Maatstaf. Jaargang 33
(1985)– [tijdschrift] Maatstaf– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| ||||||||||||||
Wim Meulenkamp
| ||||||||||||||
1. Een onvervangbaar kunstenaar in DüsseldorfEind 1981 werd ik gewezen op het bestaan van de architect Hermann Giesler. Een kleine veertig jaar voor die datum bevond deze man zich nog in de hoogste echelons van de kunstenaars die hielpen het Derde Rijk visueel gestalte te geven: Generalbaurat für die Hauptstadt der Bewegung, lid van de Reichskultursenat, Professor, lid van de Preuβische Akademie, unersetzlicher Künstler, et cetera. Het naslaan van de beschikbare literatuur over de architectuur in Hitler-Duitsland en lezing van Gieslers eigen ‘skandalösen Erinnerungen’Ga naar eindnoot1., bracht me ertoe een retourtje Düsseldorf te kopen, om de architect over wie maar zo weinig materiaal bleek te zijn gepubliceerd, zelf te spreken. Uiteindelijk vonden in zijn zelfontworpen bungalow in de Dämmergrund twee gesprekken plaatsGa naar eindnoot2.. In tegenstelling tot zijn belangrijkste en meer bekende concurrent Albert SpeerGa naar eindnoot3., heeft Giesler zijn nationaal-socialistische gezindte nooit proberen te ontkennen of te verontschuldigen. Zijn autobiografie Ein anderer Hitler: Bericht seines Architekten is dan ook bij het crypto-fascistische Druffel Verlag verschenenGa naar eindnoot4.. Ein anderer Hitler heeft een overduidelijke rolverdeling: Hermann Giesler als de veronachtzaamde en gemaltraiteerde Dolende Ridder, Adolf Hitler als Graal en Orakel tegelijk, en Albert Speer als Mr. Reeps, een plutocratisch getinte intrigant. Deze rolverdeling houdt Giesler dan ook gedurende onze beide gesprekken strikt aan. Tijdens de eerste ontmoeting blijkt dat Düsseldorf nog een kleine kunstenaarskolonie van Alte Kameraden herbergt: Arno Breker, toentertijd samen met Josef Thorak de belangrijkste beeldhouwer, komt regelmatig bij Giesler over de vloer. Hij houwt nog steeds beeld, variërend van Heine- en Dalibustes, tot erotische naakten die hoofdzakelijk voor de burgermanstuin bestemd zijnGa naar eindnoot5.. Giesler en Breker vormen een soort mutual admiration society. Een derde overlevende is ‘Tara Christian-Taranowski, een gewezen secretaresse van Hitler. Ze verricht momenteel administratief werk voor Breker. Een vierde persoon uit de kring, de architect Rudolf Wolters uit Coesfeld, is inmiddels overleden. Wolters was de adressant van Speers Spandause notities, maar achtte zich bij de publicatie van de dagboeken in 1975 geen recht gedaan en vormt daarmee een dankbaar referentiepunt voor Giesler wanneer deze over Speers perfide gedrag wenst uit te weiden. Zoon Hermann fungeert tijdens de beide gesprekken als een soort majordomus, die de thee schenkt, foto's en documenten haalt, ontschoten namen aanvult en de kritiek op zijn vader in de Kunstchronik naleest. De foto's blijken er tientallen te zijn, veelal ongepubliceerd. Snel is duidelijk dat het kader van de gesprekken gevormd zal worden door de nog steeds niet aflatende concurrentiestrijd met | ||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||
Speer en het verlangen de eeuwigheid in te gaan als een architect van wereldfaam. Speers dood in een Londens hotel na een interview voor een bbc-documentaire, wordt op vindingrijke wijze door Giesler uitgelegd als het gevolg van een vraag over de Neugestaltung van Linz. Dit project werd, tegen Speers verwachtingen in, door Hitler aan Giesler gegund. Ook verklaart hij het verbeten gezicht van Speer op een foto, genomen van het groepje Fick, Hitler, Giesler en Speer tijdens een Ortsbesichtigung van Linz, als een uiting van diens nauwelijks verholen nijd. Het ‘verraad’ van Albert Speer aan de nationaal-socialistische zaak door diens openlijke spijtbetuigingen op het proces te Neurenberg en in zijn memoires, is waarschijnlijk voor Giesler het zwaarste middel waarmee hij zijn concurrent denkt aan te kunnen pakken. Het tweede gesprek, wanneer het boek van Schmidt is uitgekomen, is op dit punt wat verward, aangezien Speer nu vanuit Gieslers optiek tot de ‘goede’ Nazi's dient te worden gerekend. De wens nu eindelijk eens erkend te worden als een belangrijk architect is Gieslers motief met de gesprekken in te stemmen, ook al zal hij vermoeden dat zijn persoon en zijn werk niet onverdeeld gunstig door zijn gesprekspartner worden beschouwd. In ruil voor de aandacht die aan hem wordt besteed levert Giesler de informatie die van hem gevraagd wordt. Ondanks alles is die aandacht inderdaad gerechtigd. Tot enige jaren geleden werd de architect zo goed als doodgezwegen in de handboeken over Nazikunst, werden zijn projecten (in latere werken) onnauwkeurig geinterpreteerd, de verkeerde foto's geplaatst en zelfs zijn naam verkeerd gespeld. Dit laatste ook in Speers Erinnerungen, waar Gieslers naam nauwgezet met een dubbele ‘s’ wordt afgedrukt; mogelijk een kleine pesterij, mede gezien de triviale wijze waarop Speer Giesler in zijn memoires naar voren brengt. | ||||||||||||||
2. Het Derde Rijk bouwenDe bouwkunst neemt binnen de geschiedenis van het Derde Rijk een opvallende plaats in. Al voor de Machtübernahme besefte de nsdap dat architectuur een bij uitstek geschikt middel is om een ideologie uit te dragen. De schilderkunst heeft in dit opzicht het nadeel dat men zich betrekkelijk eenvoudig aan haar kan onttrekken, door bijvoorbeeld niet het museum of de Volkshalle binnen te gaan waarin schilderwerken hangen. Voor de literatuur geldt hetzelfde: ze is ontkoombaar, terwijl de beeldhouwkunst vooral een de bouwkunst dienende taak heeft. Architectuur daarentegen is onontkoombaar en alomtegenwoordig. Vanaf de late jaren twintig heeft de Nazi-partij contact opgenomen met jonge architecten die bereid en in staat waren nationaal-socialistische ideeën om te zetten in bouwwerken. De Partij borg reeds vroeg mensen die al jaren bezig waren zich fel af te zetten tegen de modernistische stromingen in het Duitsland van het Bauhaus: de aanhangers van de Völkische richting in de beeldende kunsten, welke zich voor wat betrof de architectuur, van de Heimatschutzstil bediende. Op alle niveaus en in alle sectoren van het maatschappelijk leven moest de Nazi-ideologie na de Machtübernahme gestalte krijgen: in woonhuizen, partijgebouwen, ministeries, stadions, mausolea, kazernes, hotels, warenhuizen en stations; van woonwijken en stadsdelen tot hele steden. Men kan zich de extra aandacht voorstellen die de bouwkunst kreeg doordat de Gröfatz (Gröβter Führer aller Zeiten) zelf had laten blijken liever architect dan politicus te zijn geworden. Feit is dat Hitler, in verhouding tot de te verrichten staatszaken, onbehoorlijk veel interesse aan de dag legde voor nieuwe gebouwen en steden, en de beoordeling van uitgewerkte plannen geheel naar zich toe trok. Uit Speers Erinnerungen blijkt hoezeer Hitler op kon gaan in de schetsen, plattegronden en maquettes die deze architect hem vaak verschillende keren per week moest laten zien. Pas tijdens de oorlog zag Hitler hier noodgedwongen en met leedwezen van af. In de laatste dagen van zijn bewind placht de Gröfatz echter weer dagelijks enige uren door te brengen bij de maquette die Hermann Giesler had laten vervaardigen van de Neuplanung Linz, een maquette waarvoor onder de Reichskanzlei een speciale ruimte was vrijgemaakt.
Het is belangrijk de wisselingen te onderkennen die in het architectonische denken van het Derde Rijk plaatsvonden. Vóór de Machtübernahme liep de ns-beweging te hoop tegen alles wat naar Nieuwe Zakelijkheid en/of het Bauhaus zweemde. Onder andere werden deze stromingen ervan beschuldigd ‘Aziatische’ hoogbouw te plegen en zich niet | ||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||
te baseren op Nordische architectuurtradities. Een treffend voorbeeld hiervan zou de voorkeur voor platte daken zijn, terwijl alles er op wees dat noordelijke landen voor een goede afwatering spitse daken nodig hadden. Alfred Rosenberg, de theoreticus van het nsdap-antisemitisme, richtte in 1927 de Nationalsozialistische Gesellschaft für Deutsche Kultur op, later overgaand in de Kampfbund für Deutsche Kultur. Lid hiervan waren onder andere Heinrich Himmler, Gregor Strasser en de ultra-reactionaire kunstcriticus Paul Schultze-NaumburgGa naar eindnoot6.. Deze groepering was een uiting van wat men mogelijk de Völkische beginjaren van de nsdap kan noemen. Er is een opvallend verschil te bespeuren tussen de gepropageerde opvattingen die de ns-top naar buiten bracht voor en na 1933. Het begin van de nationaal-socialistische beweging in Duitsland lag gebed in de esoterische Thulegroep van onder meer Himmler en Dietrich Eckart, die zelfs in Tibet op zoek ging naar het verdwenen Germaans Atlantis. In deze periode waren veel variaties mogelijk, waarbij de nationaalbolsjewisten van de Strassergroep voor het revolutionaire idealisme van de partij stond, en mogelijk vergelijkbaar is met de Völkischen in de architectuur, die vooral Blut und Boden-theorieën aanhingen. Na 1933 werden deze tendenzen geëlimineerd: de Strassergroep en de sa werden naar aanleiding van de Röhm-Putsch ontmand, terwijl binnen de nsdap enkel de Bauernleiter Richard Darré de Blut und Boden-gedachte nadrukkelijk bleef aanhangen. Rosenberg, die met zijn virulent antisemitisme het meer omfloerste streven naar de Endlösung bedreigde, werd weggepromoveerd. Schultze-Naumberg was als voorvechter van de Völkische architectuur met veel eerbetoon geïsoleerd en onschadelijk gemaaktGa naar eindnoot7.. Het Nazisme van na 1933 had geen belang bij vakwerkhuisjes en een terug-naar-de-natuur houding. Circa 1936 begon men met oorlogsvoorbereidingen die naast Autobahnen, kazernes en fabrieken, een goed functionerende zware industrie vereisten, wier arbeidsreservoir onmogelijk kon worden betrokken uit de Germaneske Waldsiedlungen die de Völkischen voor ogen zweefden, maar waarvoor men juist terug moest vallen op de enige jaren tevoren zo vervloekte Groβstadt, die volgens de Nazi's de broedplaats van cosmopolitisme en communisme was. Nog beter was het de steden direct rond de industrie te situeren, zoals dat gebeurde in de Stadt des Kraftdurch-Freuden Wagens (de Volkswagenfabrieken in Wolfsburg) en de Stadt der Hermann Göring-Werke (de staalstad Salzgitter)Ga naar eindnoot8.. Hiervoor waren technische architecten nodig zoals Paul Bonatz, Herbert Rimpl en Fritz Todt, leider van de Organisation Todt (ot). Zelfs de verafschuwde Ludwig Mies von der Rohe mocht ondanks, of misschien juist wel dankzij, zijn Bauhaus-activiteiten weer aan Autobahnontwerpen werken. De andere pijler waarop de ns-architectuur rustte was die van de representatiebouw. Albert Speer en Hermann Giesler waren hiervan de belangrijkste exponenten, bij voortduring op hun vingers gekeken, bekritiseerd en gelauwerd door de ‘Dritte im Bundé, de Gröfatz zelf. Gedeeltelijk valt deze representatiearchitectuur te verklaren uit de door Hitler en Speer uitgewerkte Ruinenwert-theorie: een gedachte die ervan uitging dat de bouwwerken die het Duizendjarig Rijk oprichtte, indien ze komende krachtmetingen niet zouden doorstaan, dan toch zulke grandioze ruïnes zouden opleveren dat komende generaties Ariërs door deze overblijfselen weer tot grootse daden werden aangespoord. Hierdoor werd megalomanie voor critici het meest in het oog springende aspect van de Nazi-architectuur. Speer beaamde deze neiging tot grootheidswaan in zijn latere memoires, maar Giesler blijft een dergelijke uitleg tot op heden bestrijden. Hij impliceert in zijn boek zelfs dat Speer de opdrachtgever was van een Kulturfilm die met opzet, door gebruikmaking van optische trucs, Gieslers Hohe Schule der nsdap-model als een megalomaan gebouw toondeGa naar eindnoot9.. Blijft de meest simpele uitleg voor de specifieke uitingsvorm van deze representatiebouwsels: slechte smaak. Een slechte smaak die overigens een internationaal kenmerk van de jaren dertig en veertig blijkt te zijn. Zo zijn zelfs de bevrijdingsmonumenten van direct na de oorlog niet van de wanprodukten van de Nazischool te onderscheiden. De architectuurproduktie van het Derde Rijk is, vooral voor wat de Parteibauten betreft, in het model-stadium blijven steken. Debet hieraan was niet enkel de schijnbare onuitvoerbaarheid van de projecten, maar ook het verbod van 15 november 1939 | ||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||
Hermann Giesler in zijn woning aan de Düsseldorfse Dämmergrund; 27 februari 1982.
op ‘nicht-kriegswichtigen’ gebouwen. Dit verbod werd gedurende enkele maanden in 1940 opgeheven, toen de Franse veldtocht succesvol was afgesloten en het Derde Rijk voor eeuwig zijn fundamenten in Europa leek te hebben gelegd.
De voornaamste pressiepunten van de ns-architectuur behoeven mogelijk nog een korte uitweiding. Het zal duidelijk zijn dat het begin van de Nazi-architectuur in de praktijk samen valt met de Machtübernahme in 1933. Tevoren echter waren al enkele belangrijke gebouwen gereed gekomen: in 1929 bouwde Paul Ludwig Troost het Münchense Palais Barlow tot Braunes Haus (partijcentrale) om, en uit diezelfde tijd dateert ook het Freikorps-Ehrenmal op de Annaberg, van Robert Tischler. In 1933 werd onder Todt met de aanleg van de Autobahnen begonnen en met de bouw van Troosts Münchense Haus der Kunst. Deze laatste ontwierp eveneens in diezelfde stad de in 1935 gebouwde Ehrentempel op de Königsplatz. In 1936 en 1937 werden drie zogenaamde Ordensburgen door Clemens Klotz en Giesler opgeleverd, terwijl in dat laatste jaar Speer de Neugestaltung van Berlijn onder zijn hoede kreeg. In de beide volgende jaren werd Speers Reichskanzlei gebouwd. De stad Neurenberg werd vanaf 1934 door Speer tot Stadt der Reichsparteitage omgevormd. De steden München en Linz werden respectievelijk in 1938 en 1940 door Giesler alvast in ontwerpen en maquettes herbouwd. Van een heel andere vorm waren Wilhelm Kreis' monumenten voor de gevallenen, die over de gehele wereld zouden worden geplaatst. De schetsen van deze enorme gebouwen doen nog het meest aan de Franse neo-classicist Boullée denken. Daarna zouden de Gaustädte (de hoofdsteden van de verschillende gouwen) aan de beurt komen, hoewel vanwege hun relatieve belangrijkheid al in de jaren dertig met de bouw van het Parteiforum van Augsburg en van Weimar was begonnen. Hieropvolgend was de nieuwbouw van vele kleinere provinciesteden voorzien. Aan dit stadium zijn de Nazi's nooit toegekomen, hoewel het werk uiteindelijk door de grote bouwgolven van de laatste twintig jaar tot in de dorpen toe op voorbeeldige wijze is voltooid. | ||||||||||||||
3. Architect zonder opdrachtenHermann Giesler, in 1898 in Siegen, Westfalen, geboren als zoon | ||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||
De Ordensburg Sonthofen.
van een architect, is uiterst spaarzaam met mededelingen over zijn beginjaren. Waarschijnlijk zou meer informatie over deze tijd tot 1933, de indruk bevestigen die ik zelf uit de beschikbare gegevens krijg: dat Giesler in de Weimarrepubliek als architect gedoemd was ten onder te gaan en dat hij zijn liaisons met de nsdap, voornamelijk bestaand dankzij de hoge positie die zijn broer Paul in de partij innam, heeft gebruikt om de kans van zijn leven te creëren. Gieslers meegaandheid, zijn kneedbaarheid als architect in de handen van Hitler, heeft hem uiteindelijk tot de officieuze rang van Tweede Architect van het Derde Rijk gebracht. In aanzet was er reeds een machtsstrijd gaande tussen Giesler en Speer om de top van hun professie, een machtsstrijd die enkel door het verloop van de oorlog werd beëindigd. In Ein anderer Hitler ziet de inleider Karl-Heinz Kausch zich gedwongen, gezien Gieslers zwijgen, diens voorgeschiedenis met een paar alinea's te verduidelijkenGa naar eindnoot10.. Hij geeft enige data en namen: 1915, oorlogsvrijwilliger bij het genie-bataillon vii; in 1917 bevorderd tot luitenant bij het genie-bataillon vi en in het laatste oorlogsjaar een opleiding tot vliegenier. Op de kunstacademie volgt Giesler na de oorlog lessen bij Eduard Pfeiffer, Richard Riemerschmid en Emil Preetorius. Giesler noemt zichzelf voorts een Spengler-adept en een volgeling van kunsthistoricus Wölfflin. In 1923 trouwt hij en wordt in datzelfde jaar medewerker op het architectenbureau van Julius Th. Schweighart te Augsburg. Drie jaar later leidt Giesler de Berlijnse tak van het bureau. Twee zinnen volgen in de korte levensbeschrijving: ‘Ab 1930 war Giesler selbstständiger Architekt und Keramiker im Allgäu. Giesler schloβ sich aktiv der nationalsozialistischen Bewegung an, deren Zielsetzung er sich von Beginn an verschrieben hatte.’ Beroepsmatig niets aan het handje, zou men zeggen, maar latere uitingen van de architect zelf stellen het beeld wat bij: ‘[Mein Bruder Paul] hat das Büro meines Vaters übernommen, und ich stand ausser der Sache, versuchte auf eigene Füβe zu kommen und war zuerst in Augsburg tätig und habe dann Möbel gemacht, war dann als Keramiker tätig wie gar nichts mehr ging, und habe dann wieder als Architekt angefangen.’ De politieke activiteiten worden eveneens meer belicht: ‘Ich war während der sogenannten Kampfzeit im Wahlkampf Kreisredner der Partei, | ||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||
Maquette Sonthofen. in het midden Hitler en Giesler (wijzend), uiterst links Rudolf Hess.
Familiekiekje: Goebbels bij de opening van de Ordensburg Sonthofen.
oder Gauredner. Das fing 1930 an, aber ich habe mich nie politisch betätigt, hörte bis dahin keiner Partei an. Während mein Bruder von Anfang an der nsdap zügehörte, erst im Stahlhelm... Ich habe noch nicht mahl 1930 unmittelbar der Partei angehört, erst ab '31, da ging es mir wirtschaftlich etwas besser... Man kann behaupten daβ mein Bruder mir der nsdap zugeführt hat,ich habe sehr viel auf ihn gehörtGa naar eindnoot11..’
Giesler bleek op het goede paard te wedden; de invloed van broer Paul, die het al snel tot Gauleiter bracht, heeft naar alle waarschijnlijkheid gezorgd voor de eerste opdrachten van Parteigenossen en sympathisanten aan de architect die kort tevoren het hoofd boven water probeerde te houden door meubels en grote betegelde kachels te vervaardigen. Tot die tijd is Giesler volgens eigen zeggen politiek niet geïnteresseerd, maar wordt hij daarna plotseling partijredenaar, mogelijk in een poging ‘verloren tijd’ weer in te halen. Een niet onaangebracht besluit, gezien de tendens van de Nazi's partijleden uit de Kampfzeit te bevoorrechten. | ||||||||||||||
4. ‘...ein Bauwerk im politischen Stil’De Ordensburgen waren een idee van Dr. Robert Ley, in 1933 verantwoordelijk voor de opleiding van politieke kaders en later leider van de Deutsche Arbeitsfront. Binnen de ns-hiërarchie, die zich somtijds enkel bezig leek te houden met kiften, werd Ley bekend als de ReichstrunkenboldGa naar eindnoot12.. | ||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||
Ley had het idee voor de Ordensburgen waarschijnlijk ontwikkeld uit een project van de Reichsführerss. Heinrich Himmler. Himmler had zich vanaf de Machtübernahme bezonnen op een geschikt opleidingscentrum voor de hogere ss. Zijn keuze viel hierbij op de Wewelsburg bij Paderborn. Deze burcht had connecties met de Staufen-keizer Hendrik de Eerste, van wie Himmler een reïncarnatie beweerde te zijn. De Wewelsburg, waarheen in de loop van de oorlog reusachtige hoeveelheden kunstschatten werden versleept, werd door Himmler beschouwd als de navel van de wereld. De verdere sinistere achtergronden van dit project en de daarmee verweven organisatie Ahnenerbe zullen hier echter niet behandeld worden. Vanuit de behoefte aan een nsdap-elite, ontstond bij Ley de gedachte een kaderscholing in het leven te roepen voor een beperkte hoeveelheid jongemannen, geselecteerd uit onder meer de Adolf Hitler-Schulen van de Hitlerjugend. Aan de kandidaten werden drie eisen gesteld: trouw en inzet aan en voor de partij, een gezonde lichamelijke gesteldheid en Erbgesundheit, vlekkeloze arische afstamming. Er waren drie burchten: Vogelsang, Sonthofen en Crössinsee. Per burcht konden duizend Ordensjunker worden opgenomen, die rouleerden tussen de plaatsen die elk hun specialiteit op sportgebied bezaten. Zo beoefende men de motorsport in Vogelsang, de bergsport in Sonthofen en de watersport in Crössinsee. Naast de diverse sporten kreeg men onderwijs in zes vakken: ‘1. Rassenlehre, 2. Geschichte, 3. Weltanschauung und Philosophie, 4. Kunst und Kultur, 5. Wirtschafts- und Soziallehre, 6. Wehrwissenschaft.’Ga naar eindnoot13.. Met horten en stoten zijn de cursussen in de Ordensburgen op gang gekomen, maar ze zijn nooit dát geworden waarvoor ze bedoeld waren. In de burchten werden vaak Tagungen gehouden die weinig of niets met het oorspronkelijke leerplan te maken hadden. Deze stand van zaken werd aan de oorlogsinspanningen geweten, maar dit kan ook zijn oorzaak hebben gehad in het voortdurende gekissebis binnen de nsdap, waardoor men bijna geen besluiten kon nemen. Ook schijnt bijvoorbeeld in Vogelsang de ss te zijn ‘geïnfiltreerd’. Tegenwoordig kan men de merkwaardige continuïteit in de wereldgeschiedenis illustreren aan de hand van het lot van deze vestingen: de Ordensburg Vogelsang doet momenteel dienst als hoofdkwartier van het Belgische navo-contingent in Duitsland, terwijl Sonthofen een bestemming heeft gevonden als opleidingscentrum voor Bundeswehr-officieren. Ongetwijfeld zal ook Crössinsee, aan de grens ddr / Polen, voor iets vergelijkbaars gebruikt worden.
De Ordensburg Sonthofen was Gieslers eerste officiële nsdap-opdracht. In 1933 was hij door de nieuwe machthebbers tot Bezirksbaumeister voor Sonthofen benoemd. In zijn boek besteedt Giesler slechts drie van de vijfhonderd pagina's aan de bouw van de Ordensburg. De precieze wijze van acquisitie is onduidelijk, maar Giesler schrijft dat Dr. Ley al in februari 1933 over de scholing voor jonge partijleden sprak. Op een bijeenkomst in Königswinter stelde Ley voor ‘Schulungsburgé te bouwen, feitelijk barakken die snel konden worden opgetrokken, afgebroken en verplaatst. ‘Ich kam nach Hause und habe dann das erste Model der Ordensburg Sonthofen gemacht. Und das wurde [Ley] bei der zweiten Tagung in Berlin vorgelegt. Er sagte, was ist das, mein Gott nochmahl, das ist sehr schön, was ist das?Ga naar eindnoot14.’ Naderhand werd het model aan Hitler getoond, die onmiddellijk beval de burcht te bouwen. Het was de eerste Giesler-maquette die Hitler onder ogen kreeg. Vanaf dat moment werd de jonge architect uitgeprobeerd. Giesler is toen meteen aan het werk gegaan, waarschijnlijk gesteund door broer Paul, die hem ook de allereerste tips over de te bouwen Ordensburg zal hebben gegeven. Het terrein waarop de burcht werd gebouwd was kosteloos ter beschikking gesteld door fabrikanten, terwijl een op dezelfde wijze verkregen villa voorlopig als steengroeve werd gebruikt. Op dit terrein, gelegen boven het Voor-Alpendorp Sonthofen, wist Giesler de plattegrond van het project op een originele manier aan Ley duidelijk te maken: de ‘Allgäuer Jugend’ (althans dat deel dat lid van de hj was) werd bijeen getrommeld en ter plekke beeldden zij de omtrekken van het gebouw uit ‘und machten es damit in der Landschaft überschaubar. Ich konnte damit Dr. Ley durch das von der Jugend dargestellte Gebäude führen, durch die Räume in den Innenhof mit dem prachtvollen Ausblick nach Süden in das GebirgeGa naar eindnoot15..’ In 1937 werd de Ordensburg ge- | ||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||
Gieslers winnende Parteiforummaquette voor de Weimar-wedstrijd.
Ernst Haigers inzending voor de Weimar-wedstrijd.
opend, hoewel deze officieel nog niet gereed was en ook nooit naar ontwerp werd afgebouwd. Het bouwwerk is een kazerneachtig geheel, uit natuursteen opgetrokken, met een dominerende, brede toren. Het interieur bestond uit een met veel ‘eerlijk’ hout samengestelde spartaanse inrichting die tot en met het (metalen) bestek door Giesler zelf ontworpen wasGa naar eindnoot16..
Giesler is een Grundriss-fanaticus. Hij beschouwt de plattegrond als het gegeven waarin hij de kloostergemeenschap van de Ordensjunker wilde verduidelijken. ‘Das sollte sich politisch so ausdrücken. Das war das allerwichtigste; die Fassade war gegeben durch die LandschaftGa naar eindnoot17..’ Naar aanleiding van de dritte Jahrestagung van de Reichskammer der bildenden Künste in 1938, hield Giesler een lezing over Weltanschauung en architectuur. Het is een van de weinige keren dat Giesler in een ns-geschrift opduikt en zich in de politieke kaarten laat kijken: ‘Er unterstrich, daβ die Architektur weltanschaulich begründet sein müsse... Dann schilderte er die hohen und verpflichtenden Aufgaben, die der Führer und die Gemeinschaft dem deutschen Künstlertum gestellt habe. Diese Aufgabe könne der Künstler aber nur erfüllen, wenn er selbst in die Gemeinschaft eingehe, d.h. Nationalsozialist in seiner Gesinnung und in seinem Schaffen sei... [verder sprak Giesler over de ‘Führerbau’ van Troost:] Es sei die Totalität des Stiles, die sich hier durchgesetzt habe, ein Bauwerk im politischen Stil. So liege die Hauptaufgabe der neuen deutschen Architektur nicht | ||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||
Inzending van een onbekende mededinger.
in der reinen Fassadengestaltung, sondern in der Gestaltung des GrundrissesGa naar eindnoot18..’ Ter gelegenheid van de eerste bijeenkomst in Sonthofen werd een boekje uitgegeven waarin naast zeventien pagina's foto's van interieur en exterieur, een inleiding door Reichstrunkenbold Ley te lezen valt. Deze herinnert met weemoed aan het vroegere ‘rauchige, biergeschwängerte Sturmlokal’, waarin men zich ‘nach einer Saalschlacht [oder] einem gelungenen Propagandamarsch’ genoeglijk terugtrok. De rest van de tekst is door de landschapsarchitect Alwin Seifert samengesteld, wiens voornaamste ‘claim to fame’ de aanleg van een kruidentuin in het concentratiekamp Dachau was. In Sonthofen was Seifert verantwoordelijk voor de beplantingen rond de Ordensburg. Seifert ziet Sonthofen, al gebruikt hij de term niet, als een resultaat van Völkische architectuur. Sonthofen is Gieslers eerste en laatste project in een dergelijke stijlGa naar eindnoot19.. Overigens benadrukte Giesler in onze gesprekken dat de Ordensburgen van Clemens Klotz, Vogelsang en Crössinsee, hem tijdens de bouw van Sonthofen onbekend waren. Een bijna-onmogelijkheid: het is niet aan te nemen dat Ley de bouw van de drie burchten door de beide architecten niet op de een of andere wijze heeft gecoördineerd. | ||||||||||||||
5. ProefperiodeWeimar, de Goethe-stad, had in de jaren dertig nog steeds iets tegoed van de nsdap. In 1926 was in deze stad de eerste Rijksdag gehouden, die echter vanaf het daaropvolgende jaar in Neurenberg plaats vonden. In 1934 begon Albert Speer met de Umgestaltung van Neurenberg tot Stadt der Reichsparteitagen. Als schadeloosstelling zou Weimar een Parteiforum krijgen, dit als eerste van de GaustädteGa naar eindnoot20.. In 1935 werd Hermann Giesler, volgens zijn eigen zeggen op aanraden van Rudolf Hess, gevraagd aan een wedstrijd deel te nemen die tot doel had een Forum voor Weimar te kiezen. Speer, toen al in een vertrouwenspositie bij Hitler, vertelde de jonge architect dat dit de kans was te bewijzen dat Sonthofen geen toevalstreffer wasGa naar eindnoot21.. Weer kwam Giesler met een vakkundig gemaakte maquette die de Adolf Hitler Platz, het Weimarer Parteiforum, voorstelde. Het bestaande Stedelijk Museum werd uit het directe carré van partijgebouwen gedrongen, waarbij de Halle der Volksgemeinschaft het centrum vormde. Een klokketoren diende als blikvan- | ||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||
ger. Het ontwerp-Weimar is grotendeels uitgevoerd. Of de bouwwerken nog steeds bestaan en of de Hal van de Volksgemeenschap haar multi-functionele naam heeft behouden, is niet bekend. Tijdens de uitvoering van het project kreeg Giesler een tweede opdracht toebedeeld, een officieuze Führerauftrag, bedoeld om absolute voorrang te verschaffen boven andere ondernemingen. Het uit 1521 daterende Hotel Elephant te Weimar werd in 1937 door de Nazi's tegen de grond gegooid en Giesler zou zich met de te plegen nieuwbouw bezighouden. Hitler persoonlijk gaf de architect de raad een dames- en herenkapsalon in het hotel te plannen, benevens een grote hoeveelheid eenpersoons-kamers, kleine keukentjes op elke verdieping en duizenden-een details meer. Als laatste wens kwam een privé-appartement voor Hitler, dat geïsoleerd van het directe hotelgedeelte werd gebouwd. Ter gelegenheid van de eerste overnachting van de Gröfatz in het nieuwe hotel, had Giesler Cranachs ‘Dame met hoed’ uit het museum laten halen en boven de schouw van Hitlers woonkamer gehangen. Blijkens een foto hing er nog een tweede Cranach. Hitler kon de ‘Dame met hoed’ weinig waarderen en liet het schilderij vervangen door een pijnlijk lelijke schildering van een adelaar met swastika.
Giesler heeft zich, hij hamert er zelf bij voortduring in zijn boek op, bij elke opdracht nauwgezet aan iedere aanwijzing en wens van Hitler gehouden. Voor een groot deel kan dit zijn succes bij de Gröfatz verklaren. Dat Hitler zich tevreden toonde, blijkt uit het feit dat Giesler zich vanaf begin 1938 kon gaan bezighouden met het ontwerpen van een Parteiforum voor Augsburg; een aanleg die veel op die van Weimar lijkt. Duidelijke verwantschap met het enorme bureau van de Gauleitung in Augsburg toont het ontwerp van de Hohe Schule der nsdap, die aan de oevers van de Beierse Chiemsee was geprojecteerd. Alfred Rosenberg was degene die dit geheel had uitgewerkt naar een idee dat hij van Ley had gepikt, die, zoals gezegd, zijn Ordensburgen op Himmlers Wewelsburg had gestoeld. Het zou een soort nsdap-universiteit worden die dienen kon als een afsluiting van de Ordensburg-opleiding; maar tegelijk kon Rosenberg hiermee zijn invloed tegenover die van andere partijbonzen op de overige cursussen doen gelden. In de Hohe Schule zou zware nadruk worden gelegd op antisemitisme en Germaanse Forschung. Het Amt Rosenberg was al enige jaren bezig een geweldige verzameling judaïca aan te leggen met de bedoeling het antisemitisme ‘wetenschappelijk’ te onderbouwen. Het had weinig gescheeld of Ley had ook bij dit project de supervisie gehad. Hitler wilde, zoals wel vaker, twee concurrenten tegen elkaar uitspelen: Rosenberg en Ley kregen beiden de opdracht voor een ontwerp te zorgen, wat erin resulteerde dat Ley Clemens Klotz in de arm nam en Rosenberg Giesler benaderde. De beide laatsten ontwierpen een Ordensburg-achtig geheel. Toen werd echter duidelijk dat Hitler de naam Hohe Schule voor het project had uitgekozen. Giesler merkte dat de Gröfatz deze naam letterlijk opgevat wenste te zien en besefte dat ze met hun ontwerp op de verkeerde weg zaten. Rosenberg en Giesler vroegen bij de presentatie, waar ze met lege handen aankwamen, enige maanden uitstel teneinde een nieuw ontwerp te kunnen maken. Zo konden ze in mei 1938 een maquette laten zien die, op schaal, een complex voorstelde met een half kilometer breed front en een meer dan honderd meter hoog torenblok. Het hele terrein strekte zich van ingang tot Chiemsee-façade over anderhalve kilometer uit. Met de bouw zou nooit begonnen worden. | ||||||||||||||
6. De maquettebouwerDe opdracht voor de Hohe Schule der nsdap vormde voor Giesler het begin van zijn meest succesvolle periode. Parallel hieraan liep het feit dat praktisch niets van de opdrachten uit deze tijd ook daadwerkelijk werd gebouwd. Dit kan voornamelijk geweten worden aan de Baustop die in 1939 werd afgekondigd voor alle niet-militaire of niet-militair noodzakelijke gebouwen. Nagenoeg de gehele produktie van na 1939 bestond dan ook uit maquettes; iets dat overigens, naast Giesler, voor alle andere architecten gold. Juist in het gegeven van deze maquettes ligt een mogelijke verklaring voor Gieslers succes als Nazi-architect: aan de modellen die hij sinds de Ordensburg afleverde was de grootst mogelijke zorg besteed. In Gieslers bezit bevindt zich een klap- | ||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||
per met foto's van alle modellen die voor de Weimar-wedstrijd werden ingeleverd. Vergelijking van Gieslers maquettes met die van de andere mededingers, toont aan dat de kwaliteit van de overige modellen inferieur was aan die van GieslerGa naar eindnoot22.. Uiteindelijk bezat de architect een staf die groot genoeg was om elk detail tot in de finesses uit te werken: het aantal van zevenhonderd medewerkers wordt genoemd, hoewel Speer zelfs over duizend mensen kon beschikkenGa naar eindnoot23.. Een van Gieslers belangrijkste medewerkers was een ‘Handwerker’ uit de Allgäu, die voor hem het model van de Ordensburg Sonthofen in verschillende soorten hout had uitgevoerd. Later werd deze man in de speciale maquette-afdeling opgenomen en kreeg hij de leiding over de vervaardiging van de talrijke Giesler-modellenGa naar eindnoot24.. Omdat tijdens de oorlog nagenoeg geen enkel project meer gerealiseerd kon wordenGa naar eindnoot25., moest Hitler genoegen nemen met dergelijke maquettes. Wat het verschijnsel maquette echter waarschijnlijk bij Hitler bijzonder populair maakte, was het feit dat modellen een fase van het architectuur-ontwerp vertegenwoordigden waarmee hij zich nog kon bemoeien. Dat deed hij dan ook: er zijn talloze foto's te vinden waarop de Gröfatz zich over een model, een tekening of een paar foto's buigt met grote handbewegingen aanduidend dat hij tevreden is, of hier en daar nog een verandering wil zien. In ruwe schetsen geeft hij zijn architecten aanwijzingen. Uit de vergelijking van de Hitler-schetsen die Giesler in zijn boek heeft opgenomen met de uiteindelijke bouwwerken of maquettes, blijkt dat de architect zich voortdurend op Hitlers suggesties, hoe vaag ook, heeft gebaseerd. Een garantie voor tevredenheid over het eindresultaat van de kant van zijn opdrachtgever.
Dat Gieslers proefperiode met goed gevolg was afgesloten, was al snel merkbaar. In 1938 en 1939 werd hij lid van de Preußsche Akademie, tot professor benoemd, gekozen in de Reichskultursenat, mocht hij deelnemen aan de Parijse wereldtentoonstelling (waar hij een paar prijzen in de wacht sleepte), en kreeg hij de opdracht de Duitse afdeling op de voor 1942 in Rome geplande wereldtentoonstelling te bouwen. Samen met Speer kreeg Giesler in 1939 de supervisie over de gebouwen op de Obersalzberg. De bouw van de Generalshalle werd aan hen beiden gegund; een duidelijk teken van Hitlers vertrouwen. Inmiddels was de concurrentiestrijd tussen de twee toparchitecten van het Derde Rijk in volle hevigheid ontbrand, indachtig Hitlers principe het beste uit zijn ondergeschikten te puren door ze tegen elkaar op te zetten. Albert Speer had de Neugestaltung van Berlijn onder zijn hoede gekregen. Uit deze stad zou de wereldhoofstad Germania moeten groeien, een konterfeitsel uitgaand van een enorme Noord-Zuid as, beginnend bij een reusachtige Kuppelhalle en uitlopend in een triomfboog met paradeterrein. In 1938 kreeg Giesler de opdracht voor de Neugestaltung van München, de Hauptstadt der Bewegung, een stad waaraan Hitlers sentimenten meer waren verbonden dan aan Berlijn. De tegenhanger van de Berlijnse Kuppelhalle werd hier de koepel van het nieuw te bouwen station. Verder was ook hier een brede as (Oost-West) gepland, met als blikvanger een geweldige obelisk als overwinningsmonument. Zoals bij veel projecten, dacht men met München in 1950 klaar te zijn. Het blijkt overigens Hitler zelf te zijn geweest die verantwoordelijk was voor de Prachtstrassen in Berlijn en München; de twee ontwerpen danken hun onderlinge gelijkenis aan Hitlers bemoeienissen. De assenplattegrond heeft overigens school gemaakt: vanaf deze tijd werd in ieder herbebouwingsplan van een Gaustadt uitgegaan van een Noord-Zuid- of een Oost-West as, of een combinatie van beide. De voorbereidingen voor de Münchense nieuwbouw uit het pre-Gieslerstadium waren door onderlinge meningsverschillen in het honderd gelopen. Fase twee van de voorbereidingen eindigde, aldus Giesler, in totale chaos, ‘und dann kam Phase drei, das war also ich!’ Op 21 december 1938 werd hij tot Generalbaurat der Hauptstadt der Bewegung benoemd. Aanvankelijk had hij volgens eigen zeggen totaal geen inzicht in wat Speer in Berlijn-Germania brouwde; pas vroeg in 1939 kreeg Giesler daarover enige algemene informatie: ‘Bis dahin war das bei Speer ja wie eine Generalstabsabkesselung. Ich kannte wohl seine Planung für das Zeppelinfeld in Nürnberg undsoweiter... Als Einzelteil wusste ich auch von einer großen Kuppel, ein Zentralraum; aber ich hatte keinerlei Einblick in die Einzelkeiten, die hat Speer sorgfältig behütetGa naar eindnoot26..’ | ||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||
Forum Augsburg: Stadthalle met toren.
De sfeer tussen de beide architecten wordt gekenschetst door een opmerking die Giesler maakte bij de foto waarop Hitler, Giesler en Gauleiter Eigruber over enige tekeningen van Linz staan gebogen. Op mijn vraag wie de vierde man in uniform op de bovenhoek van de foto is, antwoordde Giesler dat dat een spion van Speer was, die vanuit Berlijn naar München was gedetacheerdGa naar eindnoot27.. Speer ging zelfs verder: in 1939 was hij onder andere voor de toewijzing van bouwmaterialen aan München verantwoordelijk. Hij voldeed slechts gedeeltelijk of in het geheel niet aan de aanvragen van Generalbaurat Giesler voor ijzeren staal, zodat alle werkzaamheden zelfs een tijdlang stilgelegd moesten wordenGa naar eindnoot28.. In 1940 stelde Speer voor een nieuwe functie in het leven te roepen, de post van ‘Beauftragter des Führers für Baukunst und Städtebau der nsdap’, hetgeen de facto een onbetwiste leidersrol voor Speer in bouwaangelegenheden zou betekenen. De nieuwe functie diende er mede toe Giesler uit te schakelen. Deze nam echter Martin Bormann in de arm, met wie hij een uitstekende verhouding schijnt te hebben gehad, in tegenstelling tot Speer die door Bormann op alle mogelijke manieren werd tegengewerkt. Dankzij Bormanns invloed op Hitler ketste Speers voorstel al snel af. Dit weer ontwikkelde zich tot een openlijke ruzie tussen Hitlers lievelingsarchitectenGa naar eindnoot29..
Een verdere aanwijzing voor de bevoorrechte positie die Giesler binnen de kunstenaars-hiërarchie had weten te verwerven, is zijn deelname, samen met Speer en Arno Breker, aan de drie uur durende Bildungsreise van de Gröfatz naar Parijs op 24 juni 1940. Het gezelschap kwam om vier uur 's ochtends per vliegtuig in de Franse hoofdstad aan, waarna men in een autocolonne langs de Eiffeltoren, de Opéra, de Dôme des Invalides en de Sacre Coeur toerde. Om negen uur die ochtend verlieten de kunstgenieters de stad weerGa naar eindnoot30.. Volgens Giesler fluisterde Hitler hem tijdens het bezoek aan het graf van Napoleon in de Dôme des Invalides toe dat hij later het graf van de Führer zou mogen ontwerpenGa naar eindnoot31.. Dit lijkt het moment te zijn geweest waarop Giesler definitief dezelfde rang als Speer bereikte. Dat hij Speer later zelfs van de eerste plaats in de gunst van Hitler verdrong, beaamde deze laatste architect vier jaar na het beëindigen van de oorlog: ‘Gestern noch konnte Hitler mich einen genialen Architekten nennen, aber wer garantierte schon, daß er nicht morgen sagen würde: “Dieser Giesler gefällt mir besser.” Ab 1943 hat er meinen Münchner Gegenspieler wohl tatsächlich mir vorgezogenGa naar eindnoot32..’ Berlijn en München bleven voor Hitler steden die allereerst voor de representatie van de Partij bedoeld waren; Linz daarentegen mocht zich in de speciale genegenheid van de Gröfatz verheugen. Hitler had zich al vanaf zijn puberteit op ontwerpen voor de Oostenrijkse stad bezonnen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij de tenuitvoerlegging van de Führerauftrag Linz met de grootst mogelijke belangstelling volgde. In eerste instantie was professor Roderich Fick met de planning belast. In 1939 kreeg Fick van Speer dezelfde vol- | ||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||
machten voor Linz, ‘wie sie Professor Giesler füt München erhalten hatGa naar eindnoot33..’ Hitler was echter niet tevreden over Ficks werkzaamheden en uiteindelijk werd hij vervangen door Giesler. De auteurs van Hitlers Städte beweren dat Giesler het ontslag van Fick en zijn eigen benoeming door manipulatie heeft weten te bewerkstelligenGa naar eindnoot34.. Het aanhalen van deze bewering tijdens ons laatste gesprek maakte Giesler witheet van woede. Hij wees erop dat in het Linzhoofdstuk van het genoemde boek de verkeerde foto's zijn geplaatstGa naar eindnoot35.. Daarnaast ontkende hij ten stelligste Fick opzettelijk van diens plaats te hebben verdrongen. Als bewijs hiervoor, haalde hij een aantal copieën tevoorschijn van de briefwisseling die de Neuplanung Linz betrof. De correspondentie werd tussen 1942 en 1944 gevoerd door de chef van de Reichskanzlei, Hans-Heinrich Lammers, Reichsleiter Martin Bormann, professor Fick, de Gauleiter van het district Oberdonau, August Eigtuber en Giesler. Hieruit zou volgens Giesler voldoende blijken dat hij met Ficks ontslag niets van doen had. Dit blijkt echter niet uit de documenten. Weliswaar wordt in het begin van de briefwisseling aangevoerd dat zowel Eigruber als Speer van mening zijn dat ‘Reichsbaurat Fick der ihm zugedachten Aufgabe nicht gewachsen ist’, maar aan het eind van dezelfde brief van 5 oktober 1942 geeft zijn opsteller Bormann te kennen: ‘Am besten würde nach meiner Meinung Generalbaurat Giesler die Oberleitung der Linzer Planung übernehmen.’ Al vanaf 1940 echter hadden Giesler en Bormann een
Maquette van de Hohe Schule der nsdap aan de Chiemsee.
Hitler buigt zich over het model van het Kraft-durch-Freude-Hotel, bedoeld voor het stationsplein in München. Op de achtergrond Giesler.
| ||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||
Ortsbesichtigung Linz: v.l.n.r. Speer, Hitler, Giesler.
Ortsbesichtigung Linz: v.l.n.r. Giesler, Speer, Hitler, Prof. Roderich Fick.
hecht front gevormd tegen Albert Speer. Het is daarom heel goed mogelijk dat Bormann met alle geweld de Linz-opdracht aan Giesler wilde doorspelen, om zo nog meer projecten bij Giesler onder te brengen, zodat deze tenslotte als de belangrijkste Naziarchitect naar voren zou komen. Een dergelijke actie kan zeer goed met medeweten van de architect zelf zijn uitgevoerd. Dat Giesler in ieder geval in 1943 aan Fick de genadeslag wist toe te brengen, toont diens reactie op een brief die Fick op 2 juni aan hem schreef. Fick vroeg daarbij de modellen en tekeningen van Giesler zodat ze het werk op elkaar konden afstemmen. Voorts vroeg hij Giesler zich ‘im Rahmen Ihrer Aufträge zu halten und Gebiete, in denen ich persönlich nicht nur städtebaulich, sondern auch im einzelnen plane, unberührt zu lassen.’ Klaarblijkelijk een laatste vertwijfelde poging om de competenties van de beide architecten vast te leggen. Zes dagen later krijgt Fick antwoord, maar niet van Giesler. Een brief van Bormann geeft Fick op bitse toon te verstaan dat Giesler de opdracht-Linz van Hitler zelf heeft gekregen. ‘Sie,’ zo gaat hij verder, ‘tragen für diese Planungen keine Verantwortung... Der Führer bittet Sie, von weiteren derartigen Briefen an Professor Giesler Abstand zu nehmen.’ Dat Fick zijn positie verspeeld heeft wordt duidelijk door het bericht dat niet Giesler zijn plannen aan Fick moet mededelen, maar dat Fick alle plannen aan Giesler dient toe te zenden die door deze worden opgevraagd. Van Giesler zelf geen woord, hij heeft Ficks brief na ontvangst linea recta aan Bor- | ||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||
Gebogen over plannen van Linz, v.l.n.r. Gauleiter Eigruber, Hitler, Giesler en, in de rechterbovenhoek, Speers ‘spion’.
mann doorgestuurd, waarschijnlijk voorzien van enig commentaar en een voorstel betreffende de te nemen maatregelen. Linz behoorde tot de specifieke bevoegdheden van Hitlers secretaris Bormann. Door zich met Bormann te verbinden, kreeg Giesler zijn troefkaart in handen. Bormann was tijdens de laatste jaren op Hitler na de belangrijkste man van het Derde Rijk. Tot dan toe had Giesler zich van de ene maecenas naar de andere begeven. Vreemd genoeg bleken deze, in hun opeenvolging, telkens gezworen vijanden van elkaar te zijn: Ley werd na de Ordensburg verwisseld door Alfred Rosenberg met diens concurrerende Hohe Schule, terwijl Rosenberg plaats maakte voor Bormann. Bormann haatte Rosenberg zo erg dat hij diens speciaal ter bestrijding van de joden opgerichte Amt Rosenberg saboteerde, hoewel hij eigenlijk samen met Rosenberg eenzelfde (zelfs binnen de nsdap) radicale antisemitische lijn voorstondGa naar eindnoot36.. In hoeverre Bormann Hitlers voorkeur voor Giesler heeft beïnvloed, is niet duidelijk, maar een en ander zal zeker met de goede verstandhouding tussen Hitler en Giesler te maken hebben gehad.
De herinrichting van Linz had een ander karakter dan de Neuplanungen voor Berlijn en München, hoewel Linz qua omvang van het project zeker bij de beide grotere steden hoorde. Linz was voor Hitler de plaats waar hij een relatief geborgen middelbareschooltijd had doorgebracht, waar hij zijn eerste kennismaking had met de architectuur en waar hij voor het eerst het werk van Wagner en, misschien nog belangrijker voor zijn smaakontwikkeling, operettes opgevoerd zag. In deze Donau-stad wenste Hitler dan ook zijn Alterssitz te bouwen. Mogelijk zou Hitler Linz ongemoeid hebben gelaten, ware het niet dat hij een rekening met een andere stad te vereffenen had; met Wenen, een Donau-stad, net als Linz, maar natuurlijk veel imposanter. Ondanks Hitlers met de mond beleden afkeer van Großstädte als Wenen, met hun woekerend cosmopolitisme en vervreemding van raskenmerken, was de Gröfatz in zijn hart de provinciaal gebleven die het niet kon verkroppen dat zijn geadopteerde vaderstad genoegen moest nemen met een tweede rang in Oostenrijk. Hitler nam zijn maatregelen: oude wijken werden afgebroken en nieuwe bruggen over de Donau geslagen. Stedebouwkundig werd de nadruk op de oeverbe- | ||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||
bouwing gelegd: partijcentra, universiteit, musea, warenhuizen en de Alterssitz werden allen langs de rivier geprojecteerd. Stroomafwaarts kwamen filialen van de Hermann Göring-Werke, hoogovens die Hitlers zo geliefde rivier zouden vervuilen en de blik op de Donau grondig verpesten. Volgens Hitler zou Linz echter op deze manier, door belastingen en heffingen op de industrie, in haar eigen financiële behoefte kunnen voldoen en zodoende onafhankelijk tegenover een eventueel vijandige Gauleitung komen te staan.
Een project dat eveneens uit de periode Giesler stamt, was het observatorium op de Pöstlingberg, aan de linkeroever van de Donau. Dit geplande complex was verweven met een van die Thule-achtige curiositeiten die officieel niet meer door de nsdap-top werden gepropageerd: de Welteislehre (wel) van Hanns Hörbiger. Giesler zou op de Pöstlingberg het barokke Sankt Florian klooster omsluiten met nieuwe bouwwerken waarin zowel Mikro- als Makroforschung zou worden bedreven. Een observatorium en een planetarium dienden naast een gebouw dat de eerste Duitse electronenmicroscoop bevatte te worden geïnstalleerd. Voorts was een museum gepland dat aan deze activiteiten was gewijd. Hierin kregen bijvoorbeeld Kepler en Comenius een zaal, maar ook de wel. Giesler benadrukte weliswaar dat deze ruimte in verhouding maar klein zou worden, doch dat doet niets af aan het feit dat hiermee Hörbigers theorieën officieel werden gecondoneerdGa naar eindnoot37.. De Eislehre was een variant op de Hohle Weltlehre van ene Bender. Deze laatste theorie ging ervan uit dat het heelal in waarheid de binnenzijde van de aardbol is en dat wij in het centrum van de aarde leven. Toen deze theorie met radarachtige experimenten werd uitgetest, bleek de werkelijke waarde van Benders idee. Kort daarop werd hij naar een concentratiekamp gestuurd. De wel nam hierna de plaats van de hwl in. De wel ging ervan uit dat de fundamentele elementen van het heelal ijs en vuur waren. Het heelal bestond hierbij voornamelijk uit ijs, terwijl de aarde het element vuur representeerde. Dat deze theorie nog opgang maakte in de laatste oorlogsjaren, bewijst het bestaan van een Nederlandse vertaling van Hübigers boek uit 1943Ga naar eindnoot38..
Linz was Gieslers laatste grote opdracht. Zijn maquette-afdeling vervaardigde nog het beroemde model van de stad, dat Hitler in zijn laatste weken nog een dagelijkse afleiding van de benauwende realiteit bezorgde. De maquette ging samen met de Gröfatz tijdens de gevechten om Berlijn ten onder. | ||||||||||||||
7. RuïnesHet werk dat Giesler tijdens de oorlogsjaren verrichtte had feitelijk weinig meer met architectuur te maken, althans niet met de representatie-architectuur die hij en Speer met zoveel succes hadden bedreven. Reeds vanaf 1939 werd het ‘Luftwaffen-Bauprogramm’ bij het toch al niet geringe volume van Gieslers taken gevoegd. Ondermeer ontwierp hij hiervoor hangars en fabriekshallen. Hoewel hij unersetzlicher Künstler was, kwam Giesler terecht bij de technische bouwploegen van de Organisation Todt. Het predikaat bewaarde hem slechts voor directe frontdienst, niet voor inzet in de oorlogsindustrie. Gedurende de jaren 1941 en 1942 leidde hij zijn eigen Baugruppe Giesler in het Baltische gebied. De volgende twee jaren was hij leider van de ot-Einsatzgruppe Rußland-Nord, en vanaf eind 1944 tot het einde van de oorlog leidde hij de ot-Einsatzgruppe Deutschland v1-Bayern und Donaugaue en werd hij bovendien tot General-bevollmächtigter für das Bauwesen (gb Bau) voor dit gebied benoemd. Deze beide laatste functies hadden tot gevolg dat Giesler in 1947 door de militaire rechtbank Dachau als oorlogsmisdadiger tot levenslange dwangarbeid werd veroordeeld. Dit gebeurde tijdens het zogenaamde Mühldorfproces. In het Beierse Mühldorf en het nabijgelegen Kaufering/Landsberg werden tijdens de laatste oorlogsjaren grote installaties ter fabricage van ‘kriegsentscheidende Waffen’ (onder andere de v1 en v2) gebouwd. Omdat de gestelde datum van oplevering niet werd gehaald, werden de dwangarbeiders, onder wie concentratiekamp-gevangenen, onder meer door massa-executies ‘aangespoord’ harder te werken. Daarbij kwam dan nog de ‘normale’ behandeling die ze te verduren hadden. Uit hoofde van zijn functies zou Giesler hiervoor verantwoordelijk zijn geweest. Giesler verdedigde (en verdedigt) zich echter met de bewering dat dit project geheel en al door de ot vanuit Berlijn werd geleid en hij over | ||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||
Hitler bij de maquette van Linz; de kelder van de Reichskanzlei, februari 1945. In de kelderruimte waren lampen opgehangen die zo werkten dat een hele Tagesablauf gesimuleerd kon worden. Hitler kreeg er geen genoeg van de schaduwen telkens in een andere richting te zien vallen.
dit project hoegenaamd geen zeggenschap had. Dat hij onschuldig zou zijn, probeert hij in zijn boek verder te bewijzen door het feit dat hij al in 1952 vrijgelaten werd. Het is merkwaardig dat Giesler zelf nergens zijn laatste functie, die van gb Bau, noemt. Een dergelijk hoge functie impliceert dat hij hoe dan ook van doen had met dergelijke ondernemingen, ook al werden ze vanuit Berlijn geleid. Van zijn kant bestrijdt Giesler zelfs ooit een stap op het terrein van Mühldorf te hebben gezet.
Het verslag van Gieslers gevangenschap vult ettelijke tientallen bladzijden in Ein anderer Hitler. Beschrijvingen van nachtelijke voetbaltoernooien door de bewakers op de cellengang, waardoor hij de slaap niet kon vatten en diatribes over de gore cellen in Dachau waarin men de Nazigrootheden durfde onder te brengen, worden verweven met uitbarstingen over de bewakers en de Duitse tolken (afwisselend aangeduid als ‘Verräter, Trottel, Armleuchter, Hanswursten’ en ‘parfumierte Wichtigtuer’) en fijnzinnige opmerkingen over hoe weinig joden er in werkelijkheid zouden zijn vermoord in de kampen. Giesler is wel zo slim deze laatste beweringen in de mond van anderen te leggen (de meeste joden zouden door ziekten en door executies door de geallieerden - sic! - zijn omgekomen), maar mondeling is hij maar al te graag bereid de ‘Judenlüge’ nader toe te lichten. De man had wat uit te staan tijdens zijn gevangenschap! Zo schrijft hij in zijn boek dat hij in Dachau door nota bene ‘Zigeuner, Polen und kzler’ bewaakt werd. Een Der Stürmer-achtige stank walmt de lezer in deze passages tegemoet. Zijn bewakers zijn in een andere passage, ’...ehemalige kriminelle kzler’ met ‘Visagen... die mich musterten’. Hij blijkt ‘erstaunt, wieviel sie an boshaft-zynischer Gemeinheit auf ihrer widerlichen Gesichtsfläche und ihrem vollgefressenen Gefries untergebracht hatten.’ Uiteraard blijken de beide hoofdaanklagers tijdens het Mühldorfproces Amerikaanse joden te zijn. In de gevangenis heeft hij een ontmoeting: ‘Obwohl grosz, wirkte er, weil dick und fettleibig, mehr kolossal. Ich schätzte ihn auf zweieinhalb Zentner netto. Gradlinig verlief der Hinterkopf in den Nacken. Er hatte schwarze Borstenhaare bis fast in die Stirn hinein, ähnlich einer alten Schuhbürste, ergraut um die fleischigen Ohren, aus denen die Haare wie Staub- | ||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||
wedel quollen. Ein trapezförmig nach unten gelagertes Gesicht mit den Kiefern und Hängebacken eines Ebers, darunter ein Doppelkinn. Unruhige Augen, bösartig und stechend, ein Wildgestrüpp von Brauen darüber.’ ‘Wer ist dieser Alp?’ vraagt Giesler zich af. Het blijkt de psycholoog professor Katzenellenbogen te zijn. Voor de onopmerkzame lezers stelt hij nog vast: ‘Er ist Jude...’ Ik neem aan dat we hierna niet veel meer over de Reichskultursenator en unersetzlicher Künstler, professor Hermann Giesler hoeven te vermelden.
Van Gieslers boek zijn tot nu toe rond twintigduizend exemplaren verkocht. De vijfde en zesde druk zijn in voorbereiding. Op de omslag van de derde druk staan enige lezersreacties afgedrukt. Twee ouwetjes van 89 en 80 jaar, zijn met name erg blij met de levendige schildering van de ‘Gedankenwelt dieses seiner Zeit weit vorauseilenden Mannes [= Hitler]’. Tegen de inleider van het boek, Karl-Heinz Kausch, directeur van een gymnasium in Hannover, loopt nog steeds een proces. Inmiddels is de ex-Sturmführer van een ss-pantserdivisie wel al als directeur geschorst. Giesler heeft geen moeite met zijn verleden, noch met zijn huidige, onveranderde, denkbeelden. De schrijvers van verhandelingen over de kunsten in het Derde Rijk hadden het er des te moeilijker mee. ‘Dieser Dülffer is ganz entsetzt daß ich mich nicht gewandelt habe. Ja mein Gott nochmahl!’ Arndt en Thies mochten niet komen. ‘Rämpel hat eine ganz üble Sache geschrieben. Petsch kann ich in allen Dingen widerlegen.’ ‘Wenn man mir nun meine Gesinnung vorwirft, was soll man denn da machen? Ich habe meinen Eid geleistet, ich habe Adolf Hitler kennen gelernt, wie kaum ein anderer - ich glaube fast besser als Speer. Denn mir gegenüber hat er sich regelrecht offenbart.’ Er valt een lang aanhoudende stilte in het gesprek. Eerder heeft Giesler gezegd dat hij zich niet kan voorstellen waarom hij tot levenslang was veroordeeld: ‘Vielleicht habe ich den Bleistift zu spitz angespitzt für Adolf Hitler.’
We lopen naar de deur; het laatste gesprek is beëindigd. Van een haltafeltje pakt Giesler in het voorbijgaan een boekje op over Churchill en roept triomfantelijk uit dat iedereen dat moet lezen, want daaruit blijkt dat Churchill ‘den Krieg ja schon in 1932/‘33 geplant hat.’ Tegenover het station van Düsseldorf, waar ik op een buitenperron de Intercity naar Nederland afwacht, is een grote bouwput. Temidden van Wilhelminische etagewoningen trekken draglines hun sporen en storten gehelmde arbeiders beton. Duitsland bouwt.
Met dank aan H.G. van Veen Fotoreproducties Jos Geelen Briefwisseling Linz: Bundesarchiv Koblenz | ||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||
Korte bibliografie
|
|