| |
| |
| |
J. Rentes de Carvalho
De ‘Vrouwen’ van Maria Mendes
Niet alleen schenkt de Schilderkunst mij geen verrukkingen die uit kennis voortkomen - de mijne worden uitsluitend veroorzaakt door emotie-, ik weet niets van lijnen en perspectieven, schakeringen, scholen, de interpretatie van kleuren als uitdrukking van gemoedsgesteldheden. Verder is er nog een kwestie van taalgebruik. Het proza waarin erudieten en ‘connaisseurs’ hun indrukken beschrijven van de esoterische eigenschappen van een bepaald doek, of de psychische storm verklaren die te zien is in de manier waarop de hoeken vallen, verschaft mij maar weinig plezier. Ook ben ik zelf niet in staat mij ervan te bedienen.
En zo, dubbel beperkt door mijn onwetendheid en doordat ik niet de taal beheers die iemand die over Kunst wil praten voegt, zou ik er het zwijgen toe moeten doen. Lang geleden, in de Renaissance, toen men de schoenmaker kapittelde die zich niet hield bij zijn leest en de kwaliteit van zijn pantoffels, zou ik waarschijnlijk het gevaar hebben gelopen aan de schandpaal te worden genageld. Tegenwoordig, nu de democratisering ons niet alleen onontbeerlijke waarborgen schenkt, maar ook het recht over alles een mening te hebben, zelfs over zaken waar we niets van af weten, is dat gevaar afwezig. Zij die tot de sekten behoren
| |
| |
waarvoor de Kunst synoniem is met religie, zullen in mij de ketter herkennen, en zullen zich de moeite besparen mij te lezen. De overigen zullen waarschijnlijk hun schouders ophalen, want het is onvergeeflijk dat in een tekst over de Schilderkunst zinswendingen ontbreken zoals, bijvoorbeeld: ‘...hij poogt zijn personages te smelten in de melancholieke volumes van een bloedig universum’ of‘...terwijl de kleur, synthetisch geherstructureerd, een objectieve fragmentatie veroorzaakt van de niveaus in het delicate en grijze gamma van de contouren’. En meer van dat fraais.
Gelukkig zijn de Vrouwen van Maria Mendes Kunst - en ditzelfde kan ook gezegd worden van haar tekeningen -, erg ingetogen, en nog onberoerd door de taal der specialisten. Misschien rechtvaardigt dit dat mijn emotie voorafgaat aan de analyse van anderen, met het geëigende taalgebruik van de wetenschap en de kritiek.
Wellicht zou men de lijn van Maria Mendes eenvoudig kunnen noemen en haar kleuren verdienen misschien de omschrijving helder. Men zou al haar schilderijen en tekeningen als onbevangen kunnen omschrijven. Niet hierop wil ik echter de aandacht vestigen, maar op de vraag die mij niet loslaat telkens wanneer ik kijk naar haar werk. Ik kan er niet tegenover staan zonder dat ik een onbehagen voel, een onrust, ik zou bijna zeggen een soort schuldgevoel. Die massieve, vreugdeloze figuren die in het niets staren, vormen voor mij de samenvatting van een pijnlijke visie op de vrouwen van mijn land.
| |
| |
Dat hoeft niet de bedoeling van Maria Mendes te zijn geweest bij het schilderen. En dat wij beiden uit Portugal komen en dat wij, met een tussenruimte van meer dan twintig jaar, door dezelfde straten van Lissabon hebben gelopen, dezelfde cafés hebben bezocht, in dezelfde kroegen naar dezelfde fado's hebben geluisterd, betekent helemaal niet dat ik gelijk heb. Maar...
Men vervalt zo gemakkelijk in een pose. Als je niet oppast begin je onmiddellijk spitsvondige redeneringen te bedenken, duistere redenen. Eén moment van onoplettendheid en het blad staat vol met diepzinnige en onoprechte commentaren. Zijn ze echt zo troosteloos en zwaarlijvig, de vrouwen van Portugal? Zijn er dan geen magere? vrolijke? moedige en jonge? Of vrouwen die schranderheid en karakter uitstralen? Natuurlijkwel. Maar... Wildeik over de Vrouwen van Maria Mendes schrijven omdat ze me een gevoel van onbehagen geven? Ongetwijfeld. Maar ik wilde ook schrijven over de diepe kloof die het woord scheidt van het beeld.
De kunstenaar vat de wereld samen in een vorm, in een kleurenspel. Vóór de woorden gezegd kunnen worden, en zelfs nadat we geprobeerd hebben er iets mee te verklaren, dwingt de met talent gemaakte afbeelding ons in de rol van getuigen die lijdelijk deelhebben aan een mysterieuze gemeenschap. En de vrees voor gemeenplaatsen stelt zich tussen het gevoel en de uitleg; de vrees ervaringen aan het daglicht bloot te geven die door hun aard vertrouwelijk zijn.
Waarom zijn die vrouwen in mijn ogen Portugees? Waarom niet Russisch of Chileens of Itali-
| |
| |
aans? Plak ik onbewust op de Vrouwen van Maria Mendes de ontelbare indrukken die de vrouwen van mijn land in mij achterlieten? Zie ik in hen slechts wat ik wil zien, en verzet ik mij tegen hun angstige vragen?
De herhaling van het thema in de schilderijen van Maria Mendes lijkt mij niet een kwestie van toeval of gemakzucht, maar veeleer voortgekomen uit de noodzaak een getuigenis af te leggen. En juist in de vorm van dit getuigenis meen ik te zien dat de geportretteerde vrouwen slechts uit ons beider vaderland afkomstig kunnen zijn.
De kunstenares mag dan hier wonen, dergelijke vrouwen lopen niet door de straten van Amsterdam, gaan niet naar het strand van Zandvoort. Niemand zal ze tegenkomen in Den Haag of Utrecht. Die gezichten, waarop Maria Mendes zo goed vrees en angst weet weer te geven, weerspiegelen een verdriet dat dit land, dank zij de vooruitgang en het comfort, niet meer kent. De nette jurken verbergen een ellende die slechts zonder ogen te zien is. Hun make-up is geen opsmuk of coquetterie, het is minder dan een masker, minderzelfs dan een sluier. Vrouwen als deze zullen nooit de weelde van het feminisme kennen, of rechten weten op te eisen. Ze leven in afwachting, van de hand in de tand, verlaten en bijgelovig. Ze kunnen niet anders dan hun lot als slachtoffer aanvaarden. In hun ogen leest men beschaamde vragen: waarom ik? waarom tegen mij?
Omdat ik er niets van af weet, zal ik het niet hebben over hoeken en perspectieven, noch over
| |
| |
kleur of schakeringen. Binnenkort zullen anderen het op zich nemen om - aan ons en aan de kunstenares - de reden van een bepaalde tint rood uit te leggen, het waarom van iedere curve, en de reden waarom die vrouwen met schele ogen op het onheil wachten.
Ik ontdekte ze slechts bij toeval, op een middag, toen ik een expositie binnenging waar Portugese kunstenaars die in Nederland wonen hun werk toonden. En het gevoel dat ik toen had, heb ik ook nu. Ik hoefde niet te weten dat de schilderes een Portugese was om in haar doeken een verwantschap te vinden die niet is uit te drukken in woorden en verklaringen. Het was alsof ik, van verweg, een pijnlijke en vertrouwde echo hoorde van nietgeweende tranen, onvervulde beloften, teloorgegane toekomsten, vreugde die nooit werkelijkheid was geworden, nutteloze passen en eindeloos wachten. De echo van onzegbaar leed, van schaamte, de paniek die degenen verstikt voor wie het onafwendbaar onheil dreigt van de ongelukkigen. De verschoppelingen. De door de maatschappij en het leven afgewezenen. Mannen en vrouwen, want het ongeluk maakt tabula rasa met grammatica en geslacht.
Maria Mendes is een vrouw, getuigt over vrouwen. Maar slechts in schijn, denk ik. In het afwachtende van deze vrouwen, in hun pogen in de smaak te vallen, mee te doen, raadt men het verlangen, het dromen van een kameraad. Ook al bedriegt het lot hen, al zijn hun lichamen afstotend, gemaakt om misbruikt te worden. ‘Zwangere vrouw’, luidt de titel van een doek. Maar deze
| |
| |
| |
| |
twee woorden zijn slechts een opschrift, een etiket, een vlag om de lading te dekken. Hun verhaal en hun werkelijkheid verraden zich in de uitpuilende ogen, hun gespannen gelaatstrekken, de hoed die slechts geleend of gevonden kan zijn. Voor zulke vrouwen is de liefde huichelarij, en sex even onpersoonlijk als het rijden in sommige straten - eenrichtingsverkeer allebei. De eenzaamheid, het bedrog, het hopen op een morgen die nooit zal aanbreken, dat is wat hun toevalt in de loterij van het leven. Zonder lachen of feesten, levend bij de dag in plaats van met een toekomst.
Het is dwaas te beweren dat je het scheppingsvermogen van iedere kunstenaar kunt uitleggen, maar slechts de onwetende kan zijn vermogen ontgaan tot verbrokkeling van zijn eigen ervaringen, waarna hij met behulp van de brokstukken en grote bedrevenheid de werkelijkheid weer opbouwt waarvan hij ons een gedeelte toont.
Het is vrijpostig en getuigt van slechte smaak om de bibliografie van de kunstenaar op te slaan om daarin vermeende steunpunten en sleutelfenomenen voor zijn werk te ontdekken. Dat doen wetenschappers en dwazen, die vergeten dat de mens zo ingewikkeld is en zijn geest zo diep, dat zij zich niet laten opmeten, noch zich in theorieën laten omschrijven. Arm is hij die zonder masker kan leven. Wee de kunstenaar wiens maskers geen schild meer zijn.
Een biografie is een illusie, zelfs wanneer de data kloppen en getuigenissen zijn gecontroleerd. Wat je in een biografie kunt on-
| |
| |
derbrengen is in feite slechts het meest gewone, het bijkomstige, dat wat slechts oppervlakkige waarde heeft.
Met voorbeeldige bescheidenheid geeft Maria Mendes dit curriculum vitae:
- | Geboren in Caramulo in 1943. |
- | Vertrekt in 1955 naar Lissabon, werkt in een fabriek van aardewerk en tegels, en heeft meegewerkt aan de restauratie van oude tegeltableaus. |
- | Bezocht gedurende enige tijd de Escola António Arroio. |
- | Volgde een opleiding tot verpleegster en werkte enige jaren als verpleegster in ziekenhuizen van Lissabon. |
- | Woonde van 1963 tot 1966 in Parijs. |
- | Emigreerde in 1971 om politieke redenen naar Nederland en begon weer te schilderen en te tekenen. |
- | Had sedertdien verschillende collectieve en individuele tentoonstellingen in Nederland en Portugal. |
Het is een levensschets die lijkt op al haar tekeningen: een lijn en weinig meer dan een omtrek. De rest, ook als we die voorvoelen of denken te raden, gaat ons niet aan, en leent zich niet voor speculaties. Misschien vertelt Maria Mendes eens haar levensverhaal. In woorden. Wat ze ons, beetje bij beetje, vertelt met haar schilderijen en tekeningen, gedwongen door een obsederende scheppingsdwang, is een verhaal van maskers, waarin die van haarzelf zich met de onze vermengen, op een belevingsniveau waar werkelijkheid en verbeelding synoniem zijn.
Vertaling: Ger Leppers
|
|