‘Gisteren is-ie begraven. Zeventien jaar, het is toch wat. Eerst wilde ik nog naar de kerk gaan, maar dat heb ik toch maar niet gedaan. Zo vaak ging ik niet meer naar De Waal. Nee, wat eet je nou helemaal in je eentje. En bovendien De Waal is stikduur. Voor een komkommer betaal je bij hem f 1,25. Nou die kan ik bij Albert Heijn ook krijgen, maar dan voor een gulden.’
Steeds minder vaak kwam ik thuis. Zeker toen ik stopte met voetballen bij de club waarvan ik vanaf mijn zevende lid was, de Rooms-Katholieke Sport Vereniging gda. Voor tegenstanders Gekke Dolle Apen of Goed Door Alcohol. In werkelijkheid stond de afkorting voor Gabriel Dell Adolorata, een naam uit de koker van pastoor Van Horst die een clubje Wilde Voetballers oppikte uit de duinen ‘O duivelsche plaats’ en het een echt voetbalveld gaf, met houten doelen. Achter de Onze-Lieve-Vrouwe-Ten-Hemelopnemingkerk en ingeklemd tussen het nonnenklooster, de Mariaschool (voor meisjes), de Petrusschool (voor jongens) en de Loosduinsche Groenteveiling (voor tomaten & komkommers).
Eén keer in de maand nog maar ging ik op bezoek bij mijn moeder. Minder nog. Officiële feestdagen meed ik als de pest. Ik stuurde wel een kaartje uit een of ander buitenland. Men begreep het: de Verloren Zoon, ach hij is student, leeft er maar op los, maar eens op een dag komt hij terug. Helaas tijden veranderen en het sneeuwt al jaren niet meer met Kerstmis.
‘Nou weet ik eigenlijk niet wie zich heeft doodgereden. Ik dacht Hans, maar zeker weet ik het niet. Weet je trouwens wie er ook dood is? Die ken je vast wel.’
De tweede dode. Dat komt ervan als je nog maar zo weinig thuis komt. Ik kijk weg naar de trouwfoto's van mijn broers en zussen aan de muur. Ingelijst geluk. Mijn blik blijft rusten op het portret van mijn vader. Een uitvergrote pasfoto. Dromerige ogen. Hij lijkt op Juan Carlos, valt me op.
‘Kees Vreugdehil. Drie kinderen had-ie. Twee meisjes en een jongen. Die zullen wel naar zijn broer gaan, naar Arnold. Hij was al toeziend voogd. Kees is al vier jaar van zijn vrouw. Dat is heel raar gegaan toen. Drank zeggen ze. Ze verwaarloosde het huis en de kinderen. Toen heeft Kees haar op straat gezet. Ze hebben hem dood in de douche gevonden. Tja, als de blaren vallen, doen mensen rare dingen. Wil je nog koffie?’
Ik knik. Mijn moeder staat op alsof ik een bevel heb gegeven. Ik volg haar gang naar de keuken. Hoeveel kilometers heeft ze in de veertig jaar dat ze hier woont wel niet afgelegd? Genoeg voor de wereldreis die ik ooit nog eens wil maken. Mijn moeder is in haar hele leven slechts één keer in Amsterdam geweest, toen haar petekind daar trouwde. Voor haar is het pas vakantie als al haar kinderen weer veilig & gezond terug zijn van Oostenrijk, Spanje of Zuid-Limburg. Acht kinderen heeft ze. De grootste fout die wij ooit hebben gemaakt is haar voor haar vijfenzestigste verjaardag een reisje langs de Rijn aan te bieden. Ze miste haar keuken.
Mijn moeder komt weer aangedribbeld. Wat is ze klein. Ze zet het kopje voor me neer. Mijn kopje. Speciaal voor mij gekocht op de