd, die Rémy de Gourmont ‘Frankrijks Aristoteles’ noemde.
De immer enthousiaste Ezra Pound maakte zich in 1912 en 1913 van de beweging der imagisten meester met het doel zijn geliefde Hilda Doolittle - in de wandeling ‘H.D.’ genoemd - te inspireren en daarna te publiceren. Een van haar typisch imagistische gedichten (waar beelden in de plaats komen van uitleg, zoals in de Gourmonts en Alfred Jarry's tijdschrift L'Ymagier) gaat als volgt: ‘rose/harsh rose,/marred and with stint of petals,/meager flower, thin/sparse of leaf,//more precious/than a wet rose/single on a stem - /you are caught in the drift...’
Tot de kleine groep adepten hoorde ook Richard Aldington, die er later met H.D. vandoor ging. Aldington ontpopte zich als een van de meest enthousiaste vertalers van de Gourmonts werk in de Verenigde Staten en in Engeland. De imagisten hielden het overigens niet langer uit dan het leven van een rose, omdat de mogelijkheden van deze ‘fysieke poëzie’ beperkt waren. Pound zelf wees de uitweg naar het vorticisme, dat je toestond om te dichten over wat je maar wilde, al was het over de slag bij Waterloo. Pound was met Aldington een van de vurigste propagandisten van de Gourmonts geestelijke vrijheidsidee. Hij wijdde een aantal essays aan hem en citeert hem herhaaldelijk in zijn correspondentie. Pounds vertaling van Physique de l'amour valt in de periode dat hij in Rapallo woont, een kind heeft gekregen van Dorothy Shakespear met wie hij samenwoont, en bijna tegelijkertijd een kind van Olga Rudge, die haar tenten een paar huizen verder heeft opgeslagen. Met overgave vertaalt Pound dan ook de mening van de Gourmont dat: ‘Nothing so favours marriage and consequently social stability as the “de facto” indulgence in temporary polygamy. (...) The civilized man is vowed to the couple, but only endures it on condition that he may leave and return to it at will (... ). It is in conformity not only with human, but also with animal tendencies. It is favorable to the species.’ (Pounds vertaling van Physique de l'amour verscheen in 1922 en lag in sommige boekwinkels met een kaartje waarop geschreven stond: ‘discretion shall be used’.)
Als Pound rond 1914 zijn Pisan cantos schrijft doet hij dat met de Gourmonts ‘dissociation des idées’ in gedachten, aldus zijn biograaf Hugh Kenner. In een brief aan James Joyce van december 1917 schrijft Pound: ‘In one or two places your actual writing [in 1916 verscheen Portrait of the Artist as a Young Man] suggests de Gourmont to me. I say this neither as praise nor the reverse.’
De kleine groep Amerikaanse en Britse bewonderaars probeert de Gourmont na het uitbreken van de wereldoorlog, als de Mercure geen salarissen meer uitbetaalt, zoveel mogelijk te helpen. Als de grote wegbereider (‘behind him there stretches a limitless darkness’ - Pound) tot armoe vervalt, proberen Aldington en Pound hem aan enige inkomsten te helpen door gedichten en opstellen van hem in de Verenigde Staten geplaatst te krijgen. Ze roepen de hulp in van Amy Lowell, die rijk was, ‘sigaren rookte en op zestien kussens sliep’. Amy Lowell had een opstel aan de Gourmont gewijd in haar bundel Six French Poets en daarin opgemerkt dat ‘no one has had a greater influence upon the generation of writers that have followed his’, al stelde ze ook dat ‘nowhere among his poems is there one which can be considered a masterpiece’. Als Aldington haar schrijft, stuurt ze meteen tweehonderd dollar als anonieme gift naar de Gourmont en ze contracteert hem voor een serie van zes opstellen over Frankrijk in de New Republic. De geestelijke toestand van de Gourmont was echter toen al zo slecht dat de artikelen tegen-
vielen en er enige ruzie ontstond over de vraag wat er mee gebeuren moest. Ten slotte werden ze elders opgenomen. Dat speelde zich allemaal in 1915 af. De Gourmont overleed dat jaar op 27 september.
‘Het bijna extreme enthousiasme voor de Gourmont komt ons nu wat overdreven voor,’ zo stelt zijn biograaf Burke. Toch kwam de hausse aan vertalingen na de Gourmonts dood pas goed op gang, niet alleen in de daartoe geëigende periodieken als de Egoist, de Little Review en de Dial, waarin ook de van lof tuitende opstellen van Pound te vinden waren. Aldington gaf in 1928 zijn tweedelige editie van een keuze uit de Gourmonts werk uit, Pound vertaalde Physique de l'amour en de in Parijs wonende William Aspenwall Bradley, de literaire impresario onder andere van Joyce en Ford Madox Ford, vertaalde werk van de Gourmont. Dat is nu allemaal onvindbaar, al duikt het hier en daar wel op in gespecialiseerde Amerikaanse antiquariaten, waar er absurde bedragen voor worden gevraagd. Of Peter Fawcett met zijn enthousiaste bespreking van Sixtine een nieuwe generatie Britten aan het lezen van de Gourmont heeft gezet is echter de vraag.
Bij het samenstellen van bijlage 3 maakte ik onder meer gebruik van:
Janice S. Robinson: H.D. The Life and Work of an American Poet. Houghton Mifflin Company, Boston 1982. |
Louis Simpson: Three on the tower. William Morrow, New York 1975. |
Hugh Kenner: The Pound Era. Faber and Faber, London, 1975, benevens Pounds Literary Essays, zijn Selected Letters 1907-1941 en de Pound/Joyce-letters. |
Amy Lowell; Six French Poets, studies in contemporary Literature. Houghton Mifflin Company, The Riverside Press Cambridge. |
Glenn S. Burne: Rémy de Gourmont, his ideas and influence in England and America. Southern Illinois University Press, Carbondale, 1963, |
Henri Peyre: La Littérature Symboliste. Presses Universitaires de France, 1976 (serie Que sais je?) |
Richard Aldington: Life for Life's sake. The Viking Press, New York, 1941. |
Op zoek naar leven en werk van Rémy de Gourmont ondervond ik niet aflatende steun en vriendschap van Marie-Amélie Anquetil, conservator van het Musée Maurice Denis in St. Germain-en-Laye en haar staf; van M. François Chapon, hoofdconservator van de Bibliothèque Littéraire Jacjues Doucet in Parijs; van M. Jean de Gourmont in Villons les Buissons (Normandië), een directe afstammeling van de auteur, die mij in de schoot van zijn gezin ontving, zodat ik ook kennis maakte met de jongste nazaten van dit eeuwenoude geslacht, waarvan hij een schitterende ‘Histoire Généalogique’ samenstelde; van Mildred Robertson in Galveston, Texas, die me hielp aan Aldington's Man of Letters. En ten slotte maar niet in het minst van Olivier Michel, een afgeleide nazaat, die zijn Gourmont-archief, zijn grote kennis en zijn inspirerend enthousiasme voor me in de waagschaal stelde. Hij vond een zeldzaam exemplaar van Le problème du style voor me, toen ik de moed al had opgegeven. Allen droegen ook in ruime mate bij aan de samenstelling van het portfolio.
- eindnoot1.
- Maatstaf 1982/10. Rudolf Bakker: ‘Marcel Schwob of: een avonturier in miniatuur’.
- eindnoot2.
- Rémy de Gourmont: Selections from all his works. 2. dln., Chicago 1928, P. Covici, gevolgd door eendelige verkorte editie, uitg. Chatto & Windus, London 1932.
- eindnoot3.
- Zie bijlage.
- eindnoot4.
- Literary essays of Ezra Pound, edited with an introduction by T.S. Eliot; Faber & Faber, London 1954 (herhaaldelijk herdrukt als paperback).
Verspreide opstellen in de Fortnightly Review (1915), de Little Review (1919) en The Dial (1929, getiteld ‘Mr. Aldington's views on Gourmont’).
- eindnoot5.
- Rémy de Gourmont, a modern man of letters, by Richard Aldington, University of Washington Book Store, Seattle 1928.
- eindnoot6.
- Glenn S. Burne: Rémy de Gourmont, his ideas and influence in England and America. Southern Illinois University Press, Carbondale 1963.
- eindnoot7.
- Karl D. Uitti: La passion littéraire de Rémy de Gourmont. Princeton University, New Jersey/Presses Universitaires de France, 1962.
- eindnoot8.
-
Joseph Arthur comte de Gobineau (1816-1882) was een Frans diplomaat en auteur van o.a. Les Pleiades (1874) waarin een drietal personages optreden die zich tot een ‘superieur ras’ rekenen. Ze menen dit te bewijzen met de onafhankelijkheid van hun geest. In zijn ‘Essai sur l'inégalité des races humaines’ (1853-1855) meende de Gobineau de superioriteit van het Germaanse ras te hebben aangetoond.
Houston Stewart Chamberlain (1855-1927) was van Engelse afkomst, maar schreef in het Duits, o.a. over Richard Wagner, wiens dochter Eva hij trouwde. Ontwikkelde in zijn geschriften racistische theorieën, waarmee hij de directe voorloper was van Adolf Hitler.
- eindnoot9.
- Docteur Paul Voivenel: Rémy de Gourmont vu par son médecin, essai de physiologie littéraire. Editions du siècle, Paris 1924.
- eindnoot10.
-
André Rouveyre: Souvenirs de mon commerce - Gourmont - Apollinaire - Moréas - Soury. G. Crès, Paris 1921. André Rouveyre: Le reclus et le retors. G. Crès, Paris 1927.
Rouveyre (1879-1962) was leerling van de schilder Gustave Moreau te zamen met o.a. Matisse, met wie hij levenslang een briefwisseling onderhield en onder wiens artistieke invloed hij stond. Verwekte in 1907 schandaal met een eerste bundel karikaturen: ‘Carcasses divines’, als gevolg waarvan hij in de équipe van de Mercure de France werd opgenomen. Na kennismaking met de Gourmont in 1908 een verdieping van zijn werk. Begint na een beslissende ontmoeting met Apollinaire in 1914 ook te schrijven, waaronder drie romans (Singulier, Silence en Repli). Leidde financieel onafhankelijk bestaan na het trouwen van een rijke vrouw die hij ‘voortdurend bedroog maar toch gelukkig maakte, voorwaar het toppunt van vernuft’ (Marie Dormoy).
- eindnoot11.
- Paul Léautaud (1872-1956) was met zijn negentiendelig dagboek een van de belangrijkste chroniqueurs van zijn tijd. Redactiesecretaris van de Mercure de France van 1908 tot 1940. Zijn ware roem kwam met de radio-interviews die hij in 1952 had met Robert Mallet. Zijn tegenstanders noemen hem een banale roddel, zijn aanhang (onder wie al Du Perron die in 1927 schreef zich bij het lezen van L. ‘te voelen opgaan’) prijst zijn eerlijkheid en literaire voorkeur.
- eindnoot12.
- Maatstaf aug./sept. 1978. Rudolf Bakker: ‘De heer Venus en mevrouw de Sade of: het dubbelleven van Rachilde (1860-1953)’. Opm. over Berthe in Imprimerie Gourmontienne nov./dec. 1920.
- eindnoot13.
- Joris-Karl Huysmans (1848-1907) onderging alle stromingen van zijn tijd tegen de achtergrond van een dertig jaar durend ambtenarenbestaan. Debuteerde als Zola-adept en naturalist. Drie belangrijke ontmoetingen in zijn leven waren die met Berthe de Courriere (1889), die de Gourmont bij hem introduceerde, met de exabbé Boullan (1890), die hem inwijdde in het satanisme en met de abbé Mugnier (1891) die hem bijstond in zijn overgang tot het katholicisme. De eerste ‘idealistische’ (in schopenhaueriaanse zin) roman was A rebours (1884). In Là-bas (1891) beschrijft hij zijn satanische periode en in En route (1895) zijn overgang naar de moederkerk. In L'Art moderne verdedigt hij het dan nog verguisde impressionisme. Samen met zijn vriend Léon Bloy ‘kotste hij bakken vol over de hedendaagse smeerlapperij’, iets wat de Gourmont wel aanstond.
- eindnoot14.
- Henri de Groux (1867-1930), zoon van de Brusselse schilder Charles de Groux. Wekte met zijn werk heftige reacties pro en contra, o.a. met ‘Le Christ aux outrages’ (1888), dat in Brussel van een tentoonstelling gebannen werd. Allegorische, religieuze en historische voorstellingen. Vriendschap met Léon Bloy, met wie hij diens turbulentie gemeen had. Onderging heftig alle stromingen van zijn tijden leidde - gekweld door achtervolgingswaanzin - met zijn familie een slordig bestaan. Maakte veel boekillustraties, w.o. litho's. In de Eerste Wereldoorlog angstaanjagende scènes van dood en verdoemenis.
- eindnoot15.
- Rémy de Gourmont: ‘Le roman de Guillaume de Machaut et de Peronne d'Armentières’, in: Promenades Littéraires, dl. 1, Mercure de France, Paris 1963.
- eindnoot16.
-
Noel Richard: A l'aube du symbolisme en Le mouvement décadent, beide bij A.-G. Nizet, Paris 1961 en 1968.
Ernest Raynaud: La Mêlée Symboliste, dl. 1: 1870-1890, dl. 2 1890-1900; La Renaissance du Livre, Paris 1918.
- eindnoot17.
- Maatstaf aug./sept. 1978 over Rachilde.
- eindnoot18.
-
Léautaud heeft herhaaldelijk verklaard dat het tijdschrift La Nouvelle Revue
Française speciaal voor André Gide werd opgericht, nadat die aan de Mercure niet had willen meedoen omdat de Gourmont daar de grootste invloed had. De NRF ontstond - na een valse start in 1908 - op 1 februari 1909. Evenals de Mercure in 1890 groeide de nrf later uit tot een uitgeverij, die in 1911 in handen werd gelegd van Gaston Gallimard.
Op 17 maart 1904 brengt Gide voor het eerst de Gourmont in zijn dagboek ter sprake. Hij ontmoette hem die dag ter redactie van de Revue des Idées. De met zijn protestantisme worstelende Gide heeft een bijna natuurlijke afkeer voor de met zijn katholicisme worstelende Gourmont. Op 17 maart 1904 noteert hij: ‘Ik kan niet voorkomend tegen hem zijn, hoewel ik het weer heb geprobeerd, maar hij is te lelijk. Ik spreek niet van zijn uiterlijke misdeeldheid; nee, maar van een dieperliggende lelijkheid. Ik moet bevestigen dat ik hem al lelijk vond toen ik hem alleen nog maar gelezen had’; en hij noemt de Gourmont dan ‘een harteloze chirurg’. In 1917 noteerde Gide in zijn dagboek dat ‘de Mercure er aanzienlijk beter op geworden is sinds de dood van de Gourmont’. Nog in het in 1985 uitgekomen Album Gide (Gallimard) stelt Maurice Nadeau dat er in de nrf van Gide ‘plaats was voor een opener literaire politiek dan in de Mercure van de Gourmont, die meer aan een literaire school gebonden was’. De Mercure was echter helemaal geen gesloten systeem. De aard van de Gourmonts oeuvre was juist met ieder idee van een literaire school in strijd.
- eindnoot19.
- Imprimerie Gourmontienne, Bulletin trimestriel consacré à Rémy de Gourmont et rédigé par ses amis, verscheen in tien afleveringen van 1920 tot 1925 op het adres 71 rue des Saints-Pères in Parijs, het huisadres van Rémy, van Berthe en broer Jean, die voor de uitgave verantwoordelijk was.
- eindnoot20.
- Pierre Bayle (1647-1706), criticus en filosoof. Vluchtte als protestant in 1681 naar Rotterdam, waar hij de rest van zijn leven bleef. Zijn voornaamste werk was de vierdelige Dictionnaire historique et critique (1695-1697) waarin hij vurig pleitte voor de vrijheid van onderzoek en felle kritiek oefende op iedere vorm van gezag. Zijn strijd voor de tolerantie ging ook de Hollandse protestanten te ver, zodat hij gedwongen werd zijn leerstoel in de geschiedenis en de filosofie op te geven.
- eindnoot21.
- Villiers de l'Isle-Adam (1838-1889), Bretons landedelman. Getuigde in verzen, verhalen en romans van zijn walging voor de vulgariteit van het dagelijks bestaan. De Gourmont noemde hem: ‘l'exorciste du réel’ en ‘le portier de l'idéal’ (in Livres des masques dl. 1).
- eindnoot22.
- Stéphane Mallarmé (1842-1898), de werkelijke leidsman van de symbolisten, die in zijn beroemd geworden salon in de Parijse rue de Rome ‘ontving’. Concentreert zich in zijn laatste jaren op ‘het boek als het totale kunstwerk’. Immense invloed op na hem komende generaties. Zijn poëzie gaat veelal door voor geheel onbegrijpelijk, een opvatting die de Gourmont weer geheel niet begreep.
- eindnoot23.
- De letterlijke tekst luidt hier: ‘Personnellement, je ne donnerais’ etc. Schaamte verhinderde me de vertaling met het woord ‘persoonlijk’ aan te vangen omdat het 't on-woord bij uitstek is en thuishoort in de reeks die loopt van ‘eigenlijk’ tot ‘om u de waarheid te zeggen’. Ook de door de Gourmont in de tekst geïntroduceerde pinken maken dat de tekst vreemd genoeg af en toe afzakt tot het peil van een burgerlijke burenruzie.
- eindnoot24.
- Alexandre-Georges-Henri Regnault (1843-1871), Prix de Rome 1866. Schilderde aanvankelijk in de stijl van Géricault. Na reizen door Spanje en Marokko helkleurige genrestukken die typisch waren voor de tweede helft van de 19e eeuw. Te zien in provinciale musea zoals in Metz, Reims en Rouen. In Le jou-jou herinnert de Gourmont er waarschijnlijk aan hoe de dood van Regnault bij Buzenval als het grootste verlies werd beschouwd dat de Franse schilderkunst tijdens de Frans-Duitse oorlog te lijden had gehad. Zijn mede-artiesten brachten geld bijeen voor een monument dat op de binnenplaats van de École des Beaux Arts werd neergezet.
- eindnoot25.
- Rémy de Gourmont: Le jou-jou patriotisme, suivi de La Fête nationale. Introduction et notes de Jean-Pierre Rioux. Jean-Jacques Pauvert, Paris 1967.
- eindnoot26.
- Mario Praz: The romantic agony. Oxford University Press. London 1970.
- eindnoot27.
- Rémy de Gourmont: ‘Souvenirs sur Huysmans’. In: Promenades littéraires dl. 3, Mercure de France 1963.
- eindnoot28.
- De Mercure de France publiceerde in 1985 de dagboeken van de abbé Mugnier (1853-1944) die hij bijhield van 1879 tot 1939. Mugnier was een leven lang biechtvader, vriend, tafelgenoot en zieleredder van het aristocratische en artistieke Parijs. Zijn dagboek opent toch weer nieuwe vergezichten op een uitentreuren becommentarieerde periode. De abbé was in zijn dagen vooral beroemd als causeur en ‘bel-esprit’. Als een oudere actrice bij hem te biecht gaat en bekent: ‘Als ik voor de spiegel sta en uitroep “Ik ben mooi”, is dat dan een zonde?’ - mompelt de abbé: ‘Nee, alleen maar een vergissing.’
- eindnoot29.
- Maatstaf Juli 1981. Rudolf Bakker: ‘Jan Verkade of: Een hollands drama in brieven’.
- eindnoot30.
- Blaise Cendrars (1887-1961), romancier, avonturier en minnezanger van het gevaarlijke leven, bekende in zijn Bourlinguer: (1948, herdrukt in de serie ‘Folio’, 1974) ‘Een boek als “Le latin mystique” betekende mijn intellectuele geboorte.’ In Bourlinguer zegt Cendrars o.a. nog over de Gourmont: ‘Ik ben nooit een van de Gourmonts intimi geweest en toch geloof ik dat ik al veertig jaar lang geen boek heb gepubliceerd waarin zijn naam niet voorkomt. Alles wat ik uit boeken heb geleerd heb ik aan zijn boeken te danken, want ik heb alle boeken gelezen die hij citeert.’ En dan bekent Cendrars nog (die de Gourmont meenam naar diens eerste voorstelling van de cinematograaf): Zijn onderdak rook naar een apotheek, maar ook naar kattepis, valeriaan en Haarlemmerolie. Ik wist nooit hoe gauw ik er weg moest komen om mijn keel te spoelen in de bistrot op de hoek.’
- eindnoot31.
- ‘Dessins d'Ecrivains Français du xixe Siècle’, 25 novembre 1983-26 février 1984. Maison de Balzac. Met uitstekende catalogus. De grootste inbreng kwam van een privé-verzamelaar die anoniem wenst te blijven en me gelegenheid gaf voor het portfolio het gourmontiaanse landschapje te fotograferen.
- eindnoot32.
- Alfred Jarry (1873-1907), was de ‘uitvinder’ van Ubu Roi, het toneelstuk dat de weg wees naar het moderne theater. Taal-goochelaar die in Gestes et Opinions du docteur Faustroll, pataphysicien uiteenzette wat de wetenschap ‘van de imaginaire oplossingen’ inhield.
- eindnoot33.
-
Charles Filiger (1863-1928) maakte ook de houtsneden tegenover het titelblad van de Gourmonts Le latin mystique en bij zijn opstel over L'Idéalisme. Vestigde zich in 1889 in Le Pouldu en raakte er bevriend met Gauguin. Onderwierp zich ten slotte aan de streng-geometrische regels van de schilderschool van Beuron, waartoe ook Verkade later overging. Filiger was de enige der ‘Nabis’ van wie Verkade niets moest hebben. Hij noemde hem ‘een verschrikkelijk instrument in de handen van God’.
Emile Bernard (1868-1941) schilderde als eerste in Bretagne ‘cloisonnistisch’, d.w.z. in helder gekleurde en duidelijk van elkaar gescheiden platte vlakken. Brak niet Gauguin nadat die de eer van deze ‘uitvinding’ voor zichzelf had opgeëist. Was vriend en bewonderaar van Vincent van Gogh. Hij organiseerde (in 1893) de eerste tentoonstelling van Van Gogh's werk na diens dood in 1890.
- eindnoot34.
- Roger Shattuck: The Banquet Years, the origins of the avant-garde in France, 1885 to World War 1, Vintage Books, New York 1968.
- eindnoot35.
- Selected Letters 1907-1941 of Ezra Pound, edited by D.D. Paige. Faber and Faber, London 1950.
- eindnoot36.
- Marcel Schwob: Moeurs des diurnales, traité de journalisme, Mercure de France, Paris 1902. Een persiflage op de journalistiek, zijn stijl en zijn blunders. Op het ‘Ile des Diurnales’ wonen allesverslindende vogels die het hele eiland met hun poep bedekken. Een van de laatste boeken van Schwob en inderdaad niet zijn beste.
- eindnoot37.
- Jean-Henri Fabre (1823-1915), verwierf wereldwijde faam met zijn Souvenirs entomologiques. Generaties Franse kinderen werden met zijn wijsheid doordrenkt, terwijl nu de beurt is aan de Japanse.
- eindnoot38.
- Jules de Gaultier de Laguionie (1858-1942). Essayist en medewerker van de Mercure de France. Verwierf bekendheid met zijn Le Bovarysme, essai sur le pouvoir d'imaginer, 1902. De Gourmont legde deze theorie als volgt uit: ‘Een bepaalde dosis verstand verwekt in het menselijk dier een vreemde roes. Het begint dan van zichzelf een beeld te ontwerpen dat niet meer met de werkelijkheid overeenkomt.’ Men kan het ook uitleggen als de voortdurende noodzakelijkheid die de mens voelt om van zichzelf een beeld te ontwerpen dat het zijne niet is.
- eindnoot39.
- Edward Gibbon (1737-1794), de auteur van The decline and fall of the Roman Empire.
- eindnoot40.
- Gaston Paris (1839-1903) was filoloog en expert op het gebied van de middeleeuwse letterkunde.
- eindnoot41.
- Garnet Rees: Rémy de Gourmont; essai de biographie intellectuelle. Boivin, Paris 1940.
- eindnoot42.
- Charles Augustin Sainte-Beuve (1804-1869) keert zich na onsuccesvolle start als dichter en romancier tot literatuur-historische studies, die hij baseert op een solide bronnenstudie, maar dan schrijft volgens een ‘intuïtieve methode’, die er toe leidt dat ‘de analyse in de creatie verdwijnt’. Dat hij soms verkeerde waarde-oordelen uitsprak doet er in een dergelijke werkwijze niets toe. (Les Causeries du Lundi, Portraits Littéraires.) Zijn vrijgezellenbestaan werd vergald door zijn onmogelijke liefde voor de vrouw van zijn aanvankelijke vriend Victor Hugo.
- eindnoot43.
- John Middleton Murray (1889-1957), trouwde in 1913 Katherine Mansfield, onder wier literaire invloed hij stond, benevens onder die van D.H. Lawrence. Schreef biografieën en essays. The Problem of Style is van 1922.
- eindnoot44.
- Jean Chalon: Portrait d'une séductrice, Stock, Paris 1976. Een hopsig en niet helemaal serieus te nemen boek van een handige man die in haar laatste jaren het vertrouwen van Nathalie Barney wist te winnen. Boeiender zijn de memoires van Barney zelf, zoals Aventures de l'Esprit (Emile-Paul Frères, Paris 1929) of Souvenirs indiscret (Flammarion, Paris 1960).
- eindnoot45.
- Léautaud had zich zelfs tegen de publicatie van de Lettres à l'Amazone verzet, aldus meldt Edith Silve in haar in 1985 verschenen Paul Léautaud et le Mercure de France (uitg. Mercure de France). Edith Silve onthult bovendien dat in 1912 tijdens een bezoek van Berthe aan de Mercure Léautaud zich jaloers had getoond jegens de Gourmont, omdat die op het gebied van de liefdesrelaties meer succes gehad zou hebben dan hij. De kern van Edith Silve's studie is overigens de onthulling dat Léautaud jarenlang een hartstochtelijke liefdesrelatie had met Marie Dormoy, de hoedster van zijn literaire nalatenschap. Het tweetal had er voor gezorgd van deze verhouding niets naar buiten te laten uitlekken. Edith Silve stelt nu de uitgave in het vooruitzicht van een bijzonder geheim dagboek van Léautaud, waarin hij de ‘waarheid’ over zijn relatie met Marie Dormoy vertelt.
- eindnoot46.
- In Selected Prose of T.S. Eliot, edited with an introduction by Frank Kermode. Faber and Faber, London 1975.
- eindnoot47.
- The Autobiography of William Carlos Williams, A Neu, Directions Book, New York 1967.
- eindnoot48.
- Een soortgelijke patriottische volte-face heeft zich voorgedaan vlak voor het overlijden van Octave Mirbeau (zie Maatstaf naei/juni 1977: R. Bakker, ‘Octave Mirbeau of: de onschuld gaat in het zwart gekleed’). Mirbeau zou zich als levenslang bestrijder van ieder conformisme en als bewonderaar van het anarchisme kort voor zijn dood er voor hebben uitgesproken te sterven ‘dans le sein de la Patrie’. Mirbeau was wel (anders dan de Gourmont) het slachtoffer van de syfilis en vermoed wordt dat zijn vrouw het verhaal van de ‘sein de la patrie’ in de wereld had gezonden omdat ze niet wilde ‘achterblijven als de weduwe van een vijand van de samenleving’. Beweerd werd dat in het geval van de Gourmont Berthe de inspiratrice was van de laatste reeks patriottische artikelen. Zijn ‘saamhorigheid is toch best mooi’ kwam overigens uit Coutances, waarheen Berthe hem niet was gevolgd.
- eindnoot49.
- Jacques Hillairet: Dictionnaire Historique des rues de Paris, 2 dln. Les Editions de Minuit, Paris 1979.