Maatstaf. Jaargang 33
(1985)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Léon Hanssen
| |
[pagina 14]
| |
De Betrachtungen eines Unpolitischen lees ik met tegenzin, ofschoon het natuurlijk een paradoxaal en zeer briljant boek is. Het is doordrenkt van Europese literatuur, Dostojevski, Tolstoj, Flaubert. Thomas Mann toont heel zijn Europese vorming erin. Maar in de Betrachtungen staan ook heel pijnlijke en afschuwelijke bladzijden; het had echt niet mogen gebeuren. Het biografische feit dat eraan ten grondslag ligt, was dat het tegen zijn broer Heinrich gericht was: zo'n zuiver autobiografisch-psychologisch motief zou een boek van 600 bladzijden nooit zo erg mogen beheersen. De Zivilisationsliterat die voortdurend gehekeld wordt, is steeds Heinrich Mann. Thomas Mann voelde zich door een aanval van Heinrich in een hymnisch essay over Emile Zola (uit november 1915, lh) waanzinnig gekrenkt. Daaruit is alles voortgevloeid. En dat is mij te autobiografisch. In een boek over politiek en geschiedenis zou je iets zakelijker en minder door zo'n persoonlijk en neurotisch conflict geïnspireerd moeten zijn. Kort geleden is de briefwisseling Thomas-Heinrich Mann met veel nieuwe - zeer interessante - brieven opnieuw uitgegeven. De Duitse criticus Marcel Reich-Ranicki, een literatuurpaus in Duitsland - een schrandere man, hij kan iets - heeft daarover een essay geschreven.Ga naar eindnoot3. Hij overdrijft de rol die het broederprobleem in het leven van Thomas Mann gespeeld heeft weliswaar enigszins (zoals je altijd doet als je een thema kiest, isoleert), maar er zit een kern van waarheid in. Kort en goed, de Betrachtungen is toch een onverkwikkelijk boek, ondanks alle virtuositeit. Thomas Mann was ook niet sympathiek destijds. Ik was vijf jaar oud toen de Eerste Wereldoorlog begon en negen toen hij eindigde. Thomas Mann werd in de loop van de oorlog steeds nerveuzer en driftiger. Hij beklemtoonde nadrukkelijk het burgerlijke, zijn rol als familievader. Hij zat steeds aan het hoofd van de tafel en dronk Kriegsbier uit deze zware, verzilverde oud-Duitse beker - Hans Sachs kon eruit gedronken hebben - en was zeer onaangenaam. Er waren vaak discussies met mijn moeder, die weliswaar geen filosofe was en wat betreft de diepgang van het denken zeker niet aan hem kon tippen, maar die een heldere intelligentie bezat waarmee zij hem ontzettend kon ergeren. Zij zag veel vroeger dan hij dat de oorlog verloren was, wat de bron was van vreselijke ruzies tussen beiden. In de lente-zomer van 1918, ik herinner me dat nog zo goed, wilde en kon hij het nog steeds niet geloven. Later verklaarde hij deze merkwaardige verering van het keizerrijk door te zeggen dat je pas rijp bent wanneer je sterft. Tot die tijd had hij zich helemaal niet om politiek bekommerd; het waren louter morele, esthethische, hoogst persoonlijke problemen die hem bezighielden. Plotseling dan het uitbreken van de oorlog, en hij voelde zich aangevallen en beledigd dat hij tot een volk van barbaren zou behoren. Niet zonder reden; men mag niet vergeten dat de propaganda van de Entente van haar kant sterk simplificerend was. Hij voelde zich geprovoceerd door Heinrich Mann die de partij van de Troisième République koos. Neen, dat Thomas Mann zich met het keizerrijk geïdentificeerd zou hebben is te sterk uitgedrukt. Wèl met de Obrigkeitsstaat, maar niet met Wilhelm ii. Daarvoor was hij te intelligent. Zijn ideaal-Duitsland was een Duitsland dat al lang niet meer bestond. Een romantisch, apolitiek land, terwijl Duitsland in die dagen reeds volledig gepolitiseerd was. Toen al waren er bijeenkomsten helemaal in nazistijl. Overigens (zoals in alle hoofdsteden in 1914) de jubel om de oorlog, de hunkering naar oorlog in de dagen die eraan voorafgingen! De mentaliteit was reeds helemaal gepolitiseerd en de oorlog moest het alleen nog maar erger maken. De slimmere conservatieven hebben destijds zeer goed gezien dat de oorlog noodzakelijkerwijze tot democratie moest leiden. Admiraal von Tirpitz bij voorbeeld schrijft helemaal in het begin: ‘Zege of nederlaag, we krijgen de volledige democratie.’Ga naar eindnoot4. Door de oorlog. Thomas Mann noemt de Betrachtungen toch ook een ‘terugtochtsgevecht’;Ga naar eindnoot5. hij wist dat hij een verloren stelling had betrokken. Dat maakt het boek ook zo interessant! Aan het einde neemt hij ook alles terug en is hij vol ironie. Een labyrint dat boek, maar het is geen gelukkig boek. Later verdedigde hij zich door te zeggen dat hij het had moeten schrijven als zelfanalyse. Hij zou Der Zauberberg waarin hij soeverein een Europees-dialektisch ideeënspel kon spelen, nooit hebben kunnen concipiëren als hij zich niet eerst door dit bloedige, voorbereidende werk had geworsteld. Zo althans zag hij het later. Zijn adhesiebetuiging aan de Duitse republiek | |
[pagina 15]
| |
(in 1922, lh) was een poging de Duitsers met de nieuwe situatie te verzoenen en in zoverre ook best moedig. Maar later heeft hij tegenover mij toegegeven dat deze bekentenis zuiver literair was. En dat was zij natuurlijk ook! Het was een combinatie van mooie citaten van romantische dichters, Novalis en wie nog meer, die met de werkelijkheid echt niets te maken hadden. De beide broeders Mann voelden zich ieder op hun eigen manier aangetrokken tot de politiek, maar waren haar tegelijkertijd ook helemaal vreemd. Het Frankrijk van Heinrich Mann was een verzonnen Frankrijk. Goed, hij kende de literatuur, hij hield van Emile Zola, van Victor Hugo, van Stendhal, die een heel ander auteur is. Maar hij wist bij voorbeeld in de jaren twintig niet dat Frankrijk geen sociale verzekeringen had, dat Frankrijk in dat opzicht dus ver onder Duitsland lag. In Duitsland gaan de sociale verzekeringen terug tot Bismarck; destijds waren ze nog gescheiden, maar ze werden in de Republiek met de werkeloosheidsverzekering en de betaalde vakantie tot een hecht sociaal net samengesmolten. Dat dit in Duitsland wel bestond en in Frankrijk niet, wist Heinrich Mann niet. Zijn Frankrijk was een land van idealistische, retorische schrijvers, niet het Frankrijk van de realiteit, dat aartskapitalistisch en aartsconservatief was, maar ook onvergelijkbaar minder produktief dan Duitsland. De arbeiders waren er dus ook veel armer. Toen de Fransen in de Elzas kwamen (1918-1919, de Elzas werd weer Frans territorium, lh), zetten ze verbaasde ogen op om de sociale verzekeringen, maar evengoed om de badkamers en alle luxe.
Men zegt steeds dat de Eerste Wereldoorlog komen moest, maar wat had men gezegd als de oorlog niet gekomen was? De oude Bertrand Russel schreef in de jaren vijftig: ‘Ik leefde in het keizerlijk Duitsland in de jaren negentig en er heerste meer vrijheid dan er tegenwoordig buiten Engeland en Scandinavië waar dan ook ter wereld heerst.’ De Verenigde Staten haatte hij, die noemde hij niet... ‘Ik leefde in Berlijn en kende de progressieve elementen daar, die de beste kansen hadden aan de regering te komen.’Ga naar eindnoot6. Het antwoord is: de kans wel, maar ze benutten die niet. Niettemin, er kwamen Amerikaanse burgemeesters uit Denver, Colorado, om het voorbeeldige bestuur van de Duitse steden te bestuderen. De keizer was toch ook veeleer belachelijk dan gevaarlijk; er liepen heel wat gevaarlijker typen rond!
De republiek van Weimar was van begin af verdorven, zij had werkelijk geen toekomstperspectief. Het beslissende was naar mijn mening het volgende: goed de helft van alle Duitsers en vooral juist het burgerdom, dat de belangrijkste klasse vormde, heeft niet geloofd dat Duitsland verslagen was. Deze gedachte komt herhaaldelijk in mij op - vaak leef ik meer in het diepe verleden dan in de tegenwoordige tijd -: hadden de geallieerden het Duitse verzoek om wapenstilstand maar niet aangenomen en zich in plaats daarvan voorgenomen: neen, we vechten door tot Berlijn... De geallieerden waren verrast dat de Duitse capitulatie zo snel kwam; zij hadden plannen voor grote offensieven in het volgende voorjaar, voor een opmars van Italië tot Beieren, ze waren in de lente in München geweest en ergens in de vroege zomer in Berlijn. En pas dan zouden de Duitsers hebben beseft dat ze waren verslagen; zo hebben ze het niet geloofd. Ziedaar de diepste reden waarom alles nog een keer moest worden overgedaan. Dat is Hitlers idee-fixe geweest: had ik destijds reeds als Führer aan het hoofd van Duitsland gestaan, dan hadden we nog één jaar doorgevochten en hadden we de oorlog triomfantelijk gewonnen. Dat was zijn sterkste motief. Of al die waanzin ook zonder hem zou zijn gekomen, weten we niet. De potentiële krachten waren er al, er moest alleen nog maar het juiste monster opduiken om ze te mobiliseren. Daarmee was de eerste republiek van meet af aan vergiftigd en de regerenden, de republiek zelf, de linkse partijen hadden schuld daaraan. De beroemde ‘dolkstoot in de rug’ - niet dat er één woord van waar is - werd nooit ontzenuwd en de oude militairen hebben hun steentje eraan bijgedragen. Ludendorff, die dom was, heeft in ieder geval vastgehouden aan zijn principe ‘ik wil mijn leger redden’, en heeft dat de laatste rijkskanselier (Prinz Max von Baden,Ga naar eindnoot7. lh) gewoonweg afgedwongen. Wat hem ook gelukt is, hij kon zijn leger intact naar huis leiden. Maréchal Foch zei zelfs ridderlijk dat ze hun handwapens - hun geweren, niet hun kanonnen - mochten houden: ils se sont bien battus. Ludendorff heeft het onoverwinnelijke prestige van het leger en de generaals gered. Uit de oude strijdkrachten kon het eliteleger van | |
[pagina 16]
| |
honderdduizend man worden opgebouwd. Dat was allemaal heus niet zo stom als men gelooft, zij hebben werkelijk heel knap gehandeld. De Duitsers bazuinden dat zij door de geallieerden waren bedrogen, maar het tegendeel is waar: de Duitsers hebben de geallieerden bedrogen. Precies, de geallieerden hebben deze fout niet nog eens een tweede keer gemaakt. Vandaar de policy of unconditional surrender in de Tweede Wereldoorlog. Vecht nu zo lang door als jullie maar kunnen. De linkse critici in de republiek van Weimar waren in principe negatief, zij wilden helemaal niet meedoen. Hedendaagse auteurs als Günter Grass of Heinrich Böll willen wel meedoen; zij staan positief tegenover de republiek als zodanig, maar vinden alleen dat er nog veel fout is. Terwijl critici als Kurt Tucholsky - een zeer begaafd criticus, hij heeft heel grappige politieke satiren geschreven; ik lees hem graag en moet vaak om hem lachen - hoofdzakelijk negatief waren; zij hebben zich zelf daarmee totaal uitgeschakeld. Zij waren hoogmoedig en stelden zich boven de politiek; de schrijvers van tegenwoordig zijn niet meer hoogmoedig. De ontwikkelde burgerij, de professoren, waren geen nazi's. De nazi's waren hen te onfijn, niet fijn genoeg. Maar ze waren allen nationaal-liberaal en geloofden niet in de republiek. Ik herinner me toch mijn hoogleraren; zij bleven allen vasthouden aan verouderde anachronistische ideeën: nog steeds de natie, nog steeds de macht, bah. Karl Jaspers, bij wie ik (in Heidelberg, lh) gepromoveerd ben, vormde een klein beetje een uitzondering. Maar hij weigerde strikt om in de politiek in te grijpen. Ik heb hem een paar keer tot uitspraken proberen te verleiden, omdat hij toch een grote autoriteit was. Dan zei hij mij met zijn Noordduitse, Oldenburgse accent: Das steet Ihnen, aber das steet mir nicht. U als student kunt dat doen, ik als hoogleraar filosofie niet. De vergelijking van de ivoren toren was op niemand beter van toepassing dan op Jaspers destijds, hij zat op ijle hoogte in de ivory tower. Later niet meer, hij heeft zijn lesje geleerd en is criticus van de Bondsrepubliek geworden.
De grote economische crisis is door de politieke verhoudingen in Europa ten zeerste verscherpt. Het is toch een feit (en dat vergeet men steeds) dat de nazi's bij de verkiezingen van 1924 vijfendertig afgevaardigden hadden en bij die van 1928 nog maar twaalf, twaalf, en bij de verkiezingen van september 1930 - dus maar tweeëneenhalf jaar later - niet minder dan 107. Een winst van zo'n honderd zetels in een tijdsbestek van maar tweeëneenhalf jaar. Dat verklaart natuurlijk de crisis, maar de crisis is door de politieke situatie in Duitsland en door het weer opvlammende wantrouwen van Frankrijk op de spits gedreven. De grote crisis kan en mag men niet louter economisch zien, men moet haar ook politiek zien. Onmogelijk te zeggen hoe het zonder de persoon van Hitler zou zijn geworden. Het komt zelden voor in de moderne geschiedenis - en in de geschiedenis in het algemeen - dat één enkel individu zo'n gigantische invloed heeft gehad en onmogelijk weg te denken is. Natuurlijk waren de duivelse en bestiale krachten waarvan hij zich bediende reeds onmiskenbaar voorhanden. Maar alleen hij kon ze zodanig mobiliseren en manipuleren. Alle anderen die in dezelfde richting gingen als hij, maar niet zo ver, heeft hij toch spelenderwijs, spelenderwijs vernietigd, of toch in elk geval volkomen gesmoord. Wat de oorlog betreft: niet alleen wilden de Duitsers hem niet, het ging zelfs zo ver dat men het woord oorlog in de eerste dagen niet in de mond nam. Men wilde helemaal niet van een oorlog weten, want de vorige oorlog was pas twintig jaar voorbij en er waren te veel mensen bij wie de ellende nog vers in het geheugen lag. De naaste medewerkers van Hitler wilden niet eens oorlog; ze leefden toch als de goden! Ze beseften terdege dat ze alles, heel hun goddelijke existentie met een oorlog op het spel zouden zetten. Het waren bepaald ook niet de slechtste jaren voor Duitsland, men vierde triomf na triomf. En Engeland was toch zo toegeeflijk; de Engelsen - Neville Chamberlain - zagen de ontwikkelingen zuiver rationalistisch, na de verovering van Oostenrijk evengoed als na het Akkoord van München. Als er in Centraal-Europa een groot, economisch vrij gebied zou zijn ontstaan, had Engeland zeker gezegd: ‘we shall have our share’, wij zullen ons graantje meepikken. Chamberlain dacht als een koopman en niet als een waanzinnige machtspoliticus. Hij kon Hitlers motieven niet begrijpen, wat je hem ook niet kwalijk kunt nemen. Ik beweer geenszins dat ‘Männer die Geschichte machen’, maar geloof niet dat de zaken ook zonder Hitler zo'n wending zouden hebben ge- | |
[pagina 17]
| |
nomen. De oorlog is toch niet op 8 mei 1945 afgelopen, hij is op 30 april afgelopen! Op het ogenblik dat Hitler stierf was hij in feite al afgelopen en ik ben er zeker van dat als de aanslag gelukt was, de oorlog ook zou zijn afgelopen. En dat was veel beter geweest. Niemand kon Hitler vervangen. De geallieerden zouden de unconditional surrender zeker ook na een succesvolle aanslag hebben geëist, maar of dat was toen de Russen nog in het oosten van Polen zaten of toen ze zestig kilometer van Berlijn verwijderd waren, maakt natuurlijk een groot verschil. Europa is toch niet in Jalta verdeeld! Geen waar woord! Europa is door de concrete militaire feiten verdeeld. Dat Hitler zoals de Frankfurter Schule het ziet, een onvermijdelijk produkt van het Duitse kapitalisme was - en dat wil zeggen van het kapitalisme überhaupt - is nonsens. Wie fascisme zegt, zou ook kapitalisme moeten zeggen. Onzin! Waarom hebben de Engelsen dan in twijfelgevallen vóór Rusland en tegen Duitsland gekozen, waarom is er dan in de Verenigde Staten of in Engeland nooit een Hitler opgestaan? Duitsland bezat een vruchtbare voedingsbodem voor het fascisme. Maar om de lijn terug te trekken tot Maarten Luther of Friedrich Barbarossa, vind ik absurd. Zulke continuïteiten of zelfs zulke eeuwenlang werkzame noodzakelijkheden bestaan niet.Ga naar eindnoot8. De geschiedenis is open. Wat dat betreft heb ik mijn eigen filosofie uitgedacht. Natuurlijk, hoe dichter je een historisch moment nadert, des te groter wordt de waarschijnlijkheid en des te duidelijker onderscheiden zich de voorlopers. Maar bij voorbeeld heel de constructie Pruisen is een fictie. Pruisen was in Duitsland al lang ten onder gegaan onder Bismarck, die zich daar vertwijfeld tegen heeft verzet. Het lot is toen bezegeld onder Wilhelm ii. Het eigenlijke Pruisen was een bescheiden en beslist niet oorlogszuchtig staatswezen. Pruisen was eminent protestants en spartaans, van overmaat was helemaal geen sprake. Ten tijde van Napoleon was Pruisen zelfs overpacifistisch. Churchill heeft aan de legende Pruisen geloofd: de ontbinding van Pruisen in 1946-1947 was een doodschop uit walging, Leopards dood. Maar Pruisen is toch nooit een leeuw geweest! Evenmin als Hitler een Pruis zou zijn geweest, grote god, hij was zelfs geen Duitser. Hij was ongelooflijk weerzinwekkend, ofschoon ook een Duitser weerzinwekkend kan zijn. Ik was eigenlijk net zo verbitterd over de Koude Oorlog als mijn broer Klaus. Destijds leefde ik ook in Amerika en was in Amerika steeds veel woedender over de Amerikanen dan toen ik in Europa woonde. Ik gaf hen méér schuld aan de Koude Oorlog dan ik nu, achteraf gezien, doe. Over Trumans buitenlandse politiek en de afschuwelijke McCarthy-hetze - ik heb dat allemaal daarginds meegemaakt - was ik werkelijk zeer verontwaardigd. Ik geloof dat er bij mijn broer veel diepere psychische redenen voor zijn vertwijfeling waren dan de politiek alleen. De politiek gaf zeker aanleiding en ook Duitsland gaf aanleiding. Bij voorbeeld een walgelijke briefGa naar eindnoot9. die hij kort voor zijn einde uit Duitsland kreeg over zijn roman Mephisto. Zijn uitgever wilde het boek toch maar niet uitbrengen omdat Gustav Gründgens ondertussen weer zo populair geworden was. Dat was natuurlijk uiterst deprimerend. Maar zijn zelfmoord kende veel diepere, in hem zelf wortelende oorzaken. In het begin van de oorlog was hij het einde al nabij. Toen brachten de twee, drie jaren in het leger nog een korte opleving; hij heeft zijn herinneringen toen niet voor niets The Turning Point genoemd, wat natuurlijk een illusie was. Na de oorlog viel hij in een leegte. Waar hij tegen gestreden had, het fascisme, was weg, en toch hadden de zaken geen goede keer genomen. Met mijn oudste zuster Erika eigenlijk hetzelfde verhaal. In Amerika ging zij nog een paar jaar door met haar lectures, die zich nog steeds tegen Duitsland richtten. Maar wat was Duitsland toentertijd? Het was toch een machteloos, arm, kommerlijk schepsel. Om dan nog steeds voor het Duitse gevaar te blijven waarschuwen was natuurlijk een beetje spookachtig. Later heeft zij zich als hulpvaardige assistente en als uitgeefster van zijn brieven, volledig aan het oeuvre van mijn vader gewijd. Ik van mijn kant heb me nooit in die mate geëngageerd en was sceptischer van het begin af. Ik heb steeds tegen me zelf gezegd: de oorlog is noodzakelijk en deze monsters moeten vernietigd worden, maar na hun vernietiging zal er geen paradijs op aarde zijn. Dat heb ik nooit geloofd, daarvoor heb ik te veel geschiedenis gestudeerd. Ach, mijn ‘redding’ is in zoverre te sterk uitgedrukt, als dat ik me nooit bedreigd heb gevoeld. Ik was wel melancholisch, er zijn jaren geweest | |
[pagina 18]
| |
waarin ik erg somber was. Maar als ik ooit zelfmoord zou plegen - ik acht het niet waarschijnlijk, maar wie weet, het is mogelijk - zou ik het nooit om politieke redenen doen. Dat is hoogst zelden gebeurd, de jongere Cato (Uticensis) heeft het gedaan: ‘Victrix causa deis placuit, sed victa Catoni’; Julius Caesar zelf heeft een pamflet ertegen moeten schrijven. De politiek is natuurlijk belangrijk, maar zij is er niet voor onze vreugde. Vreugde moet je in je privé-leven zoeken.
Ja ja, de Politieke kroniek in Die Sammlung die met G. was ondertekend, heb ik geschreven.Ga naar eindnoot10. Ten tijde van de Saarland-stemming (in 1935, toen rond de negentig procent van de bevolking voor aansluiting bij het Duitse rijk koos, lh) schreef ik al dat Oostenrijk nu ook verloren was, drie jaar van tevoren dus. Het verschil tussen mij en Klaus was dat ik realistischer was en hij te optimistisch en een gebroken optimisme is nu eenmaal zeer gevaarlijk. Maar in de oorlog was hij al geen optimist meer. Hij merkte dat de oorlog de mensen niet beter maakt, hoe moet hij ook? De jonge Klaus Mann echter, de Klaus Mann van de jaren twintig en dertig was steeds actief en vol optimisme. Ik studeerde destijds in Heidelberg en Erika bezocht mij met de Ford en vertelde mij, zoals ik in mijn dagboek noteerde: ‘Klaus steeds actief en optimistisch, is klaar met zijn jeugdboek,Ga naar eindnoot11. wat heel mooi moet zijn.’ Zo was hij. De ervaringen van het leven hebben toen dit optimisme kapotgemaakt. Het getuigde van groot optimisme om als Duits emigrant in New York een tijdschrift op te richten, Decision, dat erg goed was, maar dit project was gedoemd te mislukken. Klaus had een bijzonder talent om talenten te ontdekken. Het financiële debacle maakte natuurlijk een grote wond in zijn ziel. Ik heb hem keer op keer gewaarschuwd, maar hij wilde niet luisteren. Ik wist dat wij als Duitsers de Amerikanen in feite niets te zeggen hadden. Ik niet met mijn geschiedenis, hij niet met zijn literatuur en essays. Ik heb misschien een paar kritieken in het Engels gepubliceerd, maar heb nooit een Engels boek geschreven. Hij, met al zijn energie en optimisme, schreef nota bene zijn autobiografie The Turning Point in het Engels. Hij heeft meer levensmoed gehad dan ik; zijn levensmoed werd echter gebroken. Ik was de meer dappere. Het onderscheid tussen moedig en dapper: moedig is aanvallend, dapper is zich verdedigen, inderdaad, volhouden. In het geval van een gelukkigere politieke ontwikkeling, dus als de Amerikaans-Russische entente langer had geduurd - wat op zich helemaal niet mogelijk was -, of als de Duitse boekhandel zich meer voor hem geïnteresseerd had, had Klaus misschien iets langer geleefd. Maar hij wilde en kon niet oud worden. Hij was van begin af gefascineerd door de zelfmoord. Ik herinner me toch hoe hij als jongen van veertien... Het trieste is het succes tegenwoordig. Nu is het te laat. De huidige populariteit van Klaus Mann is vergelijkbaar met de Herman Hesse-renaissance in de late jaren zestig. Het is een interessant fenomeen hoe een figuur in een bepaalde tegenwoordige tijd plotseling in een heel ander licht verschijnt en opnieuw ontdekt wordt. Dat geldt ook voor mijn broer; ik had hem gegund dat hij er iets van had mogen meebeleven. Het totale ontbreken van weerklank heeft zijn leven zeker verkort. Maar had hij succes gekend, dan had hij evengoed op een kwade dag zelfmoord gepleegd omdat het succes hem op den duur zou hebben verveeld.
Het thema ‘homoseksualiteit en dood’ zoals het in het werk van mijn vader voorkomt, beschouw ik voornamelijk als een esthetiserend experiment. Ik heb er geen hoge dunk van. Ik heb homoseksuelen gekend, bij voorbeeld mijn vriend en zwagerGa naar eindnoot12. W.H. Auden, de belangrijkste Engelse lyricus van deze eeuw, die homoseksueel was maar ook een zeer vitale persoonlijkheid. Hij is aan een hartkwaal overleden omdat hij wat veel..., niet erg gezond geleefd heeft. Maar die graag leefde en een volkomen positieve houding tot het leven had (niet tot de geschiedenis, nier tot zijn eigen tijd...). Thomas Mann is de melancholie aan het einde. In de herfst van zijn leven was hij heel erg melancholiek, wat natuurlijk met het tanen van zijn vitaliteit te maken had. En dan moet je snel walgen van alles wat je ziet en hoort. We hadden hier in huis bij voorbeeld een gast die vertelde hoe twee douaniers aan de grens de kleren van twee meisjes in beslag hadden genomen, omdat deze spullen kennelijk nieuw waren. De meisjes moesten hun kleren uitdoen en achterlaten. Ik zag hoe het ge- | |
[pagina 19]
| |
zicht van mijn vader versomberde en hij zei: ‘Het is treurig onder de mensen te moeten leven.’ Maar we weten toch dat de mensen zeer onaangenaam, onsympathiek, dat ze wreed, grof en lomp zijn. Het erge is alleen dat dezelfde mensen zowel wreedaardig als aardig kunnen zijn.
Conservatief ben ik, maar ik geloof niet in woorden. Als temperament ben ik conservatief, omdat ik van het verleden houd. Maar of ik in dat verleden zou hebben willen leven, kan ik niet zeggen. Het individu is onscheidbaar van zijn tijd. De conservatieve mens kan tegenwoordig geen gelukkig mens zijn omdat onze tijd aan enorme veranderingen onderhevig is. In zoverre was ik nooit een gelukkig mens. De melancholie van Huizinga vond zijn tegenhanger in zijn liefde voor Bourgondië in de vijftiende eeuw. Huizinga was een groot literator, vandaar zijn verachting voor de Amerikaanse geschiedenis. Die geeft niets, levert niets op.Ga naar eindnoot13. Wel het Bourgondië uit de late Middeleeuwen, daar was iets dat zich mooi liet uitbeelden. Hetzelfde verschijnsel bij Jakob Burckhardt uit Basel, die een geestverwant was. Er bestaan natuurlijk interessante parallellen tussen Nederland en Zwitserland. Maar de Nederlanden zijn door Bourgondië en Spanje veel dieper in de Europese dingen geïnvolveerd dan Zwitserland. Juist omdat het in het midden lag, heeft Zwitserland zich als enig Europees land aan de Dertigjarige Oorlog kunnen onttrekken, Terwijl de - eeuwige - Nederlands-Spaanse oorlog de kiemcel van de Dertigjarige Oorlog is geweest en niet Bohemen. Zonder de eeuwige oorlog tussen de Nederlanden en Madrid was het nooit tot de Boheemse rebellie gekomen. In feite zijn Oostenrijk, Bohemen en dan Duitsland in de Spaans-Nederlandse oorlog verwikkeld geraakt. Zo zie ik de Dertigjarige Oorlog: als een eindfase van de Tachtigjarige Oorlog. Van oorsprong Germaanse landen zijn Nederland en Zwitserland slim genoeg geweest zich al heel vroeg van het grote rijk los te maken, terwijl ze oer-Germaanse elementen hebben gehouden die in Duitsland vernietigd zijn, zoals het federalistische principe. Ik woon ook het liefst in Zwitserland. Men is hier discreet en gematigd, het is een land met weinig drama's en weinig sensatie. Ik heb een jaar lang (1979/1980, lh) een woning gehad in de buurt van München, een totaal verkeerde keuze. Toen merkte ik pas hoe sterk ik in de loop der jaren gehelvetiseerd ben. Na de oorlog keerde ik pas laat uit de Verenigde Staten terug en was een paar jaar hoogleraar in Duitsland, maar ik bezoek Duitsland liever dan dat ik er woon.
Al ben ik qua temperament conservatief, in politieke zaken oordeel ik van geval tot geval. Wat Centraal-Amerika betreft, ben ik helemaal niet conservatief. Wat ik de Verenigde Staten zou adviseren, is de mensen in Centraal-Amerika te helpen bij de opbouw van een socialistische economie. De Amerikanen hadden de Monroe-doctrine moeten vernieuwen in die zin dat ze in hun onmiddellijke nabijheid - Centraal-Amerika, het noorden van Zuid-Amerika, het Caribisch gebied - géén Russisch-Cubaanse militair-ideologische machtsvorming zouden moeten toestaan. Dat hadden ze zich voordat Castro aan de macht kwam al moeten voornemen en na de val van Somoza weer moeten herhalen: jullie mogen zoveel socialisme hebben als jullie willen en als het even mogelijk is, helpen we jullie daarbij. Maar het gaat in Nicaragua de verkeerde kant op omdat de Amerikanen zoals zo vaak alles fout doen. Ze werken daar met uiterst dubieuze contra's die de armen en het arme land nog armer maken, die mensen vermoorden, maar voor de rest niets presteren. Ik betwijfel overigens niet dat Ortega en het merendeel der comandantes pure Leninisten zijn en niet Sandinisten. Weet u wie Sandino was? Er leeft daar een enorme haat jegens Amerika. De ervaring is nu eenmaal dat de Amerikanen steeds bloedige rechtse dictaturen steunen. Als daar de mensenrechten gebroken werden, kwamen er geen protesten, dat moet men toch toegeven. Guatemala is nog erger, afschuwelijk. Het beetje geld dat op de haciendas verdiend wordt, verdwijnt spoorslags naar New York of Zürich: het wordt niet geïnvesteerd, het groeit niet. Er zitten een paar kleine, obscure Amerikaanse firma's in het noorden van Guatemala die naar olie, uranium en zo zoeken. Zodra ze wat gevonden hebben, worden de indio-boeren verdreven of uitgemoord - er zijn zo'n vijftig-, zestigduizend indioboeren in de oerwouden van Zuid-Mexico, die vluchten toch niet zonder reden! - en de firma's delen de winsten met de generaals, de machthebbers van Guatemala. De Amerikanen hebben zich in | |
[pagina 20]
| |
dit hele gebied in een ontzettend moeilijke positie gemanoeuvreerd. Het is hun eigen schuld omdat ze halfslachtig, inconsequent en oneerlijk zijn, vervolgens dat Vietnamcomplex en ten slotte de onmogelijke verhouding tussen Congress en president die elkaar wederzijds parodiëren. Wat in 1788 nog zonder problemen was, maar nu wel een probleem is. De Russen hebben het zo gemakkelijk, zij bieden ‘broederlijke hulp’. Wij weten allemaal - en de Tsjechen en Hongaren weten het - dat 't een leugen is. De Amerikanen op hun beurt zijn zo dom dat ze niet eens hun goede kaarten op tafel leggen. Voordat Reagan Spanje bezocht verklaarde hij dat de Lincoln Brigade, die in de Spaanse Burgeroorlog meevocht aan de kant van de Republikeinen - vijftienhonderd van hen keerden niet terug -, destijds aan de verkeerde kant had gestaan, louter en alleen omdat de overlevenden ziekenauto's aan Nicaragua hadden geschonken. Zo iets zeg je toch niet en zeker niet als je op bezoek gaat naar een socialistisch Spanje! Wat ik aan Reagan ondanks alles waardeer, is dat hij respect koestert voor het oude Europa omdat zijn grootvader in Ierland begraven ligt. De ouderen hebben nog een - sentimentele - verhouding tot Europa. Maar Reagan is een toneelspeler. Ik weet dat Kissinger, toen hij voor de eerste keer met Reagan een weekend in Camp David had doorgebracht, gezegd heeft ‘he is completely empty’. Dat wil zeggen dat hij louter een toneelspeler is, een masker... In Bitburg was Helmut Kohl nog egoïstischer. Hoe kan iemand zo'n bagatel zo dom dramatiseren! Maar het gaat niet goed met zijn regering, daarom heeft zij steeds weer nieuwe blijken van waardering nodig. Helmut Schmidt was de veel betere politicus, de veel succesvollere, die zulke scènes niet nodig had. Schmidt is niet sentimenteel zoals Kohl, hij is tamelijk droog en zeer intelligent en capabel. Zijn capaciteiten worden overal geroemd. In de Verenigde Staten zei iemand me: ‘your chief of government speaks American far better than our president.’ Kohl spreekt geen enkel woord in een andere taal en hij heeft voor de rest ook niets geleerd. Als hij nou fysicus was of landbouwkundige... Hij is historicus, hum, geschreven heeft hij naar mijn weten niets. Als iemand alleen maar zo'n Heidelbergse algemene ontwikkeling bezit, zou hij in godsnaam toch Engels moeten kunnen spreken! Genscher heeft het nog geleerd op zijn oude dag, maar dat is ook meer Saksisch dan Angel-Saksisch...
Als er in Europa nog eens een oorlog komt, kan men de huidige tijd zeker geen wapenstilstand meer noemen, zoals maréchal Foch - dat was natuurlijk happy guess - na het lezen van het verdrag van Versailles een twintigjarige wapenstilstand voorspelde.Ga naar eindnoot14. Ten eerste zal er geen oorlog komen, ten tweede mag men wat nu dreigt helemaal geen oorlog meer noemen - daarvoor moeten we een nieuw woord uitvinden -, en ten derde zou het geen Europese oorlog meer zijn. Deze keer zou Europa in een conflict van de grote machten verwikkeld raken en niet andersom, een conflict dat misschien aan de Golf van Perzië ontbrandt. Maar men moet niet over een derde wereldoorlog praten, want je kunt een conflict ook oproepen, zoals gebeurd is met de oorlog van 1914. Als iedereen gelooft ‘hij komt’, dan komt hij natuurlijk ook. Troosten, de literatuur moet natuurlijk troosten. Maar daarom ben ik ook tegen het totale pessimisme. Als ik dat was, zou ik stoppen met schrijven, het huis verkopen en me terugtrekken in drie kamertjes en verder stil zijn. De totale pessimist moet zwijgen: hij spreekt zich zelf immers tegen. Om uit een volstrekt pessimistisch boek een bestseller te maken, is een akelige paradox. Ik kan mijn belangstelling voor de politiek niet verliezen omdat ik in de jeugd geloof. De jeugd van tegenwoordig is weer optimistisch en vriendelijk en wil iets van oude mensen leren. Dat streelt natuurlijk mijn ijdelheid. Ik zie dat mijn bestaan zelfs voor de huidige jeugd een zin kan hebben; je hebt in je leven veel meegemaakt en kunt daaruit bepaalde gedachten abstraheren en verder geven.
Raymond Aron was een geestverwant, of ik een van hem. Wij hebben, zonder dat de een de ander beïnvloed heeft, in veel zaken eender gedacht. Aron was ook een sceptisch, uitermate gematigd denker; hij heeft steeds bestreden dat hij rechts was, hij heeft steeds gezegd: rechts en links zijn eenzijdige verlammingen. Hij was niet eens een Gaullist... Aron had droevige ogen, een zeer verstandig man. Een beetje scherp in zijn oordeel, hij bezat een vlijmscherpe intelligentie - wat ik niet heb -; hij was een eminent logicus. Hij kon door | |
[pagina 21]
| |
zijn analysen vernietigen. Hij was ook knapper dan ik. Daarbij had hij wel degelijk een hart. Hij was een goede vriend en goede vader en ontzettend bedroefd over de dood van zijn dochter. Dat verlies is hij nooit te boven gekomen. Aron was natuurlijk soeverein en superieur. En hij wist het. Nietzsche, Nietzsche, Nietzsche. Ik ben geen grote Nietzscheaan, maar als ik hem lees sta ik steeds weer versteld omdat hij zo'n groot schrijver was. Zijn positieve filosofie vind ik vreselijk, ik snap niet hoe iemand die als criticus zo'n goede smaak etaleerde, zelf zo smakeloos kon zijn. Zijn sterke kant is die van de moralist, dus de psycholoog, maar de Fransen noemen dat moralist. Fantastisch is hij in zijn beschrijvingen. Bij voorbeeld hoe hij de Meistersinger-Ouvertüre beschrijft, of in een klein essay, heel laat, ‘Was ich den Alten verdanke’, daarin staat een kleine passage over Horatius: perfect, niemand kan het beter, prachtig.Ga naar eindnoot15. Lou Andreas-Salomé, zijn vriendin voor korte duur, is een intrigerende persoon geweest. Er waren veel van dit soort vrouwen aan het einde van de vorige eeuw, nu bestaan ze niet meer. De vrouw van Gustav Mahler, Alma Mahler-Werfel, heb ik heel goed gekend. Mijn moeder vroeg haar op een zeker moment - met betrekking tot mij -: ‘Alma, U ziet helemaal geëxciteerd uit’, waarna Alma mij aankeek en zei: ‘Nee, nee, dat is louter zusterlijk’... Ja, ja, de beroemde vlucht over de Pyreneeën (in de herfst van 1940 met Heinrich Mann, Alma en Franz Werfel, lh), Estoril, het laatste schip naar Amerika.Ga naar eindnoot16. Sindsdien waren wij goed bevriend. Zij was een feeks, maar ook bang, bang, vreselijk médisant en trouweloos en ook weer heel erg trouw, zeer antisemitisch en steeds met joden getrouwd. Ik was voor het laatst bij haar aan het eind van de jaren vijftig. Zij woonde in New York in een apartment house dat zij van het geld van de Song of Bernadette (een bestseller van Franz Werfel Uit 1941, lh) had gekocht. Zij belegde haar geld niet in papier, maar in huizen, zo was zij wel. Een fraai appartement, het zal nu zijn afgebroken, heel voornaam bij Central Park. Het waren twee elegante kamers gelegen aan weerszijden van een gemeenschappelijke trap. Om in haar slaapkamer te komen moest ze dus steeds door dat openbare trappehuis. In haar woonkamer hingen allerlei trofeeën uit haar diverse huwelijken, dus bij voorbeeld partituren van Mahler die op zijn beurt een Beethovenen een Verdi-partituur bezat, en dan handschriften van Werfel, tekeningen van Gropius en schilderijen van Kokoschka met wie zij niet getrouwd is geweest maar wel heeft samengewoond. Daar zat ze dan onder haar trofeeën en was aarts-Weens gebleven. Zij heeft nooit Engels leren spreken (haar Engelse telegrammen waren ontzettend grappig: na de dood van Heinrich Mann stuurde ze een condoléance in de trant van: Gratulations for this new disaster) en zei toen: Geh'n wir in 'n Gasthaus, en dan bedoelde ze een first-class restaurant op 5th Avenue...
Ik mis die tijd enorm. Dat is mijn conservatisme: ik denk steeds dat het verleden mooier was dan het heden. Wat echter geen logica is, maar een gevoel. Vandaar mijn liefde voor de aristocratie, tenminste als de aristocraat in kwestie oud is en mooi vertellen kan, een raconteur is. In zoverre ben ik een beetje een snob... Nu word ik zelf ook oud, ik begin de ouderdom te voelen. Dan wil je je iets meer aan de schone dingen des levens wijden. Ik heb Spaans geleerd en vertaal het een en ander van een Spaanse dichter van wie ik erg houd. Je moet niet altijd kranten lezen of boeken over de nucleaire oorlog, dat is troosteloos. Ik zoek eigenlijk het positieve. |
|