wege de tekst. Ik weet zelf van vroeger dat stripverhalen waar erg veel tekst in zat me niet konden boeien. Niet omdat ik niet van lezen hield, maar omdat ik dan zo lang bij die plaatjes stil moest staan. Ik hield ontzettend veel van die oude strips van Winsor McCay, hele oude strips uit het begin van de eeuw met geweldig mooi perspectief erin, over een klein jongetje, Little Nemo, elke keer een pagina met een Little Nemo die in slaap valt en iets droomt en aan het eind wordt hij altijd weer wakker. Een jongetje in een wit hansop die de meest fantastische avonturen in vreemde landschappen beleeft met reuze hoge paddestoelen en zo, die dan op het eiland allemaal instorten en dan raakt hij er helemaal onder, en als hij dan wakker wordt, ligt hij helemaal onder een kussen. Of hij is in zijn droom omringd door tijgers en allerlei vreselijke beesten en dan wordt hij
wakker en dan staat de poes op zijn bed te miauwen. Het is moeilijk te zeggen of ik door de strips ben beïnvloed. Je wordt natuurlijk je hele leven lang beïnvloed door alles waarnaar je kijkt, maar tegelijkertijd ga je je natuurlijk ook van dingen distantiëren. Je gaat ook bewust proberen om dingen niet na te maken, als je iets goeds ziet, maar dat wil niet zeggen dat je er niets van verwerkt. Ik ben altijd erg eigenwijs geweest, altijd erg bang dat mensen zouden zeggen, wat doet hij dat leuk na, of het lijkt wel die of die. Door die eigenwijsheid ontwikkel je wel een eigen stijl. Ik vind het altijd prettig als mensen mijn werk herkennen en niet zo gauw verwarren met dat van anderen. Misschien dat ik daarom ook een materiaal heb gekozen dat niet zoveel gebruikt wordt en een werkwijze die je weinig ziet.
Je kunt in een tekening dingen laten gebeuren die in werkelijkheid niet kunnen. Zo'n bal die dwars door een boom heen gaat, dat is een diep gekoesterde wens van een golfspeler, af en toe, die alleen in een tekening in vervulling kan gaan. Zo kun je wraak nemen op de werkelijkheid. Dat is ook een vorm van afrekenen natuurlijk. Schrijvers doen waarschijnlijk niet anders. Je kunt dingen lekker overdrijven in een tekening, iets dat hard aankomt harder laten aankomen. Wat dat betreft heeft het ook veel overeenkomst met het theater. Op het toneel moet je ook gebaren en geluiden overdrijven om ze over te laten komen.
De man op deze tekening zit tot zijn knieën in het gras. Hij heeft ook een beetje die wadende beweging, zoals je door water loopt, dan moet je veel met je armen doen, omdat je zoveel weerstand van het water hebt. Ik vond dat een leuk idee, in zo'n harde oppervlakte, want zo'n green is heel kort geschoren, echt vrij hard. Het is alsof je over een vaste vloerbedekking loopt, dus het is ondenkbaar dat je daarin zou wegzakken, en als daarin iemand dan toch wegzakt, overigens zonder het gras te beschadigen, dan is dat een schok. Het heeft iets vervreemdende en toch wel iets gruwelijks ook en tegelijk iets aardigs, omdat er niets kapot wordt gemaakt.
Ik maak vaak tekeningen van dingen die ergens niet doorheen kunnen en het toch doen. Dat is eigenlijk begonnen met die strandballen en dat was voornamelijk vanwege het contrast, zo'n lichte strandbal die dwars door zo'n schutting heengaat of dwars door een muur. En als je zo'n grap eenmaal op het spoor bent, dan kun je hem op veel