| |
| |
| |
Thomas Mann
Fragmenten uit de dagboeken 1944-1955. Ingeleid door Gerda Meijerink
Het zal nog een aantal jaren duren voordat de dagboeken van Thomas Mann tot aan het sterfjaar 1955 voor iedereen toegankelijk zullen zijn gemaakt. Het was dan ook voor mij heel opwindend in de reeds voorhanden drukproeven te mogen bladeren en er hier en daar een fragment uit te lichten. Hoe ervoer Thomas Mann zijn ouderdom, hoe keek hij terug op z'n leven, wat hield deze grote man bezig nadat hij zijn opus magnum, Doktor Faustus, had afgesloten en voelde dat hij op het einde toeging?
Ik heb een paar fragmenten gekozen uit de dagboeken tot 1947 die me speciaal interesseerden, namelijk zijn reactie op de capitulatie van Duitsland en de dag waarop hij zijn dagboeken tot 1933 verbrandde. Omdat het deel waarin deze fragmenten voorkomen binnen afzienbare tijd verschijnt en er uit de ‘Entstehung des Doktor Faustus’ al veel van bekend is, heb ik de meeste plaats ingeruimd voor de jaren waarop we veel langer moeten wachten. Ik koos er drie hoofdthema's uit: zijn ontroerende liefde voor een jonge kelner in een Zwitsers vakantieverblijf, zijn gevoelens over zijn afnemende creativiteit en zijn bezoek aan ons land in 1955, aan het eind waarvan zich de ziekte openbaarde waaraan hij kort daarna zou sterven. Ook nam ik de dag op waarop Thomas Mann van de dood van Klaus hoorde op 22 mei 1949. Ik heb de fragmenten vertaald om ze voor een breed Nederlands publiek toegankelijk te maken. Deze vertalingen moeten als zeer voorlopige worden beschouwd. Over hoe een vertaler zou moeten omgaan met deze weerbarstige tekst vol verkortingen, afkortingen, eigenzinnige spelling en foutieve en inconsequente schrijfwijze van namen, heb ik nog geen vastomlijnde ideeën. Zonder voetnoten zal het waarschijnlijk moeilijk gaan. Voorlopig heb ik er voor gekozen de afkortingen voluit te schrijven en de namen over te nemen zoals Thomas Mann ze neerschreef. Dat bijvoorbeeld Lantzow dezelfde is als elders Landshof en Landshoff moge de kenners en liefhebbers bekend zijn, en ook dat Dunkersloot in werkelijkheid Donkersloot heette. Bij andere namen is het wachten op de commentaren van Dr. Inge Jens.
Gerda Meijerink
| |
Pacific Palisades, maandag 7 mei 1945
Capitulatie van Duitsland verklaard. Schwerin-Krosik en? was nog bij Eisenhower ter ondertekening van de totale overgave aan de drie geallieerden. Dönitz beveelt de terugkeer van de onderzeeërs naar hun bases. Uitgezonderd is het commando van Praag dat rebelleert en de strijd voortzet. Mededeling aan het Duitse volk: de overmacht van de tegenstander aan mensen en materiaal dwingt tot het neerleggen van de wapens. Duitsland moet rustig blijven en een nieuw leven beginnen. Was dat laatste maar eerlijk gemeend! - De
| |
| |
vreugde in Londen en New York moet groot zijn. - Bericht dat de lijken van Göbbels en de zijnen gevonden zijn. Bovendien dat van veldmaarschalk von Bock. De Duitse legereenheden die zich de laatste tijd overgaven bestaan uit ‘prachtig’ goed onderhouden mensenmateriaal. Men heeft ze ontzien en de Kruppspullen opgeofferd. - Is dit nu de dag, corresponderend met de 15de mei 1933 toen ik deze serie van dagelijkse aantekeningen begon, een dag dus van het feestelijkste soort? Het is niet bepaald een uitgelaten stemming waarin ik me bevind. Natuurlijk is de tegenwoordige Duitse regering slechts voorlopig, instrument van de capitulatie, omdat Eisenhower geen Himmler in zijn tent kon binnenlaten. Overigens is het duidelijk dat het een en ander mèt Duitsland, maar niets in Duitsland gebeurt en tot dusver ontbreekt het aan elke afwijzing van het nazidom, aan ieder woord dat de ‘Machtergreifung’ een verschrikkelijk ongeluk was en het toelaten ervan en de ondersteuning een misdaad van de hoogste orde. De ontkenning en verdoeming van de daden van het nationaal-socialisme binnen en buiten, de verklaring naar de waarheid, het recht, de menselijkheid te willen terugkeren, waar zijn die? De stompzinnige verscheurdheid van de Emigratie, de jaloerse haat die op mij en mijn houding gericht is, dragen ertoe bij mijn vreugde te temperen. - Een zekere genoegdoening biedt het lichamelijk overleven. Na de val van Frankrijk liet Göbbels mijn dood bekend maken; hij kon zich niets anders voorstellen. En als ik me Hitlers schijnzege werkelijk ter harte had genomen zou me waarschijnlijk niets anders overgebleven zijn dan te creperen. Overleven wil zeggen: overwinnen. Het is een overwinning. Duidelijk is het aan wie de overwinning te danken is: Roosevelt.
Schreef dit in de ochtend en ging toen verder met het zesentwintigste hoofdstuk. Maakte na het scheren een rondje in de buurt. Veel post te lezen na tafel: artikel uit ‘Washington Post’, brieven van Kerényi en ook al gelukwensen; brief van Monty Jacobs uit Londen wegens boodschap over het op 3 juni in Londen te houden verjaardagsfeest met deelneming van Engelse schrijvers. - Na de thee K. gedicteerd: aan Elmer Davis wegens Révy, aan Knopf en Leiser. - Truman en Churchill zullen morgen het einde van de Europese oorlog verkondigen. In Europa, Rome, Oslo, Stockholm, Jeruzalem wordt gejubeld. Maar er wordt ook nog gevochten, naar men zegt omdat de communicatie met de troepen in Duitsland langzaam werkt, in werkelijkheid waarschijnlijk omdat de autoriteit van Dönitz en Jodl omstreden is en delen van pantsergrenadieren, ss-mensen, Hitlerjugend eenvoudigweg niet reageren. Weliswaar heeft bij Eisenhower in Reims de Rus mee ondertekend. E. had om begrijpelijke redenen de publikatie nog niet gewild. Strafbare overhaasting van Associated Press.
| |
Pacific Palisades, maandag 21 mei 1945
Het vertrek komt naderbij. Schreef aan hoofdstuk 27. Naar de kapper in Westwood. Lunch zonder Erika. Ongewoon veel post. Knopf kondigt de Engelse Moses aan. Mooie en hartelijke brief van Heinrich over de Duitse toespraak. Op de thee Riebers. Daarna alle
| |
| |
dagboeken vernietigd ter uitvoering van een al lang gekoesterd voornemen. Verbranding in de oven buiten. Avondeten met Erika die over News Real-foto's vertelde: het afschuwelijke gedoe in Milaan met de lijken van Mussolini en zijn geliefde, de ondertekeningen in Reims en Flensburg. - Het wordt meer en meer duidelijk dat er met Himmler (onvindbaar) een handeltje is bedreven dat de strijd tussen Waffen ss en leger heeft verhinderd en Dönitz aan de macht heeft gebracht. Himmler, weliswaar persoonlijk afgewezen, heeft daarbij zijn huid gered en Hitler opgeofferd. In San Francisco wist men het en de Russen weten het ook. - Las ‘Common Sense’.
| |
Stockholm, 22 mei 1949
Het verblijf onder gunstige weersomstandigheden. Overdag zomers warm. Gisteren lunch met K. alleen bij Frati. In de middag uitstapje met Yxkül naar de school van Sigtuna. Daar ontvangst door de rector, de docenten en de voor het gebouw verzamelde leerlingen. Gezang, toespraken van de rector en mijn dankwoord. Bezoek ook aan gebouw van de meisjes. De kleine Yxkül. - Reisde verder naar Slot Skoklaster, door Wrangel in 1648 gebouwd; gast van Baron Essen. Dr. Oesterling en klein gezelschap. Souper, Duitse en Engelse conversatie. In de schemering rondgang door het kasteel. Wapenkamer. Degen van Wrangel. Bogen. Executiezwaarden. Woonkamer. Moe. Terugreis.
Bij aankomst in hotel zware shock. Telegram dat Klaus in de kliniek van Cannes ligt in zeer slechte toestand. Spoedig daarna telefoon van zijn en Erika's vriendin daar: bericht van zijn dood. Lang bijeenzijn in bitter verdriet. Mijn medelijden innerlijk met het moederhart en met E. Hij had het hen niet mogen aandoen. De daad door hem kennelijk onverwacht uitgevoerd, met slaapcapsules die hij van een drogist in New York betrok. Zijn verblijf in Parijs noodlottig (morfine). Veel over hem en de op den duur onweerstaanbare doodsdrift. Het krenkende, lelijke, wrede, onoverlegde en verantwoordingsloze. Beraad ook over reisplannen, of alles opbreken en terugkeer naar huis noodzakelijk. Volledig uitgeput tegen twee uur naar bed.
Van morgen bij Erika voortzetting van het beraad en besluit tot een compromis: uitvoeren van mijn voordrachtsverplichtingen hier, in Kopenhagen en in Zwitserland en afzeggen van alle openbare manifestaties, om te beginnen het schouwburgbezoek vanavond, in Drodningholm, waarbij we het kroonprinspaar zouden ontmoeten. Dit plan nog eens bevestigd met de goede en nobele vriend Yxkül. - Zeer laat lunch in hotel-restaurant. Toto ½ 6 gerust. - K's zuchten, Eris pijn gaat me onzegbaar ter harte. Ik kus haar. -
| |
Zürich, Dolder, zondag 9 juli 1950
Erg mooie, heldere, frisse ochtend. Gedachten aan de jongen. Erg meeslepend is de hartstocht niet omdat ik me niet meteen schoor en verzorgde om in de tuin bij hem te ontbijten. Verlegenheid, discretie of gemakzucht? - Dronk koffie zoals gewoonlijk en nam er een Bellergal bij. Telefoon met K., die op haar terras verrukt was over de
| |
| |
mooie ochtend. Kerkklokken. - Na enige andere verplichtingen en een lange brief aan Rychners over zijn ‘Epyllon’ iets gedaan aan het hoofdstuk. - Bij K. in de kliniek. Besprekingen, beraad wegens haar verhuizing, nieuwe kamer, Erika's kamer. - Lunch met Feist, die afscheid nam. Las Nicolsons toespraak en Adorno over Benjamin. Onder de indruk. - Thee op het terras met de toneelspeler Kalser. IJverig, belezen, ambitieus. Mag in september de Shylock spelen wat hem trots en nadenkend bezighoudt. Nauwelijks gegroeid. Was opgewonden omdat ik F.W. op het terras had verwacht. Was er echter niet. Voelde me niet lekker, ging met Kalser het bos in en echauffeerde me te zeer. - Nog een keer dus dit, nog een keer de liefde, het aangedaan zijn door een mens, het diepe verlangen naar hem - sinds 25 jaar was het er niet en moest me nog een keer overkomen. 's Avonds, voor de eerste keer, bediende de jongen ons. Beroepsmatige handigheid, beleefdheid en ‘virtuositeit’ van de bewegingen. Oog voor zijn gebreken, het profiel niet om over te zingen, terwijl en face het gezicht oneindig veel mooier is en de discrete, beleefde, door het Münchense dialect gekleurde stem ter ‘harte’ gaat... De nek grof. De bouw krachtig. Moet ongeveer 25 jaar oud zijn, geen knaap maar een jonge man. Bruin haar, iets golvend. De handen fijner dan ik dacht. Wisselde enige woorden met hem. Hij keek in het begin naar mij of ik zijn aanwezigheid opmerkte, was er later niet vaak meer, de Frans sprekende Italiaan met de zwarte strik serveerde meestal en liet hem alleen toe voor wat assisterende handelingen. - Was zeer aangedaan nadien en blij met de rust van mijn kamer. Erika ging nog naar de stad om Therese Giehse te ontmoeten. Adorno's intelligentie werkt als een kalmeringsmiddel. Tijdelijk...
| |
Zürich, Dolder, dinsdag 11 juli 1950
Niet goed geslapen. Gestoord door maag en oor. 8 uur op. Heldere ochtend. Begroeting met K. ernaast. Over de slechte financiële situatie in New York nog niet met haar gesproken. Vertrek naar Sils Maria al dichtbij. Kan m'n nerveuze toestand van een half onwelzijn maar niet overwinnen. - Brief aan Adorno. Bezoek van het echtpaar Oprecht. 's Middags met K. een paar stappen in het bos. Lunch met z'n drieën. 5¼ uur juffrouw Lindt aan wie ik een reeks brieven dicteerde. Afhandeling. Aankomst van Golo in afwezigheid van de vrouwen die voor een massage naar Hirslanden zijn gereden. Met hem bij mij na hun terugkeer. Vertelt over Berlijn en het Lasky-congres, waarbij het verzet tegen de benoeming van de ex-communisten aanzienlijk moet zijn geweest. Zijn voordracht in Heidelberg succesvol. Zijn onderhandelingen in München wegens het huis, dat tot een huurappartementenhuis zal worden verbouwd en wegens de erfeniskwestie van Pr. Diner met hem. Moët-Chandon ter viering van K. 's terugkeer. - Doordrenkt en overschaduwd alles door de ontberende droefheid over de veroorzaker, smart, liefde, nerveuze verwachting, urenlange dagdromen, verstrooidheid en lijden. Zag zijn gezicht dat me zoveel doet een keer vluchtig toen ik met de lift naar beneden kwam. Hij wilde niets van me weten. Zijn belangstelling voor mijn aandacht schijnt verdwenen. Wereldroem is me onbelangrijk ge- | |
| |
noeg, maar hoe totaal gewichtloos wordt het in vergelijking met een glimlach van hem, de blik van zijn ogen, de streling van zijn stem! Platen en anderen, van wie ik niet de onbelangrijkste ben, hebben dat beleefd in schaamte, pijn en moedeloos gevoel, dat desondanks trots is. Hoe gering daarmee vergeleken de energie voor de werkelijkheid. Tenslotte bestaan er mogelijkheden om doelgericht dat gevoel te volgen, ontmoetingen te arrangeren. Als ik me 's ochtends meteen aankleedde en op het terras ontbeet kan het gebeuren dat hij mij bediende. Behalve de vrees voor
het aangrijpende en behalve de noodzaak om het geheim te koesteren, is het zelfs gemakzucht wat me ervan weerhoudt - weerzin tegen activiteit en daden, en dat bij zoiets aangrijpends! - Drie dagen nog en ik zal de jongen helemaal niet meer zien, zijn gezicht vergeten. Maar niet het avontuur van mijn hart. Opgenomen is hij in de galerie waarover geen ‘literatuurgeschiedenis’ iets zal vermelden en die over Klaus H. teruggaat naar hen in het dodenrijk, Paul, Willri en Armin.
| |
Zürich, Dolder, vrijdag 14 juli 1950
Een paar uur diep geslapen. Vroeg wakker met gevoel van lijden. Vandaag wordt gepakt. Om 11 uur zal München-Küssnacht-Maria voor dit werk komen. Ik weet niet of er een gunstige gelegenheid zal zijn om hem adieu te zeggen, hem al het goede te wensen. Voorbij. Misschien is het al voorbij en het zal wel een opluchting zijn - de terugkeer naar het werk als compensatie voor het geluk, zo moet het zijn. Het is de bestemming (en de oorsprong?) van elk genie. - Enige correspondentie. Dan Maria. Begin van het inpakken. Zeer drukkende atmosfeer. Was op het terras, op de veranda. Regen. Franzl steeds aan het bedienen. Rustig vriendschappelijk gesprek met hem over zijn plannen in Genève, de aanbeveling door een vriend, zoon van een hotelier hier, aan de directeur van het Hotel du Rhóne. Mededeling van ons vertrek morgen. ‘O!’ Het onvergetelijke lieve gezicht. Was tamelijk gelukkig (sic venio verbo) en gerustgesteld achteraf. Gevoel van troostende harmonie. Over Sils Maria, het Engadin wist hij niets. Kwam weer terug en wenste ons daarginds goed weer. Had voor de thee Dr. Beidler en een politieke vriend in de hotelhal. De jongen groette vriendelijk toen hij voorbijkwam, over de hoofden van de over Korea sprekende gasten heen groette ik vertrouwd terug. - Pakken. - Acht uur avondeten. Gebakken tong. ‘Hij’ was in de hal. Toen ik K. bij het weggaan de trap op leidde stond hij, onmiskenbaar wachtend, recht opgericht in de buurt van de lift en wilde afscheid nemen. We schudden elkaars handen. Hij: ‘Als we elkaar niet meer zouden zien’. Ik wist niet meer dan: ‘Franzl, het beste! Je zult je weg wel vinden!’ Hij was niet geheel onaangedaan. Het onvergelijkbaar lieve gezicht. Haastte zich naar de lift, zei bij het naar binnen gaan met zijn zachte, melodieuze stem nog iets van weerzien, waarop ik niets meer wist te antwoorden. ‘Een alleraardigste jongen!’ tegen K., die zei: ‘Je
hebt nu zijn sympathie’. Vertelde Erika heel gelukkig hoe charmant hij adieu had gezegd. Blij dat er tenslotte een zekere harmonie over het geheel is gekomen. Pijnlijk en dankbaar aangedaan. Hij heeft mijn genegenheid
| |
| |
zeker gevoeld, in het geheim ook het tedere daarbij, en zich erover verheugd. Hij zag met welk eerbetoon Beidler in de hal afscheid van me nam. De verovering die hij op mij gemaakt heeft moet gunstig zijn voor zijn zelfvertrouwen, misschien wel te zeer. Waarschijnlijk is hem iets dergelijks nog nooit overkomen. Het is zo goed als zeker dat ik hem nooit zal terugzien, ook niets van hem zal horen. Leef wel in eeuwigheid, bekoorlijke jongen, late, pijnlijke onrust brengende liefdesdroom! Ik zal nog wat leven, nog iets doen en sterven. En jij rijpt ook op jouw diepere weg en zult eens heengaan. O onbegrijpelijk leven dat in de liefde bevestigd wordt.
| |
Sils Maria, zondag 16 juli 50. Boshuis
Hij was gevoelvol, hij wist van mijn liefde en was trots genoeg om die in zekere zin terug te geven en het afscheid als een afscheid te ervaren. Bij de lift zei hij op het laatst: ‘Misschien zien we elkaar nog eens, meneer Mann.’ (Ik hou er niet van op die manier aangesproken te worden.) Maar hoezeer spijt het me dat ik niet de rust had nog iets hartelijks te antwoorden. ‘Ik hoop het. Ik heb je steeds graag gezien.’ Men vlucht. En toch was het afscheid troostrijk en geluk brengend. - Mijn hart was week tijdens de door het weer begunstigde reis gisteren, en tijdens de vriendschappelijke ontmoeting met het echtpaar Schweizers in Ragaz en bij het passeren van de Julierpas. Pech met het verlies van mijn overjassen die van het dak zijn gevallen. Kwamen om ½ 7 hier aan. De directeuren vader en zoon. De kamers op de vierde verdieping primitief maar met een mooi uitzicht, op het westen gelegen, zonder zon. Het weer helder. Uitpakken met hulp van het meisje. Inruimen van mijn dingen moeilijk. Schrijftafel werd bezorgd. Zeer moe gisteravond, maar wakker om 4 uur en grote onrust en hartepijn. K., die naar m'n kamer kwam zei dat ik heimwee had naar de jonge man. Nam nog wat Baldriaan en sliep nog wat. 8 uur op. Problemen met het warme water en de impuls weer te vertrekken. Mis de zon. Koud gehad. Warm bad werd na het ontbijt langzaam tot stand gebracht. Wollen vest. - Erg mooie uitzending van de Südwest-Rundfunk, Baden-Baden over ‘Adel des Geistes’. - Koud. Gisteravond was er verwarmd. Weet niet goed wat ik moet doen. Uitzicht op meer en bergen spreekt me weinig aan, hoewel de rit gisteren door Zwitserland me als altijd beviel. De gedachte van mijn ‘laatste liefde’ vervult me voortdurend, roept alle onder- en achtergronden van mijn leven wakker. De eerste, Armin, werd een drinker na het verval van zijn betoverende charmes door de puberteit en stierf in Afrika. Op hem mijn eerste gedichten. Hij leeft
in ‘Tonio Kröger’, Willri in de ‘Zauberberg’, Paul in de Faustus. Een zekere vereeuwiging hebben al deze hartstochten ervaren. Klaus H., die mij het meest is tegemoetgekomen, behoort de inleiding van het Amphitryon-essay toe. - Plan om de achtergelaten jongen met een kaart te vragen me over het slagen van zijn Genève-project te vertellen en hem te zeggen: ‘Ik ben je niet vergeten.’
| |
| |
| |
St. Moritz-Suvretta, zondag 6 augustus 50
Sinds gisteren tegen de avond verandering van het langdurige sombere, ten dele föhnachtige en regenachtige weer in helderheid, blauwe lucht, schitterend weer. - Schoonheid van verre. Op de tennisbaan beneden, tijdens een bepaald uur op de ochtend, een jonge Argentijn, mooie, uitstekende speler, zich perfectionerend met de trainer. Donker haar, gezicht niet goed te onderscheiden, slanke, bewonderenswaardige bouw, hermesbenen, ruim uithalende slag, de speelse omgang met de ballen, het lopen. Rennen, springen, af en toe overmoedig dansen. Veerkrachtige onrust van het lichaam bij inactiviteit op de bank. Afwisselend over elkaar slaan van de benen, wiebelen, bijeenbrengen van de witgeschoeide voeten, opstaan, weggaan, terugkomen, handen op de balustrade. Wit tenniscostuum, korte broek, na de training sweater over de schouders. - Hevige erotische belangstelling. Opstaan om te werken, om te kijken. Pijn, begeerte, droefheid, doelloos verlangen. De knieën. Hij streelt z'n been - wat iedereen zou willen. - De smart om de jongen op Dolder is in deze dagen, onder invloed van de lucht, het prachtige landschap, de mengeling van geestdrift en onpasselijkheid die de plaats me bezorgt, tot een algehele treurnis over mijn leven en de liefde verdiept en verhevigd, dit aan alles ten gronde liggende, op een waan lijkende en toch hartstochtelijk in stand gehouden enthousiasme voor de onvergelijkbare, door niets ter wereld overtroffen bekoring van de mannelijke jeugd, die van oudsher mijn geluk is en de ellende er niets over te kunnen zeggen, vol enthousiasme en zwijgend, - geen ‘promesse de bonheur’, maar alleen het gemis van iets dat niet is te benoemen, het gewenst- wens-onmogelijke. - Las bij het signeren het hoofdstuk ‘Over de schoonheid’ in de ‘Jonge Joseph’ over. Grappen over het diepste in me. Het illusionaire, wolkachtig onbegrijpbare, ongrijpbare dat toch het
lijdend-enthousiasmerendste is, onzin en eed, fundament van de kunstuitoefening - ‘In jouw adem vormt zich mijn woord.’ -
| |
Erlenbach, zaterdag 20 juni 53
Blauwe lucht. De verkoudheid nogal ernstig. - Terechtstelling van de Rosenbergs uitgevoerd. Kwalijk. Demonstraties op het continent en in Washington zelf. Mijn telegram helaas verkeerd, omdat nooit duidelijk is geworden op grond van welke wet (Atoomspionage? Verraad aan de oorlog?) het doodvonnis is uitgesproken. De twijfels van Douglas, welke van beide bepalend had moeten zijn, verontschuldigen mijn onkennis. In ieder geval is de terechtstelling een kwalijke daad tegen de achtergrond van een kwalijke algemene atmosfeer. Dit is de sabotage van de vrede. - Naar aanleiding van de Wagner-tentoonstelling wil men een toespraak van mij. Het is wat ik op het ogenblik nog het beste kan doen. De motivatie voor het afzeggen met vlijtige en hoopvolle gebondenheid aan andere taken staat op wankele voeten. - In huis steeds koud. Steeds elektrische verwarming. Hoesten en neusverkoudheid. - Op m'n 80ste verjaardag, nog er voor, moet ‘Krull’ klaar zijn. Is dat denkbaar. Als tenminste het plan voor een Luther-novelle zich verder ontwikkelde en
| |
| |
concreet werd. Verschrikkelijk te denken dat ik mijn vermogen tot produceren overleef, dat ik besta en niets meer tot stand breng. - Zal weer achterstallige correspondentie afhandelen. -
| |
Erlenbach, zondag 5 juli 53
Goed geslapen. Het weer nevelig bedekt en altijd naar regen neigend, maar zacht. - Tussen de brieven een goed geschreven brief van Dr. Mampell in Beatenberg. - Werk aan hoofdstuk, met tegenzin en gevoel van zwakte. Ging 's middags K. een stuk tegemoet. Middageten met Moni. Hevig onweer met luide explosies vlak in de buurt hield me uit m'n middagslaap. Daarna interviewster Isolani over portrettekenaars. Een brief van de uitgeverij van de Unesco in Wenen. Opdracht wegens een politiek moraliserend voorwoord bij ‘De kunstenaar en de samenleving’ bracht me in een woedende opwinding. Bij het avondeten helaas Ida Herz. Kon niet eten. Liet haar de prijs- en eredocumenten zien die in de woonkamer liggen en liet K. uit ‘Sforza del Destino’ spelen. Ging naar boven voordat K. haar wegbracht en las in ‘Verloren Illusies’. Nam wat in en vond rust voor de nacht, die het beste deel van de dag is geworden. Zo is het wanneer je jezelf overleeft. Wagner schreef toen hij bijna 70 was zijn laatste werk, de Parsifal, en stierf niet lang daarna. Ik heb ongeveer op dezelfde leeftijd het werk van de uiterste consequentie, de Faustus, geschreven, eindwerk in ieder opzicht, maar ik leef verder. ‘Der Erwählte’, nog vol charme, en ‘Die Betrogene’ zijn reeds over de rand groeiende nakomelingen, al niet meer noodzakelijk. Wat ik nu leid, is een na-leven, dat vergeefs poogt een produktieve steun te vinden. De ‘Krull’ op te vatten als een Faust die beëindigd behoort te worden, is nauwelijks mogelijk. Nog te leven is foutief, vooral omdat ik foutief leef. Eten is me een last en een plaag. Mijn enige genot is roken en koffie drinken, wat beide schadelijk is. Overigens is het voorovergebogen zitten aan de schrijftafel eveneens schadelijk. Ik mis de sofahoek van mijn kamer in Pacific Palisades, waar het late taalspel van de ‘Erwählte’ mijn ochtenden zin gaf. -
| |
Den Haag, zaterdag 2 juli 55
Donderdag met twee auto's (van Bibi) naar het vliegveld Kloten. De vlucht boven de wolken gelijkmatig en kort met behulp van een niet erg opwindende maaltijd. Waren om ongeveer 9 uur 's avonds in het Amstel-hotel, Amsterdam, met mevrouw Eugen, die ons van het vliegveld afhaalde, vertaalster van ‘Krull’, Lantzow, de agent Diamant. Kleine maaltijd en gezelligheid met hen en moe naar bed in een schandalig kleine kamer die we vandaag graag ontruimden. Gisterochtend bezoek van de heer von Nostiz van de Duitse Ambassade. Wegens het diner de ambassadeauto. Naar gevoel in de maag en zwak op de benen. 's Middags naar bed. Geslapen omdat geen koffie gedronken. ½ 8 afgehaald en naar de Universiteit. Wachtkamer, dan in de portretgalerij met de Minister van Buitenlandse Zaken, zijn vrouw en de Professor die de inleiding hield en in de volle Aula eerst sprak. Zitten achter katheder op hoge stoel. Schillervoordracht, met goed werkende luidspreker. Groot applaus ter be- | |
| |
groeting. Intelligent reagerend publiek. Lang, ovationeel applaus aan het eind. Toespraak van de Minister, uitreiking van het commandeur-kruis van de orde van Oranje-Nassau, mooie orde die de minister me om de nek legde. Wederom groot applaus. Bedankte met voorbereide woorden ter ere van Holland. Draag het reverslintje zolang ik in het land ben. - Terug naar het hotel, monterder dan overdag. Gezelligheid met het echtpaar Eugen, Landshof, een Professor in de germanistiek, zijn vrouw en Professor Dunkersloot, die lang in Zwitserland heeft geleefd en wiens Duits licht Zwitsers gekleurd is. Al in 1945 leidde hij me in. -
| |
Den Haag, maandag 4 juli 55
Donker, regen, zeer koel. Elektrisch kacheltje. Werd nat toen we wat wandelden. Telefoon van de secretaresse van de ‘prinses’, Wilhelmine, dat wil zeggen de koningin-moeder voor de thee, 120 km van Noordwijk. Ons beleefd afwijzen tamelijk verwarrend omdat ik immers heb verklaard de koningin te willen bezoeken, die ook niet veel dichterbij woont. Daarover de Minister raadplegen. - Vertrek van Erika naar Londen ter voorbereiding van de grote demonstratie van grote namen voor de vrede, vooral als de ‘conferentie’ mislukt. - 7 uur wat brood en bier. Kwart voor 8 afgehaald door Nostiz met de Duitse auto. In de wacht-conferentiekamer de gezant en anderen. Gelukkig was er koffie. De kerk vol bezet. Luid applaus ter begroeting. Leestafel met lessenaar en stoel onder de kansel. Ingeleid als vriend van Holland door de Heer von Eisenstein. Schrijver. Sprak over Ter Braak. Ik voelde me krachtig en las voor de vierde en laatste keer de Schiller-rede. Weer miste ze haar uitwerking niet. Trok me met de aangedragen overjas bedekt tamelijk snel uit het applaus terug. In de kamer liet men mij de ontroering blijken. Nostiz bracht ons met de auto naar het hotel terug. Overleg met hem over het probleem van de bezoeken bij de koningin-moederen Juliane. Onoplosbaar probleem. Lieten koffie en sandwiches op de kamer brengen, die me goed smaakten. Lasbij een sigaar Paulus van Renan ten einde.
| |
Noordwijk aan Zee, vrijdag 8 juli 55
's Ochtends bij grote kou aan het strand in m'n hut nummer 42 met jas en plaids. Schreef aan de brief over Fiorenza. Liep toen wat langs de zee. Bij de lunch de schilder Citroen. Tekening die hij tijdens de lezing in Den Haag had gemaakt. Kwart voor 7 met de auto van Meyer naar Amsterdam voor de première van Königliche Hoheit. Op het nippertje omdat de service ons op het eten had laten wachten. Maar op tijd om ½ 8 ter plaatse. Opnieuw ervaring van vorstelijkheid. Midden-loge. Koffie. Toespraak van Professor Müller, naast wiens vrouw ik zat. De heer von Nostiz. Roken daar geoorloofd. Grappig marionettenspel voor de film, die me deze keer heel goed beviel, veel vrolijkheid losmaakte en veel succes had. Ovaties voor mij in het grote theater en buitenvan het wachtende publiek. De directeur zeer gelukkig, begeleidde ons naar de auto. Terugreis. De chauffeur io gulden. Afspraak voor de rit naar de koningin, maandag.
| |
| |
| |
Maandag
's Ochtends 11 uur bij de koningin. De Engels sprekende adjudant met tressen. Met haar in de tuin, koffie. Uitblijven van haar teken tot opbreken, zodat we vijf kwartier praatten. Haar optreden eenvoudig en waardig. K. 's kniebuiging werd verboden. Ik zei vaak ‘U’. Krantenberichten over het bezoek. Iedereen weet ervan. Later koffietafel bij de Meyers, in wiens auto we reden. Voortreffelijk. Liet het me smaken. De Hollanders drinken koffie op alle uren van de dag, 's morgens, weer om 11 uur, bij de lunch, 's middags en zo mogelijk ook 's avonds. Geheel naar mijn smaak en het vochtige klimaat staat het toe. Dronken een paar keer, evenals gisteren, dinsdag, zeer goede espresso in het kleine café in het dorp, nadat ik in de mist in mijn hut brieven had geschreven. Gisteren, dinsdag, uitstapje met Landshoff naar Warmond voor de thee.
| |
Noordwijk, vrijdag 22 juli 55
Verblijf in Noordwijk mondde uit in dit ziekteavontuur, ontsteking van de aderen, die ongetwijfeld als een late reactie op de inspanningen en opwindingen in mei en juni moeten worden gezien. - Het transport per ambulance naar Amsterdam en van daar in het vliegtuig naar Zürich en in dit bed vond op zaterdag de 23ste plaats. Nu kon de regelrechte behandeling van het gezwollen en koortsige been en van de ziekte als geheel beginnen onder leiding van Professor Löffler, die zaterdagavond nog verscheen. Chef-arts Essailer, Dr. Arnstein, onder anderen zusters Marti, Heidi enz. Zorgvuldige verpleging. Alcohol en azijnen. Klei-wikkels, verder penicilline- en bloedverdunnende injecties. Goede, ja verbazingwekkende vooruitgang in deze 6 dagen, hoewel mijn mond pijnlijk, m'n keel gezwollen en ontstoken, het eten een kwelling en ellende, de eetlust nihil. K. 's ochtends en 's middags bij me, brengt me aanvullingen voor het slechte eten. 's Middags een kwartier zittend op de rand van het bed. De nachten in het begin erg moeilijk. Avontuur van de ondersteek, nooit uitgeprobeerd. Vaak grote neerslachtigheid. Bezoek van Gret en Bibi, de jongens, Golo, Schweizer. Bloemen in de kamer. - Professor Löffler, sympathieke beroemdheid, ietwat Primadonna, maar aangenaam. Spreekt over Hanno's tyfus, die een kleed van de dood is, noemt dat een zeer goed medisch inzicht. - Steeds opnieuw het uitpenselen van m'n keelholte na het gorgelen. - Rook nauwelijks, sigaretten. - Het weer koel en regenachtig. - Voeren van de mussen. - Vraag me niet af hoelang dit bestaan zal duren. Langzaam zal het duidelijk worden. Mag vandaag wat in een stoel zitten. - Problemen met spijsvertering en andere ongemakken.
Deze notitie, begonnen in Noordwijk en zonder verdere datering voortgezet in Zürich een aantal dagen later, is de laatste dagboekaantekening van Thomas Mann. Hij stierf op 12 augustus 's avonds rond een uur of acht.
gm
|
|