Geert van der Kolk
Devil Anse
‘Van buiten de staat, hè?’ zei Tweel.
Dat was een retorische vraag.
‘Je auto voor het hotel,’ zei Tweel, ‘we zien niet vaak out-of-state nummerborden hier.’
Tweel had een bril op en rafelig wit haar.
‘Niet zo slecht, hè, het hotel,’ zei hij, ‘moet wel een verfje hebben, natuurlijk.’
En een donkergrijs jasje aan, met een witte krijtstreep.
‘In welke kamer zit je? 19 zeker, eerste verdieping, aan de straat.’
En een overhemd van een heel andere kleur wit, en een donkerbruin dasje.
‘En Nancy? Heb je Nancy al ontmoet?’
En een vuile gele broek, die veel te kort was. Misschien leek dat maar zo, doordat hij op een barkruk zat.
‘Die is niet helemaal goed, Nancy, last van haar hoofd en van haar hart, altijd al gehad, al sinds ze klein was.’
En zware oude rijglaarzen.
‘Ze werkt wel, op het kantoor van de umw Local, maar in het hotel is ze niks waard.’
Tweel dronk koffie.
‘En nou moet Lou daarom alles alleen doen.’
En hij rookte ook niet.
‘Sinds ik weg ben, sinds de scheiding.’
Hij was toen eenentachtig jaar oud.
Het hotel had twee telefoons, een op de balie die 's avonds in een la verdween, en een bovenaan de trap, in de linnenkast.
Gasten die bij Lou in een goed blaadje stonden kregen een sleutel.
's Avonds rinkelde de kast, maar het was voor Missus Louise, please.
‘Yeah,’ zei Lou beneden in de hal, en, ‘met wie spreek ik?’ en ‘Yeah, this is she,’ en, ‘En wie ben jij?’ en ‘Je hebt het verkeerde nummer.’
De weg die achter Mr. Donut begon was eerst van asfalt en na de brug van zand en modder. De heuvels rechts waren kaal en links dichtbegroeid met mobile homes. Tweels huis was van hout, niet mobiel maar ook niet erg solide en binnen stonk het, maar het regende. Het zeil van de keukenvloer was gescheurd en het formica van het aanrecht gebroken. In de gootsteen stond een afwasteil met sokken, op het fornuis een pak zeep, op de stoel een koekepan met oude eieren.