Maatstaf. Jaargang 33(1985)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Sipko Melissen Gedichten Pieter de Hooch In dit schemerig vertrek komt de Delftse voorjaarsochtend voor mijn blik terecht ‘twee vrouwen op een binnenplaats’ achteruitkijkspiegel naar een verleden waar ik een beeld van opvang zo scherp dat het zonlicht op de wijzers van de torenklok weerkaatst in mijn gezicht papaverdaken bloeien tegen witgeverfde wolken een groot onschuldig blauw kroont de heldere morgen zo scherp dat zelfs de schaduw van een schoorsteen dit heden haalt [pagina 50] [p. 50] Ruimtevlucht voor Jarmila Zwaar drukt de hemel zijn stempel op deze ter aarde bestelling wij zullen het niet begrijpen net zo min als jij ik vlucht met jullie mee in de richting van het zuiden. Ons kan niets gebeuren de auto gaat gesmeerd je vader stuurt je moeder tuurt onrustig naar de wissers die strijken langs de ruiten het wordt een hele reis. En jij en ik sluiten ons op in het komische verhaal dat op de achterbank ontstaat van Jarretel en Flip twee kleine astronauten die lonken naar de maan. Popelend staan ze voor het raam. Ik zie je ogen schitteren gisteren nog moest je huilen omdat ineens een vriend die een plek aan jullie tafel had stapte in een zwart gat. Er hangen zware buien wij rijden naar het zuiden wij rijden door de regen naar de dagen bol van zon. En in de tuin vlak naast de wip daalt zowaar een ruimteschip. [pagina 51] [p. 51] Uitzicht Wij aten samen aan de weidse plas wij dat zijn Rob en ik en Hans en Piet mijn blik ging in de richting van het riet dat tekening bracht in waar een leegte was. Aperitief - wij komen uit de stad. De auto droeg ons door de polder heen een kom waar het late zonlicht in verdween alleen de dijk die daar nog vat op had. Ik hoor de stemmen van de anderen zacht het hoofd gebogen over het menu ik kijk door het raam en konstateer opnieuw: een zomeravond en de zomer wacht. Het watervlak een zwart beslagen ruit de hemel heeft geen licht meer op dit uur intimiteit verschijnt in clair-obscur rond kaarslicht dat ons voor de rest afsluit. Gezelschap tintelt als de witte wijn die bij de blanke vis wordt geserveerd en mijn hoofd licht maakt en de tong gesmeerd ik prijs de avond en ons samenzijn. Ook dit seizoen ging alles voor de wind wij zeilen door de tijd en kennen niet de kracht die ons van deze vaart voorziet maar zo te zien is zij ons goed gezind. Wij heffen thans ons glas op het bestaan en door een waas van drank en sentiment zie ik de drie door wie ik ben omringd zij brengen om mijn tafel diepte aan. De avond was volkomen waterpas. Vóór het van tafelgaan werd ik nog geraakt door wat de nacht tot uitzicht had gemaakt: vier mannen op een achtergrond van glas. [pagina 52] [p. 52] Gerard Rekers De kamer in waar men de dood bewaart gaan wij gedwee achter de zuster aan om één minuut stil bij de stof te staan waarin de geest niet meer is uitgespaard. Is er geen broeder in dit hospitaal denk ik die adem heeft voor twee en blaast opdat hij levend wordt en ons verbaast met zijn esprit de mond vol rake taal. Ik staar ontzet naar het ontzield gebied en tast de grens af tussen zijn en niet zijn lijf werd lijk en ik kan onderscheiden mijn eigen overgang in dit verschiet van steen waarmee hij ons hier achterliet. Er rest mij niets dan huilen om ons beiden. Vorige Volgende