Maatstaf. Jaargang 33(1985)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] Anton Ent Gedichten Keizerskroon Vloekte grootkeels in de koningslaan Niet overspannen. Zag in een limousine een zwarte zijden voile begerig aan De wond heropend. Die vrouwe dient gestraft Wie raakt het oog, wie rukt haar tule af? Tref haar in hotel de keizerskroon waar ik me toeleg op het nietig loon Vloek binnensmonds en tast haar rijkdom af Nacht We zaten 's avonds op het geel terras Genade. Een vleermuis fladderde in as Geilheid druppelde in geestelijke zinnen Het grasveld noemde we pelouse de anjer anjelier. Diep geminacht werden bloemen die niet wisten hoe ze zich verhielden tot de nacht We liggen nu verzadigd in het gras Een vleermuis schuift het donker om de hoek en teunisbloemen schijnen Religie drupt in onze nagesprekken De pauw trekt een nagel langs het schoolbord van de nacht Iemand vloekt een mooie vloek [pagina 31] [p. 31] Grootmoeder Door helmgras heen zie ik de verre watertoren en denk aan hem die ik verdroeg zoals beloofd De zwarte golven krulden om zijn hoofd en in zijn kreun kon ik de meeuwen horen Zijn ogen waren groot en blauw, van glans beroofd als gindse kielen die naar water boren Het vuur van onze oven was al uitgedoofd en op de zolder van de molen rustte koren Als dochter vraagt waaraan ik denk zeg ik: aan jou, jij was ons vrijgeschenk Op deze plaats heeft hij jou aan mij geschonken op deze hoogte zich in zee verdronken Mijn kleinzoon vraagt waarover wij zacht praten Over naar water boren en te water laten Zijn naam De scheepskist donkerdicht en weggeborgen ademt een zoldergeur van heiligheid raakt, sterker in zichzelf besloten, het witte proviand aan niemand kwijt De luchter eens verschoven en vergeten is in het kelderlicht dat niets vergeeft een rijk van reinheid en zichzelf genoeg: vorstin wie niemand audiëntie vroeg Heiliger wat ooit versplinterd is, volkomen heilig de vernietiging Waar explodeert zijn naam, dat ding? Natuurlijk troont hij op sacrale zangen Ik buig en zwijg tot ik verhuis Dan zal hij eeuwig eer ontvangen [pagina 32] [p. 32] Onbegrip Gewassen kleren liggen klaar Ik trek ze aan, ik wil naar de fonteinen Beneden spelen honden met de tovenaar Vandaag wil ik wat schoner schijnen passeer de hoerenlopers en de moordenaars die ik zoals het hoort negeer Zonlichtsplinters in de straat De ogen knijp ik dicht tot bij de poort De stad bewaakt de bomen als fonteinen Porta nigra. Verwezen naar mijn vrienden Waarom roepen bruid en bruidegom: wie wil kan volop water vinden? Journaal De akker ligt ontregeld in het water Laarzen spannen met hun hebzucht samen Spuwt een tandeloze mond: alles rot weg Een vrucht blaast bellen onbenulligheid Close up. De natte tijd, de natte tijd Een vinger wipt een dode schoot omhoog Het woord gelooft niet in momentopnamen De zon breekt door, de grond valt droog en vruchten zwerven op de aarde Vorige Volgende