meisje met rood haar schoot even in de lach. De rest van de dag bleef het opvallend rustig op het land.
Koe-kat ontkwam, maar was gewaarschuwd. Net als de bollenrooiers. Beiden werden meteen de volgende dag al voorzichtiger. De rooiers gooiden hun tassen niet langer klakkeloos op een hoop maar maakten er een nette stapel van die zij met hun jacks bedekten. Deze stapel werd onder het werken door voortdurend in het oog gehouden. Koe-kat liet zich echter niet zien. Dat hij er wel geweest was bleek rond het middaguur. Ditmaal was het roodharige meisje, dat zowel in uiterlijk als in doen en laten erg op Jochem leek het slachtoffer, al viel voor haar de schade wel mee. Direct na haar ontstelde uitroep dat haar brood gepikt was staken een tiental armen een boterham in haar richting, zodat zij door alles aan te nemen en later terug te verkopen een aardig centje had kunnen bijverdienen. Dat deed zij niet. Zij keek naar hoeveel boterhammen de aanbieder bij zich had, nam alleen van de grootste eters wat aan en keek onzeker naar Jochem. Die deed als enige niet mee aan deze mooie meidenhulp en kauwde stuurs op zijn boterham. Gisteren had hij ook niets gekregen en dat was uit zijn houding duidelijk te merken. Het meisje slikte even, keek vriendelijk naar de anderen en begon ook te eten.
Naarmate de dagen verstreken werd er meer aandacht besteed aan het goed wegstoppen van de lunchpakketten. De tassen werden zorgvuldig dichtgemaakt voor zij, op een plaats die vanaf het bollenveld goed zichtbaar was, werden opgestapeld. De stapel werd met een speciaal daarvoor meegebracht stuk plastic afgedekt en er werd nog vaker van het werk opgekeken dan voorheen.
Het hielp niet. Niets! Er bleven boterhammen verdwijnen, en niemand wist hoe. De stapel stond er rond het middaguur nog precies zo bij als zij 's ochtends gemaakt was. Sporen van braak waren niet te ontdekken. Geen kapotgekrabde stukken plastic, geen opengeklauwde tassen, niets daarvan. Slechts het ontbreken van een lunchpakket verried dat Koe-kat weer bezig was geweest. Het leek wel toverij. Was dit wel dierenwerk?
Maar niemand twijfelde daaraan, ook ik niet. Dat kwam door Koe-kat zelf. Die had er een gewoonte van gemaakt om elke middag in het zicht van de bollenrooiers, op een steenworp plus een meter afstand, zijn dikke buik te wassen. De vlak voor hem neerploffende kluiten aarde en rotte tulpebollen negeerde hij. Slechts af en toe, als een bol of kluit in zijn richting doorrolde, nam hij de moeite het projectiel in zijn beweging te smoren door zijn poot erop te zetten. Ogenschijnlijk zat hij te suffen, maar zodra een bollenrooier het niet meer hield en overeind kwam verdween hij als een pijl uit de boog.
Zelf zag ik Koe-kat alleen nog maar 's avonds als hij, elke keer een beetje vadsiger dan de vorige, om zijn eten kwam. Die bewuste maandagmiddag zag ik hem voor het eerst weer eens overdag. Hij kwam uit de richting van de knotwilgen en leek op weg naar mijn huis. Leek, want hij liep er nu niet bepaald recht op af. Dan liep hij weer naar de sloot en dan weer een stukje tegen de helling van de dijk op, waar hij even later vanaf rolde. Even bleef hij op zijn rug liggen. Zijn