Gerda Meijerink
De Manns. Een schrijvende familie
Thomas Mann of Heinrich Mann, het is blijkbaar onvermijdelijk dat lezers van de boeken van dit broederpaar een voorkeur ontwikkelen voor een van beiden. Er is niemand die ze op één lijn stelt, meestal is de voorkeur zeer uitgesproken en gaat niet zelden gepaard met een zekere mate van afwijzing van het oeuvre van de andere Mann. De keuze voor Thomas of Heinrich zegt iets over de persoon van de lezer en hangt samen met de organisatie van iemands emotionele huishouding, eerder dan met objectieve literair-esthetische criteria.
Klaus Mann of Erika Mann is nauwelijks een punt van discussie, iets dat vergelijkbaar is met Het Keerpunt of met de sensatie die Mephisto heeft veroorzaakt, heeft Erika niet nagelaten. Dat haar verdiensten onderbelicht zijn gebleven is eveneens zeker, die liggen echter niet op het fictionele of autobiografische vlak, maar op het journalistieke, en daar is nog maar weinig over bekend. Begrijpelijkerwijs kom je nooit iemand tegen die Klaus of Erika belangrijker vindt dan de respectievelijke vader en oom, al waardeert menigeen Klaus' autobiografie als eenzaam hoogtepunt in zijn oeuvre boven enig afzonderlijk werk van Thomas of Heinrich.
Golo Mann valt niet te vergelijken, hij staat als historicus en biograaf apart, van zijn kant zijn er geen pogingen ondernomen in het gebied van de fictie en de verbeelding door te dringen - met uitzondering van een paar jeugdzonden.
Toen de term ‘The amazing family’ in de jaren veertig in Amerika het eerst werd gebruikt, sloeg die op de hierboven genoemde namen; dat er ook nog andere Manns waren die schreven was toen nog niet bekend of kon nog niet bekend zijn. Hoe verbazingwekkend deze familie is kunnen we eigenlijk nu pas vaststellen, nu er ook al een vierde generatie Manns schrijvend in de weer is en bijvoorbeeld ook in 1976 Katia's Ungeschriebene Memoiren zijn verschenen. Ze zijn letterlijk ‘ongeschreven’, althans, ze zijn niet door Katia zelf geschreven, maar op grond van interviews met haar ontstaan, die de schrijfster Elisabeth Plessen en Katia's zoon Michael met haar hielden. Zelf heeft Katia nooit naar een pen of een schrijfmachine getaald, tenzij om te noteren wat haar echtgenoot haar dicteerde: brieven, opstellen, artikelen in ongekende aantallen.
De eerste Mann die schreef was Julia, geboren da Silva-Bruhns, de moeder van Thomas en Heinrich. Ze kwam als Braziliaanse na de dood van haar Portugees-creoolse moeder naar Lübeck en trouwde daar in 1869, achttien jaar oud, senator Thomas Johann Heinrich Mann. Julia schreef in 1903 haar memoires: Aus Dodos Kindheit. Erinnerungen, waarin ze veel over haar Braziliaanse vaderland vertelt en weinig over Lübeck en haar leven daar.
Volgens Walter A. Berendsohn, die in Thomas Mann und die Seinen (Bern, 1973) op een aantal leden van de familie ingaat, heeft Julia ook aantekeningen, schetsen en sprookjes nagelaten die nooit gepubliceerd zijn en daar ook niet voor in aanmerking komen. Bij haar begon het schrijven pas toen ze al weduwe was geworden en in München woonde. Het succes van haar twee schrijvende zoons zal er niet vreemd aan geweest zijn. Dat ook haar derde zoon, Viktor, nog eens een boek zou publiceren heeft ze zeker nooit bevroed en was ook voor de beroemde broers een verrassing. Viktor bracht de jaren van het Derde Rijk in Duitsland door. In zijn herinneringsboek Wir waren fünf. Bildnis der Familie Mann schrijft hij daarover: ‘Ik ben geen martelaar geworden van het Derde Rijk, geen werkelijk vervolgde of zelfs gevangene in een vernietigingskamp. Zeker, ik leefde twaalf jaar lang in gevaar, maar daar wen je aan. Natuurlijk waren er vrienden die zich om politieke redenen van mij afkeerden, maar ik vond trouwere vrienden. (...) Dat ik er doorheen gekomen ben brengt me in de